Kon je naar aanleiding van Zwemmen in de oceaan (2017) nog denken dat Miriam Rasch zich wel thuis voelde in de digitale wereld, met Frictie is dat niet mogelijk, getuige alleen al de titel. Die duidt er op dat er frictie is ontstaan tussen Rasch en de digitalisering, en helemaal met het dataïsme dat daaruit is voortgekomen.

De reden: men is gaan geloven dat alles wat bestaat te vertalen is naar digitale data en dat de wereld daarmee de goede kant op te duwen is. En dat getallen de wijsheid in pacht zouden hebben.

Dat het de goede kant op gaat denkt Rasch niet langer omdat zij in het proces van dataficatie verloren gaat en niemand zich daarom lijkt te bekommeren. Ze verandert in dat proces in getallen. Alles wat ze doet en onderneemt met de apps op haar alleskunnende iPhone of computer wordt geregistreerd en geteld door zogenaamde ‘trackers’: als kleine stofzuigertjes vreten ze alle data op die ze tegenkomen.

Met die gegevens gaan Google, Facebook, etcetera aan de haal door ze automatisch (zonder enige frictie) door te verkopen aan adverteerders – dat is de Via Appia van de data, zonder dat ze daar zelf iets over te zeggen heeft. Wat willen data? Die willen geld verdienen.

ethiek in tijden van dataïsme

Dit proces zorgt voor een ethisch probleem, zoals de ondertitel van Frictie duidelijk maakt: Ethiek in tijden van dataïsme. Het probleem is dat Rasch’ haar zelfbeschikking wordt ontnomen. In de krochten van haar instellingen op Facebook vond zij de vierentwintig categorieën (filosoof, Lowlands, boekhandel, dieren, kermis etc) waarmee Facebook met haar de boer op gaat naar adverteerders. Het vormde een surrealistisch portret. Is het daarna een kwestie van stilzitten en je bek houden? Niet voor Rasch. Maar wat kan ze doen nu ze weet dat de ethische commissies van Google en Facebook na een week door conflicten werden opgeheven en tot niets hebben geleid?

In haar instellingen op Facebook vond zij een surrealistisch portret aan de hand van vierentwintig categorieën: filosoof, Lowlands, boekhandel, dieren, kermis, etc.

Rasch onderneemt in Frictie een essayistische exercitie waarin ze op zoek gaat naar de plaatsen waar zich een restant aan vrijheid bevindt. Wat te doen als deelnemer aan de digitale wereld als je je ingekapseld voelt, gevangen in wat Rasch op een onverwacht moment, op driekwart van het boek, ‘het totalitaire karakter van techniek’ noemt? Ze komt uit bij het klassieke voorbeeld van de weigering om nog ergens aan mee te doen: het ‘nee’ van de klerk Bartleby in de gelijknamige novelle van Herman Melville. Hij antwoordt op elke vraag van zijn baas: ‘nee, liever niet.’ Hij frustreert de normale communicatie, hij brengt het radarwerk op kantoor in de war.

Het kleine ‘nee’ van Bartleby staat tegenover massieve instellingen als Google, Facebook, Instagram die alle frictie in het bestaan willen oplossen door alles glad te strijken, alles te automatiseren, uitgaande van de overtuiging dat voor elk probleem een technologische oplossing bestaat.

Het dataïsme, legt Rasch overtuigend uit, heeft het moeilijk met de mens: die wil als mens zelf kiezen, die wil zelf goede keuzes maken en soms slechte. Het lijden van een echec behoort dan tot het repertoire van de mens, is deel van de menselijke conditie. Het behoort tot zijn vrijheid. Hij wil niet dat de deur open gaat als hij er alleen maar voor staat. Hij wil zelf de deur opendoen en voor de zoveelste keer gedachteloos eerst de verkeerde sleutel in het slot steken. Liever deze frictie dan geen frictie.

ethische differentie

Rasch is op zoek naar dat wat aan dataficatie, aan datasurveillance en algoritmische regulering ontsnapt. Ze wil niet gecontroleerd worden. Ze wil niet in een digitale mal geperst worden, want getallen raken vervreemd van waar ze voor staan. Ze wil geen onderdeel zijn van een ratingseconomie. Ze wil geen gedataficeerd leven leiden waarin haar gezondheid elk moment gecheckt wordt, haar boodschappen automatisch in haar koelkast belanden, haar bad vanzelf volloopt, haar stappen worden geteld tijdens het wandelen, haar temperatuur op haar horloge is af te lezen en de stofzuiger in zijn verweesde eentje aan het zuigen is.

Deze ‘ubicomp’, deze triviale ubiquitous computing, staat garant voor een eenvormige wereld, een allerburgerlijkste normalisering waaraan elke bijzonderheid of verrassing ontbreekt. Rasch komt in haar zoektocht naar wat zich aan dataficering onttrekt onvermijdelijk uit bij kunst, bij literatuur, bij poëzie, bij de idioot van Dostojewski als personage dat zich aan elke doelmatigheid onttrekt. Dit zijn allemaal, met een lelijk woord, de-automatons, verstoorders van het automatische, gladde en frictieloze.

Een apart hoofdstuk krijgt de de-automatons die Rasch nogal omslachtig het ‘else’ noemt, het Engsele woord voor ‘anders.’ Het else ontstaat wanneer Rasch haar data-selfie onder ogen krijgt en ziet dat het een karikatuur van haar is. Dat zorgt voor vervreemding. Het andere, het else, is de speelruimte tussen het ik van haar data-selfie en haar eigenlijke ik.

Daaruit blijkt dat ze toch niet helemaal te dataficeren is, er blijft nog het een en ander over, een ‘niet kwantificeerbare surplus’. Rasch ziet deze ‘verkeerde profilering’ niet alleen maar als iets negatiefs: dat ze digitaal niet ‘klopt’ zet de ‘hefboom voor reflectie’ open zodat ze zich kan corrigeren. Met behulp van andere digi-filosofen tuigt Rasch het else, het verschil tussen haar data-ik en haar eigenlijke ik, op tot een ‘ethische differentie.’

Zodra de datasurveillance merkt dat er een oningevulde ruimte zit tussen haar twee ikken wordt die ruimte door Facebook opgevuld met voorgeprogrammeerde wensen en verlangens. De ‘differentie’, het verschil wordt gladgestreken. Hoe dit te voorkomen en je vrijheid te behouden ‘om je eigen oningevulde ruimte en verlangens te bewaren, buiten bereik van de grijpgrage vingers van het dataïsme?’ Ja, hoe?

de stroperigheid van dingen

Door het in allerlei vormen te hebben over het leven als een half geordende en half ongeordende aangelegenheid, als rommelig, als niet al te logisch, meer essayistisch dan langs de lineaal geleefd, meer kunstzinnig dan automatisch, weet Rasch het verschil met de automatisering, digitalisering, dataficering, stroomlijning, vereenvoudiging, versimpeling en reducering duidelijk, bijna voelbaar te maken. Je voelt de ‘grijpgrage vingers van het dataïsme’ bijna in je nek.

Om een contrast aan te brengen tussen het oprukkende automatisme herinnert ze aan Jean-Paul Sartre en de passages in Het zijn en het niet waarin het gaat over ‘de stroperigheid van de dingen.’ Aanvankelijk lijkt het glimmende oppervlak aantrekkelijk, maar zijn we eenmaal verleid dan laat het niet meer los en maakt de stroperigheid zich waar: het leven verloopt niet gladjes.

Aanvankelijk lijkt het glimmende oppervlak aantrekkelijk, maar zijn we eenmaal verleid dan laat het niet meer los en maakt de stroperigheid zich waar: het leven verloopt niet gladjes.

Het schijnbaar volmaakte van de automatisering en dataficering confronteert Rasch ook nog met de buiten-digitale werkelijkheid van wat ze ‘het vijfde kwartier’ noemt: alles aan de werkelijkheid dat afschuwelijk is, maar dat door het gladstrijkende dataïsme niet wordt gezien, wordt weggedrukt, omdat het niet in hokjes geduwd kan worden. Dit is het ‘niet te temmen overschot’, zoals ‘excrementen, pus en bloed, roetneerslag, medicatieresten, slechte lucht.’

Automatisering, digitalisering, dataficering zorgt voor stroomlijning, vereenvoudiging, versimpeling en reducering van de werkelijkheid. Geleidelijk aan verdwijnt daardoor dat het leven interpretatie is. Het leven ligt niet vast in data en cijfers, maar moet steeds weer bestudeerd, geïnterpreteerd en gecreëerd worden. Er kiert licht tussen een ding en het woord voor een ding, citeert Rasch uit Hersenbeest van Marjan Slob. Er is ruimte het ding anders te noemen.

Zoals de ethiek de ruimte is waarin over van alles beslist kan worden dat nog niet vastligt: ‘ethiek’, citeert Rasch Simone de Beauvoir, ‘veronderstelt imperfectie, ze is onlosmakelijk verbonden met falen, met niet-weten.’ Met frictie. ‘Niet zeker weten wat je moet doen is precies de bron waaruit de moraal ontspringt.’

Het is alsof het dataïsme altijd zeker weet wat het doet. Dat moet tot een echec leiden.

Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme door Miriam Rasch is uitgegeven door De Bezige Bij.