‘Poëzie’ schrijft Anneke Brassinga in Crudités, ‘is meestal hinderlijk, want wezenloos, pretentieus, of braaf beantwoordend aan eigen of andermans denkbeeld over wat poëzie zij.’ Zo’n afkeer van slechte poëzie (daar komt het op neer) ruimt aardig op. Brassinga moet niets van sentimentaliteit hebben, voelt weinig voor gedichten met een boodschap, verdraagt alleen in uitzonderlijke gevallen liefdespoëzie en is geen liefhebber van ‘poëzie als een vorm van allerindividueelste expressie van de overbekendste emoties’. Maar er zijn uitzonderingen.

Blijkens Crudités beschouwt Brassinga de poëzie van Herman Gorter, J.H. Leopold, Martinus Nijhoff, Paul van Ostaijen, Kees Ouwens, Jacob Groot en de Franse dichter Stéphane Mallarmé niet als hinderlijke poëzie, integendeel, daar spiegelt ze zich graag aan. Het is dan ook geen zachtzinnige poëzie, maar weerbarstig en buitensporig in de combinatie taalvernuft en emotioneel gehalte. Dit is een poëzie die duur wordt...