In de Rode Salon van Kasteel Sterkenburg ligt een jongen van een jaar of twintig, geheel in pak, op een grote leren bank te slapen. Het is een koude zondagochtend in januari, een uur of halfnegen, op de slotgracht ligt een dun laagje ijs. ‘Thierry vond hem vanochtend zo,’ zegt een meisje dat net voor de ingang een sigaret heeft gerookt.

Ze loopt op hem af. ‘Hee,’ zegt ze. Er gebeurt niets. Wat harder dan: ‘Hee!’ Ze port in zijn zij. De jongen murmelt, kijkt verward op. ‘Ga maar snel douchen,’ zegt het meisje streng. ‘We gaan zo weer beginnen met het college.’ De jongen staat gehoorzaam op en loopt schommelend de trap op. ‘Jezus,’ zegt het meisje als hij de hoek om is verdwenen. ‘Wat een...