De geschiedwetenschap geeft geen definitief beeld van ‘hoe het eigenlijk is geweest’. Het is een voortdurende interpreteren van feiten en bronnen. Machiavelli wist al dat de strijd om interpretatie een politieke strijd is.

De vooral in Canada werkzame historicus en auteur Jacques Pauwels (Gent, 1946) voegt hier in het kielzog van Marx aan toe dat het vooral de machtigen zijn die hun versie van de geschiedenis kunnen doordrukken. Eerder illustreerde Pauwels dit in zijn boek Big business met nazi-Duitsland (2009) treffend met een voorbeeld van de zestigste verjaardag van de landing van de troepen in Normandië. Ter gelegenheid daarvan waren op de Amerikaanse televisie voortdurend commercials van General Motors te zien, waarin het autoconcern zichzelf op de borst klopte als wapenleverancier van de geallieerde troepen.

Over het feit dat het bedrijf ook nazi-Duitsland allerhande oorlogsgerelateerde goederen had geleverd, werd in de spots vanzelfsprekend niet gerept. Overigens kwam die landing er volgens Pauwels uiteindelijk alleen maar om te verhinderen dat de Sovjet-Unie er met het grootste deel van de koek vandoor zou gaan, en niet, zoals de mythe van the good war het wil, om de idealen van vrijheid, recht en democratie in Europa te herstellen. Het is dit van klassenbelangen doordesemde geschiedenisonderricht waar Pauwels zich in De grote mythen van de moderne geschiedenis tegen afzet.

De financieel-economische elite stuurt volgens Pauwels telkens weer aan op oorlog, omwille van economische motieven.

Daarbij stelt Pauwels in zijn recent verschenen boek vast dat de financieel-economische elite in de loop van de geschiedenis telkens weer aanstuurt op oorlog, omwille van economische motieven, maar ook om op die manier revolutie en dus maatschappelijke verandering de kop in te drukken.

Tussen dertig jaar Mauerfall (9 november) en Wapenstilstandsdag (11 november) door sprak Vrij Nederland met de Belgisch-Canadese historicus over enkele wijdverbreide historische misvattingen en de drijvende krachten van de geschiedenis.

U beweert in uw boek dat de Eerste Wereldoorlog een oorlog was tegen de democratie, terwijl de Amerikaanse president Woodrow Wilson zei dat de inzet was ‘to make the world safe for democracy’.

‘Wilson verklaarde in april 1917 de oorlog aan Duitsland omdat Wall Street dat wilde. En Wall Street wou dat omdat het er toen naar uitzag dat de Britten en hun Franse en andere bondgenoten zonder Amerikaanse hulp de oorlog zouden verliezen en nooit de torenhoge bedragen zouden kunnen terugbetalen die ze bij de Amerikaanse banken hadden geleend, wat voor Wall Street een catastrofe zou geweest zijn. Maar dat kon men het Amerikaanse publiek niet vertellen, dus kwam Wilson met het verzinsel dat het een oorlog voor de democratie was.

In werkelijkheid was het dus een oorlog voor de winsten, de winsten van Wall Street. Bovendien was het ook een oorlog tegen de democratie. In de VS heerste er toen nog veel schrijnende armoede – nu overigens ook nog – en was het volk onrustig en zelfs opstandig. De staat van oorlog verschafte een perfect excuus om hard op te treden tegen dergelijke lastposten. Wilson heeft gretig gebruik gemaakt van de oorlog om repressieve en ondemocratische wetten door te voeren, wetten die na de oorlog nooit volledig werden afgeschaft.’

‘De macht werd Hitler door de Duitse elite op een presenteerblaadje aangeboden.

U maakt eveneens korte metten met de boutade ‘Hitler werd ook democratisch verkozen’, die steevast wordt aangewend ter waarschuwing van beleidsdeelname van allerhande radicale partijen.

‘Hitler heeft bij de algemene verkiezingen nooit een meerderheid van de stemmen gekregen. Zijn partij, de NSDAP, was na de verkiezingen van de zomer van 1932 wel de grootste partij van Duitsland, maar over een parlementaire meerderheid beschikte zij niet. En tijdens de nieuwe verkiezingen in november van datzelfde jaar verloor de NSDAP heel veel stemmen en dus zetels in de Reichstag.

De communisten boekten wel electorale vooruitgang. Dat deed bij bankiers, industriëlen, adellijke grootgrondbezitters, generaals en andere leden van de elite de vrees ontstaan dat er een soort volksfrontregering aan de macht kon komen. Om dat te verhinderen, werd achter de coulissen door rijke en machtige mensen gecomplotteerd. Resultaat? President Hindenburg liet Hitler – tegen alle parlementaire logica in – een coalitieregering leiden met de bedoeling dat zijn conservatieve partners de touwtjes in handen hielden. Het is op die hoogst ondemocratische manier dat Hitler kanselier werd.

‘De nazi’s spraken van een Machtergreifiung, alsof Hitler op eigen kracht aan de macht was gekomen. Maar in werkelijkheid werd de macht hem door de Duitse elite op een presenteerblaadje aangeboden en kun je veeleer spreken van een Machtübertragung.

Napoleon en Hitler worden meestal opgevoerd als uitzonderlijke individuen die eigenhandig de loop van de geschiedenis hebben gewijzigd. In uw lezing van de geschiedenis komen ze eerder naar voren als pionnen.

‘De conventionele geschiedschrijving blijft nog steeds trouw aan de negentiende-eeuwse opvatting dat grote persoonlijkheden – booswichten als Hitler en helden als Churchill – de loop van de geschiedenis bepalen. In werkelijkheid zijn economische en sociale factoren doorslaggevend. Neem Napoleon. Napoleon Bonaparte vertegenwoordigde de Franse grootburgerij die de radicalisering van de Revolutie en de democratisering wilde afremmen, een ontwikkeling waarvan Robespierre de incarnatie en het boegbeeld was. De dictator Napoleon kon het volk nog naar de pijpen van de economische elite doen dansen. Op een dergelijke manier liet de Duitse elite in 1933 Hitler aan de macht komen om haar belangen te behartigen, wat hij tot het bittere einde ijverig heeft gedaan. Met zijn bewapeningsprogramma, met zijn oorlog, zoals ik in mijn boek aantoon.’

‘De economische en sociale belangen van de elite worden beter gediend door een dictatuur dan door een democratie.’

‘Ook Mussolini was helemaal geen selfmade man, zoals al te veel historici het nog steeds doen voorkomen, maar eerder een instrument. Een pion van de elite van het land die dictatuur verkoos boven democratie. Geen wonder. De economische en sociale belangen van de elite worden beter gediend door een dictatuur dan door een democratie, een systeem waarin dankzij het algemeen stemrecht de volkse “massa” potentieel zijn wil kan opleggen aan de demografische minderheid die de elite nu eenmaal is.’

‘Onder Trump is het Amerikaanse imperialisme agressiever en gevaarlijker dan ooit, maar het is verkeerd om al die narigheid aan de man persoonlijk toe te schrijven.’

De America-First-koers van Trump lijkt een einde te hebben gemaakt aan de façade van moreel leiderschap van de VS. Hoe kijkt u daar tegenaan?

‘Ook hier moeten we rekening houden met het feit dat historici en journalisten de rol van persoonlijkheden vaak sterk overschatten en te weinig aandacht besteden aan het belang van systemen, van socio-economische systemen. Iedereen bekritiseert Donald Trump. Maar de voorgaande presidenten, niet alleen George W. Bush maar ook Barack Obama, waren niet veel beter.

Het kernprobleem is het Amerikaanse imperialisme en kapitalisme in zijn wereldwijde, agressieve gedaante, dat niet de minste belangstelling toont voor vrijheid, democratie en mensenrechten. Het imperialisme wil overal ter wereld zijn wil opleggen ten voordele van Amerika’s grote banken en bedrijven, bijvoorbeeld olietrusts en wapenfabrikanten. Tegen alle regels van het internationale recht in wil het Amerikaanse imperialisme weerspannige regeringen en hun leiders politiek of fysiek uit de weg ruimen. Regime change heet dat. Alle recente presidenten stonden op hun eigen manier in dienst van dit imperialisme, ook Obama.

Onder Trump is het Amerikaanse imperialisme – al dan niet ontdaan van morele franjes – agressiever en gevaarlijker dan ooit, maar het is verkeerd om al die narigheid aan de man persoonlijk toe te schrijven. Het probleem is het Amerikaanse imperialisme als zodanig, maar aan dat systeem wijden onze media en historici weinig of geen aandacht, het schijnt niet te bestaan. Ze focussen telkens weer op de leiders, op presidenten, vandaag op Donald Trump. Over het kernprobleem wordt niet gesproken.’

U hekelt het geschiedenisonderricht waarin kapitalisme en democratie als een organisch gegroeide twee-eenheid wordt gepresenteerd. Gelden volgens u vandaag nog steeds de woorden van filosoof Max Horkheimer: Wie over het fascisme wil spreken, kan over het kapitalisme niet zwijgen’?

‘Horkheimer had gelijk, en hij heeft nog steeds gelijk. Het fascisme – inclusief Hitlers Duitse variant ervan, het nazisme – was en is een verschijningsvorm van het kapitalisme. Het kapitalisme is niet ontstaan in een democratische maatschappij. Het nog jeugdige kapitalisme heeft in de loop van de negentiende eeuw de opkomst van de democratie niet vreugdevol begroet, integendeel. De democratie was gelieerd aan de vijand van het kapitalisme: de arbeidersbeweging, het socialisme. In Frankrijk bijvoorbeeld voelde het kapitalisme zich bijzonder goed thuis in de dictatuur van Napoleon III. En in Duitsland floreerde het onder Bismarck, de “ijzeren kanselier” en ook onder de hoogst antidemocratische keizer Wilhelm II.

Na de val van deze laatste in 1918 ontstond de democratische Weimarrepubliek, maar de bankiers en industriëlen van het Reich hadden niets dan verachting voor die staat. Juist omdat het een democratie was waarin gewone mensen – inclusief het werkvolk! – een woordje mochten meespreken. De Duitse kapitalisten droomden van een nieuwe “sterke man” zoals Bismarck, een leider die het volk discipline zou bijbrengen en de linkse rakkers mores zou leren. Zij hebben dan ook zo’n leider aan de macht gebracht: Hitler. Onder diens regime floreerde het kapitalisme als nooit tevoren.

Ook elders brachten de kapitalisten – met medewerking van grootgrondbezitters, hoge militairen e tutti quanti – fascisten aan de macht, bijvoorbeeld Mussolini in Italië. Het kapitalisme heeft de ondergang van de “klassieke” fascistische regimes en de terugkeer van de democratie in 1945 heimelijk betreurd. De blijvende voorliefde van kapitalisten voor fascistische regimes weerspiegelde zich ook na 1945 in de tolerantie voor Franco in Spanje, de medewerking bij de oprichting van neofascistische regimes zoals dat van Pinochet, en actieve steun voor de neonazi’s die tegenwoordig in de Oekraïne hoogtij vieren.’

‘In films die over grote budgetten beschikken en dikwijls belangrijke financiële en andere steun krijgen van het Pentagon, de CIA, enzovoort, wordt Amerika altijd weer voorgesteld als de altruïstische kampioen van vrijheid, democratie en mensenrechten.’

Ter rechterzijde gaat het vaak over de links-progressieve bubbel waarin de media en het onderwijs zouden verkeren. U stelt daarentegen dat de geschiedenislesjes ons voornamelijk bijgebracht worden door de media en de filmindustrie die in handen zijn van de rijken der aarde.

‘In onze zogenaamde westerse maatschappij is iedereen vrij om haar of zijn mening te uiten, om haar of zijn visie op de geschiedenis aan de wereld kond te doen. Maar sommige mensen spreken met een veel luidere stem en hebben een grotere vrijheid om hun mening te uiten en om gehoord te worden. Dat zijn de superrijken, de mensen die men soms collectief de “1 procent” noemt. Zij bezitten de media die de geschiedenis aan de man brengen, onder meer via Hollywoodproducties en tv-documentaires.

De superrijken herschrijven de geschiedenis en hebben één grote boodschap: dat zij hun rijkdom verworven hebben door hun talent, doorzettingsvermogen, wilskracht, en natuurlijk ook door hun harde werk, dat de vooruitgang in de richting van democratie en welvaart er dankzij hen is gekomen. Amerika is het Mekka van de superrijken, en het hoeft ons dus niet te verbazen dat de Amerikaanse filmindustrie – met succes – dit soort beelden propageert. In films die over grote budgetten beschikken en dikwijls belangrijke financiële en andere steun krijgen van het Pentagon, de CIA, enzovoort, wordt Amerika altijd weer voorgesteld als de altruïstische kampioen van vrijheid, democratie en mensenrechten.

De slechteriken zijn natuurlijk de nazi’s, maar ook de Sovjets, Arabieren en islamieten in het algemeen, Latijns-Amerikaanse revolutionairen, noem maar op. Dergelijke films worden geprezen door experts, opgehemeld in de media en bekroond met Oscars. Wie zoals ikzelf de geschiedenis op een totaal andere manier ziet, kan niet op dergelijke steun rekenen.’

Jacques Pauwels, De grote mythen van de moderne geschiedenis, EPO, Berchem, 2019, 268 blz., €24,90