Er is niets op tegen om een liefhebber van vogels te zijn en ook een groot liefhebber van Shakespeare. Die twee kunnen makkelijk samen onder één schedeldak. Tenminste als ze als liefhebberij gescheiden wegen bewandelen en niet gaan samenwerken, zoals in het geval van Eugene Schieffelin, een New Yorkse apotheker. Die besloot om in Engeland alle vogels die in Shakespeares toneelstukken bij name worden genoemd te vangen en over te brengen naar New York om ze daar in het Central Park los te laten.

Vinken, groenlingen, spreeuwen, leeuweriken en zo’n vijftig andere soorten maakten de overtocht en werden op 6 maart 1890 in Central Park uit hun kooien gelaten. Ze werden bekend als de Shakespearianen. Maar niet voor lang. Voor de meeste vogels was de New Yorkse en het Amerikaanse habitat niet geschikt. Ze legden al vrij snel het loodje. Behalve de spreeuwen, die genoemd worden in de eerste acte van Henry IV, die hielden stand, tot op de huidige dag. Inmiddels zijn er 200 miljoen over...