Naast de Prisma-uitgave van Witte nachten en andere verhalen van Dostojevski maakte ik in 1961 vooral kennis met de Russische literatuur via de dwingende stem van Jevgeni Jevtoesjenko.

Met die stem droeg hij zijn gedicht ‘Babi Jar’ voor. Zo had ik poëzie nog niet horen voordragen. Elk woord kwam in blokletters op je af. Dit kwam uit een andere wereld, met een heel specifiek poëtisch temperament.

Door die stem en het gedicht maakte ik ook kennis met de eigenaardige manier waarop Rusland (in 1961 nog de Sovjet-Unie) met de toen nog niet zo lang voorbije oorlog omging.

Jevgeni Jevtoesjenko protesteerde tegen het beeld dat er niets heldhaftigers bestond dan het Russische volk. De 33.000 joden die de Duitsers in twee dagen koelbloedig vermoordden in het ravijn van Babi Jar werden in de Sovjet-Unie genegeerd. De joden hadden nog steeds geen herdenkingsmonument. Dat schokte Jevtoesjenko toen hij het ravijn bij Kiev twintig jaar na de massamoord van 1941 bezocht. Bij terugkomst in...