Het was jammer dat Madame de Staël in haar boek Over Duitsland als eerste over de Jena-kring van filosofen, schrijvers en dichters schreef want Napoleon kon haar niet uitstaan. Hij liet in 1810 de eerste oplage van tienduizend exemplaren nog voor het boek in de winkel lag vernietigen. Het beviel Napoleon helemaal niet dat ze niet de Franse clarté aanprees, maar een lans brak voor de Duitse cultuur, een vage mystiek gecombineerd met Germaanse riddergeest, gedrenkt in christendom. De Fransen maakten in een nieuwe editie in 1813 toch kennis met Schiller, Goethe, Novalis, Fichte, Von Humboldt, Tieck, Schelling en de twee Schlegels, Friedrich en August Wilhelm. De laatste was de echtgenoot van Caroline, de vrouw die in de Leutragasse in Jena rond het jaar 1800 open huis hield voor deze ‘vroege romantici’, zoals men ze later ging noemen. Zij serveerde weliswaar een karige maaltijd, maar het heette dat het aan haar tafel geen moment saai was door het intellectuele menu dat zij had bereid.

Het is wel opmerkelijk dat na De republiek der vrije geesten van Peter Neumann uit 2019 met Rebelse genieën van Andrea Wulf nu al een tweede, en nog omvangrijker boek over de Jena-kring verschijnt. Bovendien zijn deze filosofen en dichters niet bepaald een vergeten groep in de literatuur. Het is al enige tijd zo: waar de Verlichting van Voltaire, Diderot en Rousseau daar Novalis, Fichte en Schelling, de romantici die met hun nadruk op gevoel, de verbeelding en de ambitie om de werkelijkheid te ‘poëtiseren’ een correctie aanbrachten op de te rationalistische Verlichting.

brillen met gekleurde glazen

Nog belangrijker is dat het in de boeken van Neumann en Wulf gaat over een filosofie die het in zijn hedendaagse, eenentwintigste eeuwse versie nu zwaar te verduren heeft: dat het ik het centrum van de wereld zou zijn, dat alles draait om een ik dat betekenis aan de werkelijkheid geeft. Dat idee maakte in de jaren zestig van de vorige eeuw met het ik-tijdperk furore en probeerde in de jaren negentig tot recent in de nieuwe gedaante van het neoliberalisme overal in door te dringen. Het neoliberalisme en het bijbehorende egoïsme is uit de gratie aan het raken. Het ik als egoïsme begint zijn glans te verliezen, het wij van wat mensen gemeen hebben wordt steeds aantrekkelijker.

Daarom is het een verwarrend déjà vu om bij Wulf te lezen hoe Johann Gottlieb Fichte in 1794 als de nieuwe hoogleraar filosofie in Jena met een dwingende dictie, ‘met een krachtige uitstraling die in de hele zaal voelbaar was’, de relatie tussen het ik en de buitenwereld ondubbelzinnig formuleert als de tegenstelling tussen het ‘ik’ en het ‘niet ik’. Dat ‘niet ik’ geeft aan hoe ver weg de buitenwereld is zolang die niet is gezien door de ogen van iemand, niet is voorzien van een betekenis die door een ik gegeven is.

Onze zintuigen en onze geest geven vorm aan de manier waarop wij de wereld zien: ‘het zijn net brillen met gekleurde glazen’.

Fichte radicaliseerde daarmee de filosofie van Kant. Die had een copernicaanse revolutie teweeg gebracht door te stellen dat het ding an sich nooit werkelijk gekend kan worden omdat we het altijd door het prisma van onze gedachten zullen zien. Onze zintuigen en onze geest geven vorm aan de manier waarop wij de wereld zien: ‘het zijn net brillen met gekleurde glazen’. Kant hield het bij een ingrijpend filosofisch inzicht, Fichte gaf aan het ik ook een maatschappelijke wending. De werkelijkheid werd iets persoonlijks. Het persoonlijke en subjectieve vervingen de onpersoonlijke conventie, de logica en het objectieve.

Het bijzondere van deze gebeurtenis in de geschiedenis van de filosofie laat Andrea Wulf zich terecht niet ontgaan door de ontwikkelingsgang van Fichte naar het katheder van de Universiteit van Jena in detail te beschrijven. Hoe Fichte thuis Kant bestudeert, hoe hij naar Köningsberg gaat, een kamer huurt, hoe hij besluit een verhandeling over religie te schrijven die in Kants werk ontbreekt. Daar in vijf weken mee klaar is. Hoe hij het aan Kant laat lezen. Hoe die zegt dat hij het moet publiceren. Hoe hij Versuch einer Kritik aller Offenbarung per ongeluk zonder zijn naam bij een uitgever aflevert, het anoniem wordt uitgegeven en meteen aan Kant wordt toegeschreven door een reeks Kant-deskundigen. Tot een maand later Kant in de Allgemeine Literatur-Zeitung laat weten dat hij niet de auteur is, maar een jongeman genaamd Fichte. Hij had niets bijdragen aan ‘dit bekwaam geschreven boek’.

de spil in het web

Het was bij Caroline Schlegel een zoete inval van allerlei humeuren. Andrea Wulf besteedt ruim aandacht aan de discussies, de hatelijkheden, het ophemelen, het afvallen, het verliefd worden, de ijdelheden en afgunstigheden, de boze brieven gevolgd door verzoenende brieven, prettige en vervelende logés. ‘Jena’ was een dans van aantrekkende en afstotende affiniteiten. Dat is vooral te lezen in de vaak geciteerde brieven. Rebelse genieën leunt zwaar op de nagelaten brieven van alle leden van de kring. Vooral de spil in het web, Caroline Schlegel (later Schelling), is een onuitputtelijke bron.

Wulf heeft een gelukkige balans weten te vinden tussen een aantal onvermijdelijke elementen voor een biografie van zo’n kring: hun filosofie, hun geschiedenis, hun onderlinge verhoudingen, de anekdotes, de veranderingen in hun denken. In de vijftien jaar die het boek min of meer beslaat gebeurt er nogal wat. Fichte werd dan wel glorieus binnengehaald, hij werd na veel ophef ook ontslagen. Hij hield een lezing met een arrogante ondertoon waarin hij zich onomwonden als atheïst presenteerde. Fichte was niet van de buigzame soort, waar Goethe, die hem min of meer benoemd had, moeite mee kreeg toen hij hem wilde verdedigen.

Toen Friedrich Schelling als een nieuw licht in de kring verscheen veranderde de filosofie in Jena, ook al was Schelling schatplichtig aan Fichte. Zijn eerste boek had weliswaar een Fichte-achtige titel (Vom Ich als Prinzip der Philosophie), maar Schelling zag de externe wereld toch niet als een niet-ik. Schelling verklaarde juist dat de natuur en het ik een onderling verbonden geheel waren. Dat was zijn ‘natuurfilosofie’. Net als de dichterlijke Novalis was Schelling geïnteresseerd in de natuurwetenschappen, een ‘harde’ belangstelling voor een romanticus. Dat leidde tot grote animositeit tussen Fichte en Schelling. Volgens Fichte was Schellings filosofie gebaseerd op een vals principe.

ontdaan van enthousiasme

De lezer van Rebelse genieën moet van elastiek zijn om mee te bewegen met de verschillende ideeën, filosofieën en standpunten van deze uiteenlopende geesten. Was de lezer een liefhebber van Friedrich Schiller, dan krijgt hij/zij het nodige te verduren. Schiller ligt vaak onder vuur. Hij hield zich dan ook in de periferie van de kring op, was zelden in de Leutragasse te vinden. Had de lezer wel sympathie voor de ik-filosofie van Fichte, opgedaan omdat die tot aan Sigmund Freud invloed heeft gehad in de psychologie en filosofie? Dan moet hij er rekening mee houden dat Fichte in het jaar 1807 een reeks verkeerde colleges in Berlijn geeft. Hij vergroot daarin zijn ik-filosofie onverantwoord uit tot het bestaan van een ‘nationaal ik’. Hij had een groter ik ontdekt: ‘het ik van een volk’. ‘Dit was een gevaarlijk idee’, schrijft Andrea Wulf, ‘dat in de toekomst in Duitsland zou worden uitgebuit’.

Hegel wilde niets weten van de romantische verbeelding, er moesten logica en wetenschappelijke methodes gehanteerd worden.

Friedrich Schelling dreef niet alleen van Fichte weg, ook een ander nieuw licht aan het firmament, Hegel, ging tegen Fichte te keer. De schrijver van Fenomenologie van de geest wilde niets weten van de romantische verbeelding, er moesten logica en wetenschappelijke methodes gehanteerd worden. De filosofie moest ontdaan worden van enthousiasme, verbeelding en gevoel. Niets poëtiseren van de wereld. Hegel maakte ruimte voor zijn eigen methode, het dialektische ‘hegelen’.

Uit alle opwinding en dynamiek waar de Jena-kring voor zorgde komt één figuur als meest representatieve naar voren: Schiller, de schrijver van het onverwoestbare Brieven over de esthetische opvoeding van de mens, waarin de meeste zinnige ideeën van de romantiek bij elkaar te vinden zijn.

Rebelse genieën. De eerste romantici en de uitvinding van het ik door Andrea Wulf is vertaald door Fennie Steenhuis, Nannie de Nijs Bik-Plasman en Mijke van Leersum, en uitgegeven door Atlas Contact.