Het is één ding om op te groeien in een arm gezin in Noord-Frankrijk, als fijngebouwde jongen met een zachte stem, homoseksueel in een conservatief dorp. Met een vader die vanaf zijn veertiende in een smerige fabriek zijn dagen slijt totdat het zijn lijf kapot maakt, een broer die je langzaam maar zeker ten onder ziet gaan aan alcoholisme, en een moeder die pas na jaren afscheid durft te nemen van dat bestaan. Het is nog iets anders om vervolgens uit te groeien tot de absolute literaire superster van Frankrijk. Beroemd, rijk, geliefd, aanbeden.

Dat is precies wat Édouard Louis (1992) is overkomen. Of nu ja, niet helemaal overkomen. Want vanuit het Noord-Franse Hallencourt naar de chicste school in Parijs en een waaier aan literaire prijzen ligt een pad. Een pad vol, in de woorden van Louis, aanpassing en geweld. Het aanpassen: hoe hij zich, eenmaal op het chique lyceum in Amiens, realiseert dat zijn accent daar niet acceptabel is, en dus net zo lang oefent totdat het dat wel is....