Toen de Franse socioloog Pierre Bourdieu in 2002 overleed liet hij een begrip na dat school zou maken: cultureel kapitaal. De bezitters van cultureel kapitaal waanden zich in Frankrijk ver verheven boven anderen, zij konden naar toneel, de opera, films, de culinaire restaurants en musea. Ze konden de boeken kopen die ze wilden, hun vingers konden in de luxe tijdschriften bladeren, ze bezochten galerieën en vernissages. Bijna onzichtbaar droegen ze een enorm kapitaal met zich mee, louter bestaand uit een goede opvoeding en opleiding.

Degenen die min of meer verstoken zijn van dit cultureel kapitaal zijn de dragers van de gele hesjes, de bewoners van de voorsteden, de bevolking van de plattelandsdorpen en de stadsarmen, de al dan niet onder bruggen of in nylon tentjes slapende nomaden. Een van de jonge bewoners van zo’n plattelandsdorp in Noord-Frankrijk is Édouard Louis. Met Veranderen: methode publiceert hij sinds 2015 nu al zijn vijfde boek over de ontsnapping aan deze voor de beter gesitueerden onbekende wereld. Op zijn lange weg daaruit was La distinction, het boek waarin Bourdieu zijn theorie over het cultureel kapitaal beschrijft, één van zijn bijbels.

Helemaal onbekend met deze wereld hoeft de Franse culturele klasse niet te zijn want de uitgeverij Éditions du Seuil publiceert sinds 2014 een reeks boeken onder de titel Raconter la vie waarin al zestien delen zijn verschenen met kleine boeken waarin mensen uit de armste klasse hun leven vertellen: een koerier, een fabrieksarbeider, een kattenliefhebster, een vuilnisophaler. Het zijn mensen die de redacteur van de serie, Spinozalens 2012-winnaar Pierre Rosanvallon, in zijn ‘manifest’ Le parlement des invisibles de ‘onzichtbaren’ noemt.

op een naïeve manier euforisch

Net als in Raconter la vie wil Édouard Louis eigenlijk niet dat het literatuur is wat hij schrijft in zijn romans Weg met Eddy Bellegueule, Geschiedenis van geweld, Ze hebben mijn vader vermoord en Strijd en metamorfose van een vrouw. Hij schrijft ‘om te kunnen bestaan’, niet omdat hij een literaire of poëtische kijk op de wereld wil uitdragen. Dat is ook wel te merken. Louis wil de lezer de ellendige omstandigheden van zijn jeugd inwrijven en daarvoor herhaalt hij zich onbeschaamd. Hij wil dat het lezen echt geen pretje is wanneer hij zijn vader weer eens beschrijft die de hele dag met drank voor de televisie hangt. Of wanneer hij scheldwoorden van zijn moeder naar zijn hoofd geslingerd krijgt, dan wel door zijn vader in elkaar wordt geslagen omdat hij weer eens iets gezegd heeft waaruit zou blijken dat hij ‘een homo’ is, iemand die zich niet weet te handhaven in de harde wereld.

Het motief om aan zijn milieu te willen ontvluchten is voor Louis niet als eerste dat hij een ander wil worden die de beschikking krijgt over kennis, boeken, ontwikkeling, beschaving, goede manieren, maar omdat hij zijn verlangens als homo wil bevrijden.

Édouard Louis’ ambitie om niet speciaal literatuur te schrijven zorgt voor een opvallend transparante manier van schrijven: kaal, franjeloos, zonder metaforen, het is wat het is, ondubbelzinnig. Je zou het eendimensionaal kunnen noemen zodat aan zijn taalgebruik niet veel te beleven valt, maar dat zou hem te kort doen. Ter compensatie is Louis bijna naïef precies in zijn beschrijvingen. Hij blijft heel dicht bij waar hij het over wil hebben. Zoals in deze passage nadat hij voor het eerst alleen een kleine etage is gaan bewonen: ‘Ik nodigde mijn nieuwe vrienden, die ik had ontmoet op de universiteit, bij me thuis uit, en mijn schoolvrienden, Julie, Etienne. Als ik in het weekend met ze naar het café ging en iemand vroeg me wat ik deed in het leven, antwoordde ik “Ik ben student aan de geschiedenisfaculteit” en van die formulering werd ik op een naïeve manier euforisch, als ik die uitsprak splitste ik in tweeën, ik trad uit mijn lichaam en hoorde mijn eigen stem, ik had nooit van mijn leven gedacht dat ik die woorden zou kunnen uitspreken.’

Het motief om aan zijn milieu te willen ontvluchten is voor Louis niet als eerste dat hij een ander wil worden die de beschikking krijgt over kennis, boeken, ontwikkeling, beschaving, goede manieren, maar omdat hij zijn verlangens als homo wil bevrijden. Hij kan als homo niet bij zijn ouders en zijn milieu blijven: die wijzen hem op de grofste manier af. Het interessante is dat Louis in de twee boeken over zijn vader en moeder uiteindelijk niet hen de schuld geeft van hun erbarmelijke sociale status, maar de maatschappij. We moeten ophouden het individu aan te spreken, zegt hij, ‘de maatschappij maakt ons’. Louis maakt zijn verhaal ook niet rechtlijnig: heimelijk blijkt de vader bewondering te hebben voor de uitbraak van zijn zoon.

meeleven heeft zijn grenzen

Toch verwijten verschillende critici Louis dat hij zijn milieu zo zwart maakt dat de beschaafde lezers het gelijk aan hun kant krijgen. Dat gebeurt wanneer hij weer eens een knallende ruzie beschrijft, maar theoretisch-sociologisch (Louis is tenslotte socioloog geworden) legt hij in interviews alle schuld bij de belazerde samenleving die niet weet om te gaan met zulke milieus. Louis is bepaald geen hater van de armste klasse (geen ‘prolofoob’, zoals iemand eens zei). Gevoelsmatig en rationeel kan hij niet meer tegen het milieu, hij is er uitgegroeid, maar hij heeft er een sociologisch en sentimenteel mededogen mee.

Het gaat in Veranderen: methode niet alleen om Louis’ vlucht uit zijn milieu, maar ook om de wereld waarin hij terechtkomt: de wereld van rijke homoseksuele mannen, en die van half criminele jongens waarin seks, drugs en geweld door elkaar lopen. Die kringen staan dan weer tegenover de vriendschap vanaf zijn middelbare school met de sympathieke Elena. Hij wordt opgenomen in haar ontwikkelde en ruimhartige familie, wat ervoor zorgt dat hij een standaard aan beschaving en cultureel kapitaal internaliseert. De vriendschap met Elena eindigt pijnlijk omdat hij ‘verder’ moet. Hij kan niet in haar provinciestad blijven steken, hij moet naar ‘Parijs’ en naar waar dat allemaal voor staat. De ‘compensatie’ en ‘revanche’ op zijn beroerde jeugd, zegt hij, is nog niet gestreden. Hij is wel bang dat het andere Ik waarnaar hij op weg is een streber zal worden gevonden, of een parvenu, een profiteur, dan wel een egoïst. Dat wordt hij ook allemaal echt, tot hij genoeg heeft van het ‘bourgeois leven’ onder kroonluchters en op kosten van welgestelde homoseksuele mannen.

Omdat ook deze roman honderd procent autobiografisch wordt genoemd leef je mee met Louis wanneer hij maanden achtereen bezig is een examenwerkstuk te maken voor toelating op de ‘gerenommeerde’ École normale supérieure. Dat meeleven heeft zijn grenzen want we krijgen niets te zien of te lezen van dat werkstuk. Wat jammer is. Het is het tastbare bewijs dat Louis echt, als een afgestudeerde, ontvlucht is. Het is, samen met zijn romans, zijn eigen cultureel kapitaal.

Veranderen: methode door Édouard Louis is vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre en uitgegeven door De Bezige Bij.