Dit verhaal is ook te beluisteren.
Ik probeer me weleens voor te stellen dat iemand deze serie over vijftig jaar leest. Misschien wonend in een appartement van bescheiden omvang in een van de duizenden co-living-complexen die tegen die tijd gerealiseerd zullen zijn. Gebouwen met flexibel in te delen zelfstandige woonunits met gemeenschappelijke ruimtes, een parkeergarage met deelauto’s, moestuinen en zonnepanelen op het dak. Wat zal die lezer dan denken? Hoezo tien delen over alleenwoners, en ook nog een voorwoord en een epiloog? Waarom niet hetzelfde aantal stukken over het uitdunnende fenomeen van de samenwoners? Of mensen die daadwerkelijk getrouwd zijn gebleven, een nog zeldzamere soort! Verdienden zij geen studie?
Ik zou willen zeggen, toekomstige lezer, dat dat kwam doordat alleenwonen destijds een opkomend fenomeen was, tegen de achtergrond van het standaardscript van samenwonen en kinderen krijgen. We zijn immers door de geschiedenis heen in steeds kleinere eenheden gaan leven.
Maar dat was van meet af aan het vreemde in dit onderzoek. Want in de jaren dat ik deze stukken schreef, waren er allang duizelingwekkende aantallen alleenwoners. Niet alleen in mijn eigen woonplaats Amsterdam, waar verreweg de meerderheid van het aantal huishoudens inmiddels uit solo’s bestond; niet alleen in Nederland, waar dat percentage toen al de 40 procent oversteeg, maar wereldwijd, met de Scandinavische landen als koploper.
De grootschalige, fundamentele verschuiving van een samenleving met echtparen en samenwoners naar één met miljoenen alleenwoners had allang plaatsgevonden. Alleen werd er nog nauwelijks over nagedacht. Er was geen solobewustzijn. Niet buiten de groep, maar ook niet daarbinnen. Met huisvesting en zorg voor deze groep werd nog veel te weinig rekening gehouden. Ook omdat de mensen die het betrof nauwelijks voor zichzelf opkwamen. Alleenwoners definieerden zichzelf niet als zodanig. Nathalie le Blanc, die reeds in 2014 als roepende in de woestijn het boek Solo schreef, zei daarover in deze serie: ‘Als er één groep is die niet wordt gezien en gehoord, zijn het de alleenwonenden. Maar ze zien zichzelf ook niet. Dat komt doordat veel alleenwoners hopen dat het een fase is, en er op een dag weer verandering in komt.’
some day-singles
De Amerikaanse psycholoog Peter McGraw noemde deze singles die tussen relaties in zweefden de Someday-singles. Dat was weer een andere groep dan de No way-singles die geen enkele behoefte voelden hun leven langdurig met een geliefde te delen, legde hij uit in zijn boek Solo. Building a Remarkable Life of Your Own (2024). Daar was hij er zelf een van. Zodra potentiële geliefden in de gaten kregen dat hij nooit ‘de relatieroltrap’ met ze op zou gaan, namelijk de weg opwaarts naar samenwonen en kinderen, haakten ze af. ‘Hij heeft je niet nodig,’ waarschuwden de vrienden van zo’n hoopvolle Someday.
Gaandeweg kwam ik tot de conclusie dat er sprake was van een wereldwijde, onomkeerbare waardenverschuiving op het gebied van liefdesrelaties.
Klopt, zei McGraw dan. De eveneens Amerikaanse Craig Wynne, die als hoogleraar mediastudies de portrettering van singles bestudeert, vertelde me destijds via Zoom over het pedestal belief: de overtuiging dat een geliefde op een voetstuk hoort en belangrijker moet zijn dan de rest van je betekenisvolle anderen. Daar voelden hij en zijn cirkel van singles helemaal niks voor, zei hij. Waarom zou zo’n romantische partner meer tijd en aandacht verdienen dan goede vrienden of familie?
Het had lang geduurd voordat Wynne erachter kwam dat hij niet op een duurzame, romantische relatie zat te wachten, vertelde hij. ‘Ik geloof dat ik het idee van een relatie leuker vond dan de feitelijke realiteit ervan.’
Gaandeweg mijn reeks artikelen kwam ik tot de conclusie dat er sprake was van een wereldwijde, onomkeerbare waardenverschuiving op het gebied van liefdesrelaties. Dat de hegemonie van het huwelijk afbrokkelde. Dat ons land, en een groot deel van de rest van de wereld, verder individualiseerde in de manier waarop we romantische relaties vormgaven. Voor jou, toekomstige lezer, zal dit allemaal gesneden koek zijn. En dat zal mede komen doordat alle begrippen uit de vorige paragraaf (de Somedays en Noways, de relatieroltrap en de voetstuk-overtuiging) in 2024 eindelijk onderwerp van onderzoek waren op verschillende universiteiten wereldwijd. Want Single Studies begon toen een academisch onderzoeksgebied te worden. En ‘solo’ werd een beweging.
Maar terug naar het heden.
heel eigen dynamiek
Uitzoeken en opschrijven wat de stijging van het aantal alleenwoners betekent voor mens en maatschappij, dat stelde ik mijzelf in 2023 ten doel. Hoe leefden solo’s het leven alleen? En wat was de invloed van dit sololeven op de maatschappij als geheel? Hoe konden we ons als individu en maatschappij beter voorbereiden op deze almaar groeiende demografische tendens?
Als alleenwoner en co-ouder van twee kinderen merkte ik dat het alleen leven een heel eigen dynamiek kent.
Dat sámenwonen eigen kenmerken heeft, wist ik na de twintigjarige relatie met de vader van mijn kinderen. Over die aspecten had ik als journalist van ‘het leven zelf’ tientallen, zo niet honderden boeken gelezen. Die dynamieken waren door de eeuwen heen minutieus in kaart gebracht. Maar zónder partner wonen, en wat dat aan mooie en moeilijke aspecten meebrengt, wat dat betekent voor lichaam, hart en geest, daarover was maar weinig info, merkte ik.
Ik wilde beschrijven wat het ten diepste inhoudt als je in je eentje praktisch, emotioneel, sociaal en financieel verantwoordelijk bent voor een huishouden met of zonder kinderen. Wat dat aan vaardigheden vereist in deze maatschappij waar de norm nog steeds ‘het duurzame duo’ is. Wat het impliceert voor sociale contacten, voor liefdesrelaties, voor vieringen, vakanties, aanraking, geld.
Ik benaderde psychologen en economen, filosofen en stedenbouwkundigen, architecten, sociologen, fiscalisten, beleidsmakers en demografen. Om de persoonlijke ervaringen van alleenwoners te vangen, plaatste ik oproepen op social media om mee te praten. Alleenwoners reageerden onmiddellijk. ‘Eindelijk!! Eindelijk lees ik iets over single zijn. Over de aantallen en wat dit betekent,’ schreef de een. ‘Heel mooi en belangrijk onderwerp,’ schreef een ander.
Een hoop kritiek
Het bleek nog niet eenvoudig om te definiëren wat een alleenwoner eigenlijk ís. Het ging mij om iedereen die woonde zonder partner in huis. Maar die groep is qua leeftijd, huishoudelijke samenstelling en relatiestatus heel divers. Het kan gaan om jonge werkenden, lattende volwassenen zonder of met kinderen, gescheiden ouders, weduwes en weduwnaars – in verschillende sociaal-economische klassen, met verschillende etnische achtergronden en partnervoorkeuren.
‘Er ontbreekt niks aan de alleenwoner. Stop met jezelf vergelijken met samenwoners en stop met wachten op de ideale geliefde.’
Ik merkte bijvoorbeeld dat alleenwoners met kinderen vaak niet worden opgeteld bij de cijfers over ‘alleenstaanden’, terwijl die toch echt de boel in hun eentje moeten runnen en bekostigen. Zo worden alleenstaande of co-ouders niet meegenomen in het belangrijke werk dat Stichting Centrum voor Individu en Samenleving (CISA) al decennialang voor singles doet.
Om ergens te kunnen beginnen, en de term zo inclusief mogelijk te maken, bedacht ik het begrip ENS: de Eenverdiener die Niet Samenwoont. Dat kwam me natuurlijk op een hoop kritiek te staan, want waarom mensen beschrijven om wat ze níét hebben (een inwonende partner)? Liet dat niet juist weer heel erg zien wat de norm was, namelijk ‘met z’n tweeën’? Later schakelde ik over op het iets neutralere ‘alleenwoner met of zonder kinderen’.
Ook in de wetenschap blijft de omschrijving van single of alleenwoner een heikel punt. Terwijl ik dit tik, kijk ik op een late vrijdagavond via een livestream naar een conferentie in Boston. De groeiende, internationale groep wetenschappers die zich met het opkomende onderzoeksgebied Single Studies bezighoudt, heeft zich verenigd en organiseert vandaag zijn derde conferentie. Elke Claessens van de Universiteit Antwerpen legt in een van de sessies uit op basis waarvan ze verschillende groepen singles onderscheidt. Omdat er geen heldere definities zijn, is het moeilijk om groepen singles internationaal te vergelijken, vertelt ze, ‘want over wie hebben we het precies?’
Ze doelt op de heterogeniteit: het kan gaan om een thuiswonende student zonder relatie of iemand die decennialang getrouwd is geweest en net zijn partner heeft verloren. ‘Er moet worden gedifferentieerd naar leeftijd, sekse, huishoudvorm, relatiestatus.’ Claessens en haar collega’s van de studiegroep in Antwerpen onderscheiden drie groepen. Eén: de latter, dus iemand in een duurzame relatie die niet samenwoont. Twee: de samenwonende single, dat wil zeggen: een jongere zonder relatie die met leeftijdgenoten woont of bij de ouders. En drie: de ‘solo living single’, de alleenwoner zonder vaste relatie.
herinneringen
Er kwamen in deze reeks een paar grote conclusies naar voren. Bijvoorbeeld dat er heel snel heel anders gebouwd moet worden. Minder nadruk op gezinshuizen en meer op complexen met betaalbare zelfstandige huur- en koopappartementen en gemeenschappelijke voorzieningen, waar bewoners elkaar makkelijk kunnen tegenkomen, en eventueel samen zorg inkopen. De verdere toename van het aantal alleenwoners zal in de toekomst vooral door vergrijzing komen, stelde het CBS. Ouderen die zich nu voelen vastzitten in te ruime gezinshuizen, omdat er geen aantrekkelijk alternatief in de buurt is, zouden dergelijke complexen moeten kunnen vinden in de wijk of stad waar ze hun netwerken en herinneringen hebben. Vergeet daarbij niet om daarin woningen te ontwikkelen voor alle burgers die door ziekte of een handicap misschien geheel tegen hun zin single blijven.
In de wijken zelf zou slimmer kunnen worden nagedacht over de inrichting van de publieke ruimte om ontmoetingen te vergemakkelijken. Door de versnippering van de huishoudens is het belangrijker dat mensen elkaar op een laagdrempelige manier rondom hun eigen huis kunnen tegenkomen. Denk aan pleintjes met speelplaatsen en picknicktafels. Een koffiehuis voor de deur. Aan stadstranden, aan zwemsteigers en terrassen. Aan buurthuizen waar ook door ouderen kan worden gesport. Houd de bibliotheken overeind.
Investeer nog meer in het lokale en landelijke openbaar vervoer, want met de toename van het aantal huishoudens stijgt ongetwijfeld ook het aantal auto’s. Ook in mijn eigen bouwgroep aan de rand van Amsterdam heeft tweederde van de alleenwoners een eigen auto in de parkeergarage staan.
allround-mens
Een andere gedachte is om volwassenen fiscaal als individuen te behandelen, of ze nu samenwonen of niet. Geef samenwonende geliefden geen voorkeursbehandelingen wat allerhande belastingen betreft, zoals erf- en gemeentebelastingen. Maar kort ze ook niet op toeslagen en uitkeringen, zoals de AOW, als ze wel besluiten te gaan samenwonen. Dat staat bij elkaar intrekken in de weg.
De symbolische, rituele transitie van onbewust alleen naar bewust solo is waardevol en interessant.
Van weer een andere orde is de noodzaak om kinderen en jongeren praktische, emotionele, sociale en financiële vaardigheden mee te geven om ook zonder inwonende geliefde een goed en zelfstandig leven op te bouwen. De meesten van hen zullen delen van hun leven alleen komen te wonen. Van de uitgaven tot de administratie, van reparaties tot de plantjes op het balkon, van visite ontvangen tot mantelzorg en vakanties regelen: niets kan worden gedeeld. Niet de kosten, niet de taken. We moeten een allround-mens worden. Of zoals filosoof Joep Dohmen dat in deze reeks zo mooi zei: ‘Een competente solist’.
Gezien de meer sekse-specifieke problemen als armoede en eenzaamheid onder alleenwoners zouden meiden nog meer hun eigen financiële buffers en verdienvermogen in de gaten moeten leren houden, en zou jongens nog meer geleerd moeten worden om zich emotioneel te verbinden en te zorgen voor anderen. Niet alleen voor de leden van hun eigen huishouden, maar ook voor verdere familie, buren en andere mensen in de wijk. Dergelijke zorg komt nog te vaak op de schouders van vrouwen terecht. Bovendien zijn meer alleenwonende mannen dan vrouwen eenzaam door de afwezigheid van een sociaal netwerk.
Deze punten zouden natuurlijk gemakkelijker kunnen worden uitgewerkt als er aan een Nederlandse universiteit een zelfstandige, multidisciplinaire academische vakgroep zou ontstaan. Een Nederlandse tak van Single Studies zou de implicaties van alleenwonen kunnen onderzoeken vanuit de psychologie, de sociologie, de antropologie, de demografie, de economie, het recht, de politicologie, de culturele wetenschappen, de planologie, de architectuur en de geschiedenis.
van single naar trotse solo
Inmiddels begint er internationaal een beweging op gang te komen die strijdt voor de bewustwording en emancipatie van alleenwoners. Worden er verschillende subgroepen gedefinieerd, zoals de honjoks in Zuid-Korea: jonge, ambitieuze creatieven die alleen wonen en graag alleen eropuit trekken. Er hoort een vocabulaire bij, zoals honsho: alleen gaan winkelen. In Japan staat ohitorisama voor de oudere solo die ervan houdt zijn of haar eigen koers te varen.
De voornoemde Peter McGraw is een van de voorlopers van die emancipatiebeweging. De auteur en podcasthost pleit voor de transformatie van single tot trotse solo. ‘1 is een heel nummer’, schrijft hij. Daarmee bedoelt hij, parafraserend: er ontbreekt niks aan de alleenwoner. Stop met jezelf vergelijken met samenwoners en stop met wachten op de ideale geliefde. Gebruik de tijd die je niet aan je partner en/of kinderen hoeft te besteden aan het ontwikkelen van een remarkable life of your own. Promoveren, een voettocht naar Machu Picchu maken, een zwerfhond adopteren, wat kun je niet allemaal doen met je tijd? En mocht zich onderweg alsnog een leuke partner aandienen, dan kun je altijd weer van koers veranderen, zo luidt zijn betoog. (Bovendien is voor vrouwen een geliefde allang geen noodzaak meer om toch een kind te krijgen. Ook het aantal solomoeders neemt toe.)
Ik vind dat ‘remarkable’ weer iets te Amerikaans, een zinvol leven hoeft helemaal niet zo opvallend te zijn. Maar de symbolische, rituele transitie van onbewust alleen naar bewust solo die McGraw voorstelt, is waardevol en interessant. Zo veranderde hij zelf zijn naam van Pete naar Peter om zijn identiteit als proud solo kracht bij te zetten. Zo’n bewuste overgang geeft een nieuw houvast. Een startpunt om echt je eigen verhaal te kunnen gaan schrijven. Die transitie, dat wordt een van de belangrijkste onderwerpen in het boek dat ik ga schrijven.
Want wat me het meest opviel, is de worsteling met het solo-zijn uit schaamte. Ik heb het dan niet over het verlangen dat je kan overvallen naar iemand naast je op de bank, naar een lampje dat brandt als je ’s avonds laat thuiskomt, een lief persoon onder dat licht, gebogen over een boek, maar over het ongemak dat jouw leven afwijkt van de norm. Dat zit diep, merkte ik in veel gesprekken met alleenwoners.
ruimte voor ambivilentie
Om het gevoel van mislukking dat alleenwoners kan overvallen te compenseren en dat ‘innerlijke narratief’ op te fleuren, wordt het single leven soms weer iets te veel geglorificeerd. De Amerikaanse psychologe en activiste Bella DePaulo spant zich bijvoorbeeld met haar beweging en boek Single at Heart hartstochtelijk in voor de rehabilitatie van de solo en de diskwalificatie van de voordelen van het huwelijk. Het is oppassen dat er met predicaten als ‘de succesvolle single’ niet weer te nauwe afbakeningen ontstaan. Ook geloof ik niet zo in het onderscheid dat tegenwoordig in de wetenschap wordt gemaakt tussen ‘single uit overtuiging’ versus ‘single door omstandigheden’. Het leven rolt gewoon een bepaalde kant op. Je hebt niet alle omstandigheden in de hand. Zelf kan ik me niet voorstellen ooit nog te willen samenwonen, maar als de man met wie ik na mijn scheiding een relatie kreeg in 2018 niet plots was gestorven, was ik inmiddels misschien bij hem ingetrokken, je weet het niet. En misschien verander ik in de toekomst weer van gedachten.
Ik zocht en zoek de hele ervaring van alleenwoners, waarin ruimte is voor ambivalentie. Het besef dat het soms eenzaam is, soms kwetsbaar voelt, soms door de intensiteit ervan onuitsprekelijk gelukkig maakt. Dat winterse dagen soms zo lang kunnen duren, dat je op zomerse soms zoekende bent met wie je naar buiten kunt.
Dat je overgeleverd bent aan je eigen gekte, je eigen onophoudelijke zelfcommentaar. Dat er door de dood of een scheiding verlies kan zijn van gekoesterde tradities die bij een gedeeld huishouden hoorden. Dat er rouw is om een samenzijn dat ook zoveel mooie kanten had. En je tegelijk blij kunt zijn om niet de stress te hoeven ervaren van de moeizame relaties die je om je heen ziet. De vrijheid om waar dan ook wanneer dan ook naartoe te gaan, de wendbaarheid om de roep van je verlangens te volgen. Het enorme plezier van nieuwe liefde. De schoonheid van het opnieuw kunnen vormgeven van een gezinsverband als co-ouders, met eigen tradities.
En ook dit is voor iedere alleenwoner weer anders.
Deze serie kwam mede tot stand dankzij een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.