‘Ik word zó enthousiast als ik me voorstel dat ik die opleiding ga volgen! Ik kan gewoon niet wachten om te ontdekken hoe mijn leven hier zal zijn!’ Azhaar (43, naam uit veiligheidsoverwegingen gefingeerd) loopt over van optimisme. Over haar prille leven in Nederland in het algemeen, en over haar gedroomde tech-opleiding in het bijzonder. Azhaar heeft ICT gestudeerd in haar moederland, maar werkte vervolgens als assistent-manager op het vliegveld.

Nu wil ze haar programmeerkennis bijspijkeren omdat ze heeft begrepen dat tech de beste baankansen biedt in haar nieuwe thuisland. Voor de zekerheid heeft ze zich bij maar liefst drie opleidingen ingeschreven. ‘Ik vind het spannend. Weet ik genoeg om mee te doen? Zal ik überhaupt worden toegelaten?’

Azhaars vertwijfeling komt aan bod in een wekelijkse coachingsessie met Mozhdeh Zarrinphaker van Werkshop, een stichting die mensen op weg helpt op de arbeidsmarkt. Het is december 2020, Azhaar is een jaar in Nederland en Zarrinphaker ondersteunt haar. ‘Hoe is het met je?’ informeert Zarrinphaker in het Engels. ‘Wat speelt er?’

De kordate Azhaar heeft een verzoek. ‘Ik ben in 2016 afgestudeerd en in de ICT volgen de ontwikkelingen elkaar razendsnel op. Ik wil mijn kennis van java en html graag vast opfrissen voordat ik aan zo’n officiële opleiding begin. Is er misschien iemand die mij daarbij kan helpen in de kerstvakantie?’

Enorme achterstand

Azhaar behoort tot een bijzondere groep nieuwkomers in Nederland. Ze neemt deel aan een van de 39 pilots waarin gemeenten experimenteren met de nieuwe inburgeringswet. Het huidige inburgeringssysteem (zie kader) werkt niet, daar zijn vriend en vijand het over eens. Dat systeem gaat uit van nieuwkomers die zelf een taalcursus uitzoeken, daar een lening voor afsluiten en die zich een weg banen door de bureaucratische jungle van uitkeringen en toeslagen. Sommige mensen lukt dat, voor velen resulteert het in weinig beheersing van de Nederlandse taal en veel schulden.

Slechts 39 procent van de inburgeraars slaagde op tijd voor het examen, signaleerde de Rekenkamer in 2017. ‘Als gemeente krijgen wij mensen pas in beeld als het spaak loopt,’ aldus Peter Heijkoop, wethouder in Dordrecht en verantwoordelijk voor participatie en integratie bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten. ‘Maar wie na een mislukte inburgering met tienduizend euro schuld zit en dan ook nog nauwelijks Nederlands spreekt, start op enorme achterstand. Dat is tragisch voor de inburgeraar en het vergt veel van de gemeente om iemand daar weer uit te helpen.’

De nieuwe inburgeringswet

In het huidig inburgeringssysteem, stammend uit 2013, krijgen vluchtelingen drie jaar de tijd om hun inburgeringsexamens te halen. Mensen moeten zelf bepalen hoe ze de benodigde taal en kennis van de Nederlandse maatschappij opdoen.

Veel vluchtelingen sluiten een lening af bij DUO om lessen te volgen bij een van de – niet altijd deugdelijke – commerciële taalscholen die in de markt zijn gesprongen. Halen inburgeraars hun examens niet, dan wordt de lening een schuld, dreigen er boetes en in extreme gevallen zelfs uitzetting. Voor regelzaken als het aanvragen van toeslagen en het afsluiten van een verzekering zijn nieuwkomers veelal op zichzelf aangewezen.

Onder de nieuwe wet, die in 2022 wordt ingevoerd, kopen gemeenten de taallessen in en krijgen nieuwkomers meer begeleiding bij het opbouwen en organiseren van hun leven. Tegelijkertijd gaat de taal-eis omhoog, van het basale A2 naar B1, wat deelname aan de Nederlandse maatschappij moet vergemakkelijken. De omstreden boetes blijven onder de nieuwe wet bestaan, er zijn zelfs meer boetegronden bijgekomen, bijvoorbeeld voor het onvoldoende naleven van een Persoonlijk Inburgerings- en Integratieplan.

Meedoen

Onder de nieuwe inburgeringswet – geesteskind van demissionair minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken – begeleiden gemeenten nieuwkomers bij het leren van de taal en het opbouwen van een bestaan. Daarbij is het de bedoeling dat ‘inburgering’ van meet af aan samen gaat met ‘meedoen’. Dus taal- en cultuurlessen combineren met een maatschappelijke rol: koffieschenken in een buurthuis, stagelopen bij een garage of misschien zelfs een betaalde baan.

‘Maatwerk’ is daarbij het streven. Voor een ongeletterde vijftiger kunnen een lager taalexamen en vrijwilligerswerk volstaan, terwijl voor een leergierige twintiger kan worden gekozen voor meer opleiding met op de lange termijn betere arbeidsmarktkansen. De wet is meermaals uitgesteld, maar invoering staat nu voor januari 2022 op de rol.

Biedt de intensieve begeleiding hen inderdaad een betere start in Nederland?

Bij de pilot van Stichting Werkshop en de Sociale Dienst Drechtsteden krijgen Azhaar en haar man de kans min of meer in te burgeren zoals dat onder de nieuwe wet zal gaan. Ze krijgen extra taallessen en volgen workshops over solliciteren, cv’s maken en werknemersvaardigheden. Zarrinphaker en haar collega’s bemiddelen met opleidingen en potentiële werkgevers en denken in wekelijkse coachingsgesprekken met de deelnemers mee.

Vrij Nederland houdt een vinger aan de pols bij Azhaar en haar gezin, bij de Yemenitische Khaled Al Hamza, en bij de Sudanese Kwa Tia. Biedt de intensieve begeleiding hen inderdaad een betere start in Nederland? Slagen ze erin de taal te leren en een begin te maken met werk?

Alles opnieuw leren

Op een grauwe maandag zetten Hassan (19) en Iman (16) een dienblad met ontbijtkoek en nootjes op de koffietafel van hun rijtjeshuis in Papendrecht. Ouders Azhaar en Mahmoud (50) zitten op de enorme grijze hoekbank onder een foto van galopperende paarden in een sneeuwlandschap. Kerstverlichting fleurt de amaryllis in de vensterbank op, de woonkamer ruikt naar munt en er slingert nog geen papiertje rond. Het is haast niet voor te stellen dat hier naast de vier aanwezigen ook nog dochters Iojain (21) en Sara (11) wonen.

‘Dit jaar hebben we de bank aangeschaft,’ vertelt Hassan trots. Hij wil zakenman worden en om ervaring op te doen met geldzaken hebben zijn ouders hem als gezinsboekhouder aangesteld. Voor komend jaar heeft hij een eetkamerset begroot. ‘Vluchtelingen moeten van weinig geld rondkomen. Als je niet oplet, zit je al snel in de schulden,’ licht hij zijn aanpak toe.

Het gezin blikt terug op 2020, hun eerste jaar in Nederland. ‘Voor mij als meisje was het fantastisch,’ vertelt Iman. ‘Vroeger kon ik alleen van huis naar school en terug. Hier kan ik sporten, met vriendinnen naar de stad, samen eten, ik ben zelden thuis.’ ‘In ons land hebben meisjes geen fiets,’ vult haar broer aan, ‘geen vrijheid.’ Azhaar: ‘Voor vrouwen is geen plek in de publieke ruimte, ze worden lastiggevallen en lopen het risico gekidnapt te worden.’

‘Hier mag je je uitspreken,’ zegt Hassan, ‘ook als je het niet eens bent met de overheid.’

‘We moesten alles opnieuw leren. Hoe je je rekeningen betaalt, naar welke school de kinderen kunnen, welke verzekeringen je nodig hebt.’

Vader Mahmoud gaf voorlichting over mensenrechten en voorzag internationale organisaties van informatie. Dat werk bracht hem en het gezin in gevaar en resulteerde uiteindelijk in hun vlucht. ‘Ik gaf les over vrijheid,’ zegt Mahmoud. ‘Maar pas sinds we in Nederland zijn, ervaren we wat vrijheid is.’

Overigens is die vrijheid ook hier niet volledig. Uit vrees voor represailles wil het gezin alleen onder gefingeerde namen en zonder vermelding van het land van herkomst in dit verhaal optreden.

Ondanks hun waardering voor Nederland zijn ze opgelucht het eerste jaar hier af te sluiten. ‘We moesten alles opnieuw leren,’ aldus Azhaar. ‘Hoe je je rekeningen betaalt, naar welke school de kinderen kunnen, welke verzekeringen je nodig hebt. Dat was niet makkelijk. Nu kunnen we echt beginnen met leven.’

Geschikte burgers

De start in Nederland betekent dat mensen ‘inburgeren’: de taal leren en zich verdiepen in de heersende normen en gebruiken. Sinds 1998 is daar landelijk wetgeving voor. ‘Aanvankelijk vanuit het perspectief van sociale rechtvaardigheid,’ zegt rechtsfilosoof Tamar de Waal van Stichting Civic, die promoveerde op integratiebeleid in de EU. ‘Het leren van de taal biedt mensen de kans zich verder te ontplooien. Maar sinds het ministerschap van Rita Verdonk in 2003 is inburgering steeds meer een individueel en voorwaardelijk proces geworden.’

De premisse daarbij is dat Azhaar, Mahmoud en andere nieuwkomers nog niet echt geschikte burgers zijn en dat door studie van de Nederlandse samenleving moeten worden.

Onder de huidige wet neemt dat inburgeren doorgaans drie jaar lang zo’n drie dagdelen per week in beslag. Dat beperkt de mogelijkheden voor een reguliere baan, zeker als mensen ook de taal niet goed beheersen.

‘In de praktijk lieten veel gemeenten inburgeraars die eerste drie jaar met rust in een uitkering,’ aldus Adriaan Oostveen die bij beleidsonderzoeksbureau Regioplan onder meer de inburgeringspilots evalueert. Voor velen was werk pas na de examens aan de orde.

‘En tegen die tijd kon het lastig zijn mensen in beweging te krijgen,’ zegt Jacqueline van Dongen, die inburgeraars begeleidt binnen een pilot van een aantal gemeenten rond Oosterhout. Na de spanning van het vertrek uit het land van herkomst, de vlucht en de asielprocedure, verzandden sommige nieuwkomers in een passief bestaan. Ze noemt een cliënt die na zijn inburgering aangaf overdag niet beschikbaar te zijn voor werk: hij moest immers om drie uur de kinderen van school halen. Kon zijn vrouw dat niet doen, informeerde Van Dongen. Nee, die had geen rijbewijs. ‘Hij had niet de mentale flexibiliteit te bedenken dat zij dat lopend of met de fiets zou kunnen doen, al was de school vlakbij.’

Wie ben jij?

Door taallessen en participatie van meet af aan te combineren, maken mensen een betere start, is de gedachte achter de nieuwe wet. Het helpt nieuwkomers de geleerde taal in praktijk te brengen. Oostveen: ‘Binnen het huidige systeem zijn veel mensen ook na het slagen voor de inburgeringsexamens niet toegerust op het gebruik van de taal. Hoe stel je een vraag als je iets niet begrijpt? Hoe meld je je ziek? Is het beleefd om mensen aan te kijken in gesprek, of juist niet? Die aspecten zijn cultuurgebonden en daar moet je mee oefenen.’

Verder biedt zo’n inkijkje op de Nederlandse werkvloer inzicht in wat voor banen hier zoal zijn en behoedt het mensen voor verveling en isolement.

Voorwaarde is dan wel dat die maatschappelijke rol resoneert bij de persoon in kwestie. ‘Voor ons is participeren geen doel op zich,’ zegt Allenoosh Azarian, die als coördinator aan de wieg stond van de Drechtsteedse pilot. ‘Wij waren benieuwd hoe het nieuwkomers zou vergaan als het uitgangspunt niet is: “Hoi, hoe kom jij zo snel mogelijk uit de bijstand? Maar: “Hoi, wie ben jij? Waar heb jij behoefte aan? En waar zit jouw kracht?”’

Onder de nieuwe wet moet die persoonlijke aanpak worden gewaarborgd door het opstellen van een PIP, het inburgeringsbroertje van het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) uit de kantoortuin. Dit Persoonlijk Inburgerings- en Participatieplan stellen nieuwkomer en gemeente samen op en moet aansluiten bij de ambities, interesses en capaciteiten van de nieuwkomer.

Groen knippen

Iemand bij wie het geen enkel probleem lijkt om werk te vinden dat aansluit bij zijn interesses en capaciteiten is de geestdriftige Kwa Tia (47), die deelneemt aan de pilot in Oosterhout. Als tijdens de lockdown zijn leven in Nederland stagneert, richt hij zijn ijver op een subsidieaanvraag voor beroepsopleidingen in de Nuba-regio in Sudan. ‘Ik wil voorkomen dat daar conflicten ontstaan omdat iedereen om dezelfde baantjes concurreert,’ doet hij zijn ambitieuze plannen uit de doeken. ‘In mijn voorstel krijgen mensen die in de oorlog gewond zijn geraakt een prothese en kan iedereen vervolgens een opleiding volgen: om timmerman te worden, of boer. En we willen ook dramalessen organiseren om de geest te helen.’

Na zijn studies onderwijs en bedrijfskunde werkte Kwa bij internationale hulporganisaties in Sudan. De laatste negen jaar op de logistieke basis van de Verenigde Naties. ‘Ik vond het fantastisch! De bedrijvigheid en de culturele diversiteit. Ik had op school een beetje Hindi geleerd en als er Indiase soldaten aankwamen, deed ik de veiligheidsinstructies in hun taal. Als de oorlog niet was uitgebroken, was ik er nooit weggegaan.’

‘Ik wil leren hoe Nederland precies werkt. Hier is vrede, als ik begrijp hoe dat komt, kan het mij helpen de problemen in mijn eigen land op te lossen.’

Maar de oorlog brak wel uit. Na jaren van omzwervingen bracht de VN-Vluchtelingenorganisatie Kwa met vrouw en kinderen naar Nederland als onderdeel van hun hervestigingsprogramma.

Kwa hoopt werk te vinden dat bij zijn eerdere ervaring aansluit: iets met planning en logistiek, of anders iets met cijfers. Maar zijn eerste werkervaringsplek, in het najaar van 2020, ligt op een ander vlak. ‘Ik doe vrijwilligerswerk groen knippen,’ vertelt hij in basaal Nederlands. ‘Het helpt mij met begrijpen van de taal en het land.’

Ook hierin denkt Kwa groots: ‘Ik wil leren hoe Nederland precies werkt. Hier is vrede, als ik begrijp hoe dat komt, kan het mij helpen de problemen in mijn eigen land op te lossen.’

Pal voor de kerstvakantie krijgt Azhaar goed nieuws. Zarrinphaker heeft iemand gevonden die haar wil helpen klaarstomen voor haar gedroomde IT-opleidingen. Husamettin, zelf ook nieuw in Nederland en alumnus van een vergelijkbare opleiding. ‘Ik ben superblij!’ zegt ze. ‘Deze weken heb ik geen taalles, dus kan ik me volledig richten op programmeren. Ik kan het wel, ik moet het alleen doen.’

Lees over twee weken hoe het Azhaar, Mahmoud en Kwa vergaat bij hun pogingen mee te doen in Nederland. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief om het volgende deel niet te missen.

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (www.fondsbjp.nl).