‘Familie is vaker een last dan een zegen,’ zegt de moeder van de hoofdpersoon in Last, de roman van Ellen Ombre. Ook al is het niet de sympatiekst denkbare moeder die dit zegt, voor wat zich in de roman afspeelt heeft ze wel gelijk. In Suriname, waarin de roman zich voor de helft afspeelt, bestaat voor ‘last hebben’ het woord hebi. Maar het heeft ook nog een tweede betekenis in ‘erflast’, waarmee het een negatieve klank krijgt. Je gaat je er dikke romans bij voorstellen waarin families jarenlang ruziën over schulden en erfenissen zonder er ooit uit te komen.

Familiale ruzies doen zich in Last niet in enige heftigheid voor (wel roddel, kwaadsprekerij, discussies over joods-zijn), maar wel hebben alle personages last van hun persoonlijke geschiedenis. Die slepen ze mee, die speelt bij ze op, heeft voor littekens gezorgd. De emoties die ermee verbonden zijn maken dat de een te luid praat, de ander niet stil kan zitten, weer een ander dwangmatig met zijn vingers op de leuning van zijn stoel roffelt. In verschillende variaties duikt in de roman de uitspraak op dat het verleden zich in het heden bevindt. Dat is in deze roman geen open deur. In Last ligt dat verleden er als een bundel open zenuwen bij.

een labyrint

Het begint nog idyllisch wanneer Lot als kind ‘naar haar vader trekt’, zoals men dat zegt van een meisje dat eerder haar heil bij de vader dan bij de moeder zoekt. Vanaf het begin neemt haar vader haar in bescherming tegen het niet aflatende gevit van haar moeder. De moeder is obsessief bezig van haar dochter een net meisje te maken en wordt hysterisch van elke afwijking van Hoe hoort het eigenlijk?, het handboek van Amy Groskamp-ten Have. Als een statige, licht getinte verschijning is ze bezig oordelend en misprijzend te laten weten wat ze denkt, vooral over Lot: ‘Ik weet niet waar ik dit kind heb gevonden’, of ‘Ik vervloek de dag dat je geboren bent’. Terwijl de moeder boeken maar ‘stofnesten’ vindt, zijn boeken voor haar vader en zij de objecten van hun beider ‘weetlust’. Ze lezen samen de Winkler Prins Encyclopedie.

Lots vader, een keurig geklede en donkergekleurde ambtenaar op het gouvernementskantoor, zit met zijn hoofd vaak in de zeventiende eeuw: hij verzamelt bewijsstukken voor een artikel over de eerste Sefardische, Portugese joden in Suriname. Die gingen in de zeventiende eeuw vijftig mijl van Paramaribo een staatje in de staat vormen met een enclave die ‘Jodensavanne’ werd genoemd. Ook wil hij alles weten over zijn Afrikaanse voorouders. Die waren slaven van de Sefardische pioniers. Daar kwamen huwelijken van, waar ‘negerjoden’ uit voortkwamen.

Last is de geromantiseerde geschiedenis van een steeds groter wordende twijfel en verwarring bij vader en dochter omtrent die geschiedenis.

Dit maakt hem binnen de familie tot een buitenbeentje, als ze dat door vermenging niet allemaal waren. Soms vragen ze zich vertwijfeld af wat een jood is. Door zijn belangstelling voor de joodse geschiedenis in Suriname trekt de vader zich in de jaren vijftig van de vorige eeuw het lot aan van de dertigduizend joodse asielzoekers uit Oost-Europa die Suriname na de oorlog bereid was op te nemen. Wanneer hij het daar tijdens een familiediner over heeft is dat tegen het zere been van oom Mosje die vindt dat de joden niet naar Suriname, maar naar het Beloofde Land Israël moeten (‘Palestina is ons thuisland’). Lot weet zich dan ging raad, is gesteld op oom Mosje, maar ook vol bewondering voor haar vader. Die laat hier het tegendeel van een nederige sakafasi-mentaliteit zien (waar haar moeder zo’n hekel aan heeft). Wanneer ze thuis zijn laat hij haar een klein boekje zien, oorspronkelijk in 1647 in het Spaans geschreven: The Art of Worldly Wisdom van Balthasar Gracián. ‘Dit kleinood,’ zei hij, ‘heeft me zelfvertrouwen gegeven.’

Deze verzameling van driehonderd scherpzinnige wereldwijsheden helpt haar vader niet wanneer het gezin op verlof (maar in werkelijkheid voorgoed) naar Nederland verhuist, naar het Amsterdamse Buitenveldert. Daar verpietert hij, verkleefd aan de verwarming, niet meer op zijn plaats. Hij had zijn papieren en het ontwerp voor Het verhaal over de joden in Suriname meegenomen, maar hij loopt erin dood. Lot belooft hem dat zij het zal afmaken. Zijn vrouw leeft in Nederland ondertussen op, al komt er geen eind aan haar hatelijkheden tegen haar dochter.

Door de ijver waarmee Lots vader bezig is zich te verdiepen in de geschiedenis van de joden in Suriname ga je als lezer vermoeden dat er iets concreets uit zal komen. Dat gebeurt niet. Last is de geromantiseerde geschiedenis van een steeds groter wordende twijfel en verwarring bij vader en dochter omtrent die geschiedenis. Ze verzeilen in een labyrint, Lot eindigend in Paramaribo met eindeloze gesprekken bij het laatste Surinaamse familielid, de Sefard Erwin Nassy. Het is een doodlopende weg die voor Lot eindigt wanneer iets tot haar doordringt: ‘Het zoeken naar afkomst stond me steeds meer tegen.’ Ombre weet de onzekerheid hierover lang in stand te houden.

niet eenvoudig

De Surinaams-joods geschiedenis is een, de ander is de sfeer in het Surinaamse en later Buitenvelderste huis, vooral wanneer Lots moeder haar ongenadige afkeer laat blijken voor haar dochter. Waar die afkeer vandaan wordt laat in Lots leven terloops onthuld. Lot heeft ondertussen een kern van ongenaakbaarheid in zich die maakt dat ze haar eigen weg gaat.

Er wordt in Last wel een eigenaardige sprong in de tijd gemaakt, een gat van haar vijftiende naar haar vijfentwintigste levensjaar. Over die jaren horen we niets. Op haar vijfentwintigste krijgt ze pas haar eerste baantje in een boekwinkel. Daar ontmoet ze Baruch, de man met wie ze dertig jaar een gelukkig en lastig huwelijk met veel ontrouw van zijn kant beleeft. Lot gaat lang helemaal op in het huwelijk, maar wordt door de voortdurende ontrouw van haar man op zichzelf teruggeworpen en verlaat hem. Ze valt dan ook terug op de van haar vader geërfde obsessie met de joodse geschiedenis, alsof ze daar uiteindelijk haar identiteit en zelfrespect aan zou kunnen ontlenen. Wat niet het geval is, is haar eigen conclusie. Ze heeft alleen nog zichzelf.

Het gevoelsleven van Lot, poreus en onder gunstige omstandigheden in staat om het leven te omhelzen, wordt met onbevangen precisie beschreven.

Last is een lastig boek. Het is niet eenvoudig om je in te leven in Lots obsessie. Tegelijk draait het daar natuurlijk om: het gaat Lot lang om een behoefte aan identificatie met een groep of geschiedenis. Daar kunnen anderen zich vaak moeilijk in verplaatsen. Geen last van anderen hebben, ongebondenheid, onafhankelijkheid, soevereiniteit en zelfstandigheid zijn begerenswaardige, zelfs aantrekkelijke menselijke condities, maar de verwerving ervan is verre van vanzelfsprekend. Daar komt Lot achter.

Als roman lijdt Last soms te veel aan dorre zinnen, geschreven uit angst niet precies genoeg te zijn. Er komen te vaak hele historische verhandelingen uit de mond van Lots gesprekspartners. Daar staat tegenover dat de sensitiviteit waarmee Lot alle verbale en fysieke aanvallen van haar moeder en van haar man ondergaat, met finesse wordt beschreven. Het gevoelsleven van Lot, poreus en onder gunstige omstandigheden in staat om het leven te omhelzen, wordt met onbevangen precisie beschreven. Wie Last wil lezen moet overigens afzien van de lectuur van Negerjood in moederland, de roman van Ombre uit 2004. Daarin wordt tot mijn verrassing zo ongeveer hetzelfde verhaal verteld.

Last door Ellen Ombre is uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar.