Minister Wijers heeft een oude hoewel min eerbiedwaardige koe bij de horens gevat: de handelingsonbekwaamheid der gehuwde vrouw. Wanneer in de huidige samenleving een vrouw tot een huwelijk besluit en daarmee blijk geeft van een zekere volwassenheid maakt de wet haar op dat ogenblik van handelingsbekwame ongehuwde tot handelingsonbekwame gehuwde. Immers, de ongehuwde vrouw staat juridisch met de man gelijk: zij kan alle mogelijke beroepen uitoefenen, met haar bezit doen naar haar goeddunkt en niemand zal haar dat beletten op grond van het feit, dat zij „slechts” een vrouw is.

Het was overigens geen gunst van de wetgever, dat de ongehuwde vrouw voor vol wordt aangemerkt; in 1838, het jaar waaruit onze wetgeving op dit stuk dateert, was een vrouw — gehuwd of ongehuwd — die directeur van een fabriek was of die zelf een hoedenzaak wilde beginnen, een dergelijke ongehoordheid, dat men met de mogelijkheid zo goed als geen rekening hield. De huwende vrouw daarentegen bracht ten...