De Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector was vijftien jaar, van 1944 tot 1959, de vrouw van de diplomaat Maury Gurgel Valente. In die jaren was hij eerst in Napels, daarna in Bern en tenslotte in Washington gestationeerd. Het leven van een diplomatenvrouw ging haar niet gemakkelijk af. Ze verveelde zich dood en de omgang met mensen in de diplomatieke dienst kon dat niet verhelpen. Op de eieren van de conventionele omgangsvormen te moeten lopen lukte haar alleen door een schaduw tussen de schaduwen te worden. Dat wil zeggen: door zich aan te passen en haar echte zelf achter te houden.

Haar schrijverschap ging min of meer ondergronds. In zekere zin kwam dat haar niet eens zo slecht uit. Ze wilde het ook wel een beetje voor zichzelf houden. Ze besloot al vroeg dat ze een ‘normaal’ leven wilde leiden, als een moeder van twee kinderen, met de literatuur wat op de achtergrond. Haar debuut in 1943, Dicht bij het wilde hart, had ook al genoeg publiciteit (in de vorm van lof en verbijstering) veroorzaakt. Haar werk speelt zich dan ook niet aan de oppervlakte van de menselijke geest af, maar eerder in de krochten van het innerlijke. Ze was op een ongemakkelijke manier ‘modern’.

Het op de achtergrond houden van het schrijven lukte haar tot op grote hoogte. Dat is te zien aan haar brieven die nu gepubliceerd zijn onder de titel Mijn lievelingen. Wie bekend is met het in het Nederlands vertaalde werk (de novelle Het uur van de ster, de columns in De ontdekking van de wereld, de roman De passie van G.H. en Alle verhalen) zal zich verbazen over de eigenaardige normaalheid van die brieven. Ze zijn voornamelijk gericht aan haar ‘lievelingen’, haar zussen Elisa en Tania, al werden ze intensief meegelezen door een trits andere familieleden (Leinha, Maninka, Márcia, Bertinka…), waarvan het doen en laten door Lispector goed werd bijgehouden. Ze wilde ‘alles, alles’ van iedereen in haar familie weten: ‘Stuur me berichten en alles komt goed.’

liefste van me

Lispector studeerde rechten en werkte al jong als journalist. Ze had een analytische en kritische geest. Haar schrijverschap speelde zich op een ander vlak af, meer in bewustzijnstromen, verwant aan, maar niet beïnvloed door James Joyce, omdat ze die nog niet had gelezen. In Dicht bij het wilde hart, geschreven in het jaar voor haar huwelijk, speelt zich het wilde gedachteleven van Joana af, een jonge vrouw die samenleeft met de middelmatige intellectueel Otávio die een boek over het burgerlijk recht schrijft. ‘Recht’ en goed en kwaad, daar hebben het wilde hart en de dromen van Joana juist helemaal geen boodschap aan. Wanneer een vorige geliefde van Otávio tegen haar zegt graag te willen trouwen, reageert ze zo: ‘Stel je voor: altijd iemand in je nabijheid hebben, niet meer alleen zijn. Mijn God! Nooit, nooit meer alleen met jezelf kunnen zijn. (…) Zelfs de vrijheid om ongelukkig te zijn ben je kwijt doordat je de ander met je meesleept. Er is iemand die je altijd in de gaten houdt, die je volgt, die al je bewegingen nagaat.’

Als het over haar schrijverschap gaat is het in negatieve zin: dat ze de motivatie niet heeft om verder te gaan aan een roman, dat ze het uit haar gedachten heeft verbannen.

Een jaar na deze roman, met daarin deze excommunicatie van het huwelijk, trouwde Lispector met Maury Valente. Het is een van manifestaties van de ambiguïteit in het leven en werk van Lispector, door Benjamin Moser in zijn biografie over haar treffend uiteengezet. Elke brief aan een of meer zussen begint met een variatie op ‘mijn lievelingen’: mijn liefjes, lieve schat, Elisa mijn lieve schat, Tania, lieve meid van me, mijn aanbeden bloempje, mijn kleine meid, liefste, mijn schatje, terwijl de brieven zelf gelardeerd worden door ‘liefste van me’, ‘mijn unieke schatten’. De heimwee naar Rio de Janeiro steekt door alles heen. Het is een uitzondering wanneer het in haar brieven over haar schrijverij gaat. En als het erover gaat, in negatieve zin: dat ze de motivatie niet heeft om verder te gaan aan een roman, dat ze het uit haar gedachten heeft verbannen, dat ze er niet aan moet denken (‘nog iets schrijven – het boeit me niet meer’).

buffel

Waar gaan de brieven dan wel over? Over trivialiteiten die van levensbelang worden gevonden, over gezondheid, stemmingen, pijntjes, over dat ze van ze houdt, bezoekjes aan die en die, dat ze aan het ontwortelen is in Bern waar niets gebeurt, dat de brieven te lang op zich laten wachten, dat ze haar zus Elisa ‘aanbidt’ (‘waar je ook bent, het is daar dat ik me gelukkig zal voelen’) en dat ze haar aanspoort gelukkig te zijn (‘wees gelukkig, wees gelukkig, wees gelukkig!’), terwijl in haar werk het woord ‘geluk’ niet eens genoemd mag worden. Ze stikt vaak van de heimwee. Ze leeft bij het krijgen van brieven (‘het meest waardevolle op de hele wereld’). Het leven wordt ‘ondraaglijk zonder brieven van jullie’.

Wanneer het in de brieven over haar werk gaat, neemt ze er afstand van. Na de scheiding van haar man in 1959 wordt de afkeer minder, getuige de boeken die ze publiceert, maar toch is schrijven een ambivalente aangelegenheid voor Lispector. Dat heeft te maken met de gebieden in haar innerlijk die ze, wel en niet tegen haar zin, betreedt. Ze zoekt ze op in haar amorele gedachteleven, daar waar heftige emoties het bewustzijn uitmaken, waar doods-en levensdrift om voorrang strijden. De Lispector die haar brieven steevast eindigt met variaties op de aansporing gelukkig te zijn (‘God zegene jullie en geve jullie gezondheid, gezondheid, gezondheid, geluk, blijdschap, welbehagen’), is dezelfde die het verhaal ‘De buffel’ schreef.

Dat is het verhaal over een vrouw die (afgewezen door man) in de dierentuin met gebalde vuisten in haar jaszakken de dieren probeert te haten omdat ze er zo onschuldig bijstaan of zo onbekommerd door hun kooi vliegen, zoals de apen. Ze wil haar haat uitleven: ‘Toen kwam, uit haar buik geboren en smekend, in trage golven, opnieuw de zin om te doden omhoog. Haar ogen begonnen, dankbaar en zwart, te glimmen, bijna gelukzalig. Het was nog niet de haat, voorlopig slechts de gekwelde wens om te haten, als een verlangen naar de belofte van de gruwelijke ontluiking, een kwelling als van liefde, de zin in haat, die zich geheiligd bloed en triomf beloofde.’ Het is pas in de ogen van de buffel dat haar haat minder wordt.

een gepassioneerd schrijverschap

Er zit iets monomaans en heftigs in de manier waarop Lispector in haar brieven hangt aan haar zussen en aan haar familie. Ze is op een panische manier op zoek naar geborgenheid. Dat is onderdeel van de rol die haar onbewuste zelf in haar romans en verhalen speelt. De manier waarop ze zich in haar laatste novelle Het uur van de ster identificeert met het armzalige bestaan van een jonge vrouw die op de rand van de samenleving leeft en ten onder gaat, veronderstelt een hang naar miserabilisme, en een krachtige doodsdrift.

De brieven zijn vooral interessant en fascinerend in het geheel van haar schrijverschap: de afwisseling van haar ‘normale’ triviale leven en de rol van haar ‘wilde hart’.

De brieven zijn vooral interessant en fascinerend in het geheel van Lispectors gepassioneerde schrijverschap: de afwisseling van haar ‘normale’ triviale leven en de onderliggende heftigheid, de rol van haar ‘wilde hart’. Ze had een hekel aan zichzelf. Ze had een hekel aan wat ze ‘moest’ schrijven (‘ik walg inmiddels van het boek’, ‘Enfin, lieveling, het boek is waardeloos’). En eindigend met: ‘Lievelingen, schrijf me snel met nieuwtjes. Alsjeblieft. Ik zend jullie mijn liefde en heimwee.’

Mijn lievelingen. Brieven 1940-1959 door Clarice Lispector zijn vertaald en van een nawoord voorzien door Adri Boon en door De Arbeiderspers uitgegeven in de reeks Privé Domein.