Het was een ongemakkelijk moment: Mark Rutte die vorige week tijdens een Kamerdebat over de reorganisatie van de Belastingdienst uit zijn slof schoot. Toen SP-parlementariër Renske Leijten fel van leer trok tegen de Haagse ‘banencarrousel’ van de Algemene Bestuursdienst – na de fraude-affaire bij de Belastingdienst waren verantwoordelijke topambtenaren rustig doorgeschoven naar fijne nieuwe banen terwijl duizenden onschuldige burgers achterbleven met verwoeste levens – betoogde de premier met stemverheffing dat het geen pas gaf zo over topambtenaren te spreken: het zou ‘beschadigend’ zijn om de ambtelijke top aldus ‘vogelvrij te verklaren’.

Op zich had de premier een punt: de Kamer dient in de eerste plaats bewindslieden aan te spreken op wat de ambtenarij onder hun verantwoordelijkheid uitspookt. Zo liggen de staatsrechtelijke verhoudingen. Maar de heilige verontwaardiging van Rutte grensde – en dat was het ongemakkelijke – aan vermoorde onschuld. Want het was...