Ergens halverwege een vrijdagmiddag in september besloot ik dat ik de Duitse socioloog Hartmut Rosa (57), verbonden aan de Friedrich Schilleruniversiteit in Jena, wilde interviewen over zijn boek Unverfügbarkeit, dat in het Nederlands bij uitgeverij Boom verschijnt als Onbeschikbaarheid. In mijn hoofd ging het ongeveer zo: ik zou de pr-medewerker van Rosa mailen met het verzoek voor een interview, daarmee zou worden ingestemd en daarna zou ik het interview afnemen en uitwerken. Het voelde als een proces dat ik onder controle had. Hartmut Rosa was in mijn hoofd beschikbaar voor me.

Maar de pr-medewerker reageerde niet op mijn mails en telefoontjes. Van Rosa zelf kreeg ik vervolgens een automatisch bericht terug: hij was ontzettend druk, overbelast zelfs. Tot eind december kon hij geen ‘nieuwe taken’ op zich nemen. ‘Alle resonantie-assen staan onder extreme versnellingsdruk.’ was zijn weinig bemoedigende, afsluitende boodschap (vrij geestig, wanneer je bekend bent met zijn werk, dat in het kort neerkomt op: de wereld – en daarmee het alledaagse leven – versnelt, in veel gevallen leidt dat tot vervreemding en dat gevoel kunnen we bestrijden door meer open te staan voor resonantie – wat een soort staat van vervoering inhoudt).

Hartmut Rosa was minder beschikbaar dan ik had gedacht. Ik verloor langzaam de grip op het interview. Toch gaf ik de moed niet op. Mijn verzoek was nog niet afgewezen. Rosa was dan misschien niet volledig beschikbaar, maar dat betekende niet dat hij ineens volledig onbeschikbaar was. Hij pendelde ergens daartussenin.

Een paar dagen later kwam er een mailtje van de pr-medewerker: ‘Mr. Rosa would very much like to do the interview with you.’

Ik balde mijn vuist. Was het toch gelukt.

agendahedonisme

Efficiëntie, productiviteit en doelmatigheid hebben niet alleen onze werktijd, maar ook ons privéleven gekoloniseerd. We timmeren ons bestaan zo goed dicht dat er geen enkele ruimte meer is voor spontaniteit of verveling. Heel efficiënt, maar er is een keerzijde. Tom Grosfeld schreef voor Vrij Nederland een boek over agendahedonisme. Bestel het hier.

Zoveel mogelijk controle

Onbeschikbaarheid gaat over wat ik hierboven heb beschreven. Volgens Rosa verlangen moderne mensen ernaar om de hele wereld beschikbaar en beheersbaar te maken. We denken gelukkig te worden van zoveel mogelijk controle, van kunnen voorspellen wat er zal gaan gebeuren. Maar het tegendeel is waar: wanneer alles voor ons beschikbaar zou zijn, dat wil zeggen: zichtbaar, toegankelijk, beheersbaar, controleerbaar en bruikbaar, levert dat een dode wereld op. Niets zal ons meer raken, het leven wordt zinloos.

Wanneer alles om me heen beschikbaar voor me zou zijn, zou ik vervreemd raken van de wereld, onverschillig worden, niet meer in staat zijn om me ermee te verbinden.

Resonantie, wat zoiets betekent als ‘voelen dat we leven’, ervaren we juist in het onverwachte, het oncontroleerbare, het onbeheersbare, het onvoorspelbare en het ongrijpbare. Het echte leven speelt zich ergens af tussen dat wat voor ons beschikbaar is en dat waarover we niet kunnen beschikken (Verfügbarkeit is vertaald als beschikbaarheid, maar betekent ook beheersbaarheid).

Waarom voelde ik me zo opgetogen na de mail van de pr-medewerker? Waarschijnlijk omdat het geen vanzelfsprekendheid was dat Hartmut Rosa tijd voor me zou hebben. Ik kon de uitkomst proberen te beïnvloeden door een nette mail op te stellen, te laten blijken dat ik zijn boek met aandacht had gelezen, maar er was altijd een mogelijkheid dat hij ‘nee’ zou zeggen. Wanneer alles om me heen beschikbaar voor me zou zijn, en ik het interview dus zou kunnen afdwingen, zou ik vervreemd raken van de wereld, onverschillig worden, niet meer in staat zijn om me ermee te verbinden. Ik zou mijn vuist niet meer ballen.

Agressieve houding

‘Ons verlangen om de wereld te beheersen en controleren noem ik een agressieve houding,’ zegt Rosa wanneer ik hem bel. ‘Alles wat er is, moet gekend, beheerst, veroverd en bruikbaar worden gemaakt, wat de manier waarop wij ons tot de wereld verhouden heeft veranderd. Dat proces is al een paar eeuwen gaande, maar behoorlijk geradicaliseerd in de eenentwintigste eeuw. Het neoliberalisme heeft de onderlinge competitiedrang aangewakkerd en de digitale revolutie heeft dat proces gefaciliteerd en versneld. Het gevolg is, onder meer, dat we de neiging hebben om alles – op individueel, institutioneel en structureel niveau – te willen verbeteren en optimaliseren.’

Volgens Rosa is de moderniteit gestoeld op ‘dynamische stabilisering’, waarmee hij bedoelt dat samenlevingen alleen bestendig zijn wanneer ze groeien. Dat betekent dat we gedwongen worden om steeds meer van de wereld beschikbaar te maken, de wereld ‘technisch, economisch en politiek te beheersen’. Dat kapitalistische ethos van onbeperkte groei is vervolgens ons hoofd binnengekropen en uitgesmeerd over ons privéleven. Rosa: ‘We hebben het idee verinnerlijkt dat de uitbreiding van ons bereik in de wereld de sleutel is tot een beter leven. Die mentaliteit beïnvloedt alles wat we doen.’

Bereik vergroten

Die observatie is moeilijk los te zien van wat Michel Foucault in 1979 al ‘het zelf als ondernemer’ heeft genoemd. Het economische model van vraag en aanbod werd binnen het neoliberalisme een model voor het leven zelf, ‘voor hoe het individu zich verhoudt tot zichzelf, tot de tijd, tot zijn omgeving, tot de toekomst, de groep, de familie’. Met andere woorden: het individu veranderde in ‘menselijk kapitaal’, en ging zichzelf dusdanig als onderneming beschouwen dat hem het gevoel bekroop dat hij zoveel mogelijk in zichzelf moest investeren om er het maximale rendement uit te halen.

‘We proberen allerlei vormen van kapitaal – economisch, cultureel, sociaal en lichamelijk – te veroveren,’ zegt Rosa. ‘Voor mij zijn dat manieren om ons bereik te vergroten. De horizon verleggen van wat mogelijk en haalbaar is. Neem geld. Waarom is dat interessant? Omdat we ons bereik, ons menselijk kapitaal, ermee kunnen uitbreiden. Er wordt meer voor ons beschikbaar: een groter huis, verre reizen, betere opleidingen, dure theatervoorstellingen.’

‘Met volledige beschikbaarheid verdwijnt er iets. De wereld wordt minder betoverend.’

Die ontwikkeling is volgens Rosa behoorlijk geïntensiveerd door de digitale revolutie. Met de komst van het internet, en later de smartphone, is ons bereik in de wereld geëxplodeerd. Tegenwoordig hoeven we nauwelijks meer moeite te doen om tot een ervaring te komen, om ons bereik uit te breiden. De hele wereld is via een paar clicks beschikbaar. We hoeven niet meer naar een platenzaak te fietsen om het nieuwe album van Flatbush Zombies te kopen, nee, we openen gewoon Spotify op onze telefoon en alle muziek is voor ons beschikbaar.

Bij dat soort volledige beschikbaarheid voelt Rosa een zeker onbehagen. Het maakt ons nonchalant en onverschillig, zegt hij. ‘Soms weten we niet eens naar welke artiest we luisteren, terwijl we voorheen heel bewust een plaat uitzochten waarnaar we wilden luisteren. Begrijp me niet verkeerd: veel technologische ontwikkelingen maken de wereld fijner, ik wil niet terug naar premoderne tijden. Maar met volledige beschikbaarheid verdwijnt er ook iets. De wereld wordt minder betoverend.’

Snellezen

Door het neoliberalisme en de digitale revolutie zijn we in een intensieve competitiestrijd beland. Onze angst om niet achterop te raken, kunnen we uitschakelen door ons bestaan in verregaande mate te controleren en beheersen. ‘Het gevolg is dat ons leven tegenwoordig steeds meer in beslag wordt genomen door het afwerken van to-dolijstjes,’ zegt Rosa. ‘Alsof we de wereld moeten veroveren. Het is: doen, regelen, wegwerken, beheersen, oplossen, afwerken.’

Dat is wat Rosa ziet wanneer hij naar moderne mensen kijkt. Ze moeten hun leven continu optimaliseren. Bergen beklimmen, marathons lopen, carrière maken, minnaars verzamelen, plaatsen bezoeken, het is nooit genoeg. Illustratief is de manier waarop we naar ons lichaam kijken, zegt hij. ‘We meten hoe goed we slapen, wat onze bloeddruk is, hoeveel we wegen. De resultaten vergelijken we met anderen, met de aanbevolen hoeveelheid stappen die we moeten zetten en dan ook nog met ons verleden: hoeveel stappen zetten we vorige maand? Die logica passen we toe op elk domein binnen ons leven: we maken processen zichtbaar en vervolgens willen we ze optimaliseren.’

Die optimalisatiedrang, en meer algemeen de rationalisering van ons bestaan, leidt volgens Rosa tot een proces van vervreemding, van verstomming van de wereld. ‘Ik zie het bij veel mensen die plannen maken voor hun vakantie. Voordat ze gaan, zijn ze al bezig met de volgende reis. Ze zijn niet in staat om geraakt te worden door de wereld, om tijdens zo’n vakantie getransformeerd te worden.’

Nog een voorbeeld, zegt Rosa. ‘Ken je die nieuwe trend, snellezen? Je leest een boek heel snel, scant de tekst als het ware. Dat is efficiënt. Terwijl: je een boek eigen maken is een proces van het heel goed doordenken en het even laten rusten, zodat je langzaam vat krijgt op wat het boek probeert te zeggen. Probeer dat te optimaliseren, en je kunt er niet meer mee resoneren.’

De burn-out beschouwt Rosa als uitingsvorm van deze hedendaagse vervreemding. ‘Het is interessant dat er onder leraren veel burn-outgevallen zijn. Vaak zeggen ze kort voordat ze uitvallen dat ze niet tot hun leerlingen kunnen doordringen, dat ze geen contact kunnen maken. Ze investeren veel energie in ze, maar er komt niets terug. Dat is wat ik bedoel met een dode wereld, en waar resonantie uiteindelijk om draait, namelijk om aangeraakt worden, voelen dat er om je wordt gegeven. En andersom: dat jij in staat bent om iemand anders te raken, jezelf te verbinden met de ander.’

Spontane handeling

Zelf schreef ik dit jaar een boek met de titel Agendahedonisme, waarin ik onderzoek waarom de moderne mens zijn bestaan tegenwoordig zo rationeel, calculerend en doelmatig benadert, en of het mogelijk is om daar een andere, minder economische en minder efficiënte manier van leven tegenover te zetten. Daarvoor leun ik onder meer op de Duitse filosoof en psycholoog Erich Fromm (1900-1980). Hij zag tachtig jaar geleden al dat we ons bestaan steeds meer dichttimmerden, steeds mechanischer gingen leven, dat er steeds minder ruimte overbleef voor ondoelmatige, belangeloze tijdbesteding.

Erich Fromm zag spontaan handelen als medicijn tegen vervreemding. Het geeft ons de kans om ons opnieuw te verenigen met de wereld, de natuur en ons eigen wezen.

Als tegenhanger van deze – in de terminologie van Rosa – ‘agressieve levenshouding’ zag Fromm de ‘spontane handeling’: iets doen om de activiteit zelf. Handelen dat niet van tevoren is bedacht, waaraan geen rationeel denkproces voorafgaat. Het proces (bijvoorbeeld een wandeling) staat centraal, niet het resultaat (de batterij weer opladen voor de volgende vergadering). Fromm zag spontaan handelen als medicijn tegen vervreemding. Het geeft ons de kans om ons opnieuw te verenigen met de wereld, de mensheid, de natuur en ons eigen wezen.

Geen garantie

De spontane handeling van Fromm komt in grote lijnen overeen met de resonantie-theorie van Rosa, die draait om de gedachte dat resonantie de grondmodus is van ons bestaan. ‘In het kort draait resonantie om vier kenmerken,’ legt Rosa uit. ‘Je wordt door iets of iemand aangeraakt of bewogen. Dat kan een landschap zijn, maar ook een idee of een interactie. Maar het is pas een resonantie-ervaring wanneer we reageren op deze aanraking, bijvoorbeeld doordat we kippenvel krijgen, of de blik beantwoorden die ons wordt toegeworpen. Vervolgens verandert deze ontmoeting onze verhouding tot de wereld. Dat kan groots en blijvend zijn, maar ook tijdelijk en klein: een verbeterd humeur, bijvoorbeeld. Het draait erom dat we in staat zijn om ons te laten aanspreken, en daarop te reageren. Kunnen we dat niet, dan zijn we innerlijk dood en versteend. Als laatste, en dat is belangrijk: over resonantie kun je niet beschikken. Het kan, net als de spontane handeling van Fromm, niet worden geïnstrumentaliseerd. Er bestaat geen stappenplan dat ons helpt te resoneren met mensen of dingen. Of het optreedt, en hoelang het duurt, laat zich niet voorspellen. En, ook belangrijk: het is onmogelijk te voorspellen in welke richting wij veranderen door de resonantie-ervaring, of wat het resultaat ervan zal zijn.’

Dat laatste frustreert de moderne mens. In een wereld waarin we bijna elk onderdeel van ons leven kunnen controleren en optimaliseren, blijft resonantie ongrijpbaar. Ik herken het wanneer ik met mijn vrouw weer eens uit eten ga. Dat is een zeldzaamheid, aangezien we twee jonge kinderen hebben. Van tevoren bedenk ik al: vanavond moet een bijzondere, intieme avond worden. We moeten diepgaande gesprekken voeren, helemaal in elkaar opgaan, want nu kan het, dit is hét moment. Het is een bepaalde druk die ook weleens de kop opsteekt tijdens de kerstdagen of op oudejaarsavond: het móét speciaal worden. Resonantie wordt op die manier iets waar we recht op menen te hebben. We kopen niet alleen een tafeltje in het restaurant, inclusief het lekkere eten en de goede wijn, maar verkeren ook in de veronderstelling dat we de resonantie-ervaring kunnen kopen. Maar daarover kunnen we niet op commando beschikken.

‘Resonantie laat zich nu eenmaal niet vermarkten,’ zegt Rosa. ‘Al is dat wel de belofte van het kapitalisme. De beste stoelen bij een concert, de luxe vakantie, het kan allemaal voor ons beschikbaar worden gemaakt.’ Of het resonantie-effect vervolgens ook optreedt, is alleen niet zeker. ‘Dus ons verlangen naar resonantie wordt gestuurd richting objecten die we kunnen controleren en beheersen, maar die ons geen garantie kunnen geven op resonantie. Toch blijven we telkens verlangen naar meer objecten die we beschikbaar kunnen maken. Concertgangers kopen twintig keer een kaartje voor een optreden om één keer resonantie te ervaren.’

Een kat die altijd spint

Ineens werd me duidelijk waarom ik zo’n sluimerend onbehagen voelde bij een sociale chatbot als Replika, met de veelzeggende slogan: The AI companion who cares. Always here to listen and talk. Always on your side. De groeiende populariteit van dergelijke chatbots, en ook van zorgrobots en seksrobots, staat symbool voor ons verlangen naar menselijke interacties die steeds voorspelbaarder, frictielozer en controleerbaarder worden. Het punt is alleen dat we door die frictieloze beschikbaarheid nooit écht kunnen verlangen naar zo’n sociale robot, net zoals we geen band kunnen opbouwen met iemand die alleen maar zegt wat we willen horen. We resoneren er niet mee, hoezeer de ontwikkelaars ervan ons dat ook willen laten geloven.

‘Als mijn kat een voorgeprogrammeerde robot was die altijd spinde en wilde knuffelen, zou ik me niet langer door hem aangesproken voelen, het zou voor mij een dood ding worden.’

Rosa laat zien dat we alleen verlangen naar iets waarover we niet helemaal kunnen beschikken, iets wat ons deels ontsnapt. ‘Mijn kat komt weleens bij me spinnen,’ zegt hij. ‘Iets wat ik niet compleet kan controleren. Meestal wil hij wel even komen knuffelen, maar niet altijd. Of hij springt op mijn bed, terwijl ik dat niet wil. Maar daarom hou ik van hem. Als mijn kat een voorgeprogrammeerde robot was die altijd spinde en wilde knuffelen, zou ik me niet langer door hem aangesproken voelen, het zou voor mij een dood ding worden.’

Dataïsme

De vervreemding die Rosa omschrijft, lijkt op wat Simone de Beauvoir schetst in haar roman Niemand is onsterfelijk. Fosca, geboren in de dertiende eeuw, drinkt een drankje waardoor hij onsterfelijk wordt. Vol energie begint hij het universum te veroveren, maar na een paar eeuwen dooft zijn levensdrift uit. Hij trekt zich terug uit de wereld. Honderden jaren later loopt hij actrice Régine tegen het lijf, en leeft hij weer even op. Als zij erachter komt dat hij onsterfelijk is, zegt ze: ‘Red me, red me van de dood.’ Nee, zegt hij dan, jij moet míj redden. ‘Red me van het donker en de onverschilligheid. (…) Dan zal de wereld weer vorm krijgen. Er zullen tranen zijn, en lachjes, verwachtingen en vrees. Ik zal een levend mens zijn.’

Voor Fosca verloor de wereld om hem heen langzaam haar betekenis. Telkens was er weer een nieuwe partner beschikbaar, kwamen er nieuwe kinderen, ging hij nieuwe vriendschappen aan en kon hij strijden voor een nóg nobeler ideaal. Na een poos was niets de moeite nog waard. De wereld werd niet per se kil en koud door de eindeloze herhaling, maar doordat hij wist dat de wereld voor hem op een bepaalde manier volledig beschikbaar was en zou blijven. In die wereld zonder tegenslag en weerstand voelde hij zich niet langer thuis.

Voor ons, non-fictieve bewoners van de aarde, zal onsterfelijkheid niet mogelijk zijn. Maar in hoeverre verschilt het leven van Fosca van het leven dat aanhangers van het dataïsme – het geloof dat alles in het leven, inclusief het leven zelf, te vangen is in data – voor ogen hebben?

Minder beschikbaar

Volgens de Israëlische filosoof Yuval Noah Harari zullen algoritmen ons in de toekomst volledig doorgronden. Ze zullen precies weten wat we willen en dus de beste keuzes voor ons kunnen maken: welke studie we moeten volgen, welk beroep en welke partner het beste bij ons past, wat voor vakantie we zouden moeten boeken. Met behulp van het dataïsme kan elk proces verbeterd en geoptimaliseerd worden.

‘De ironie is dat de wereld, ondanks wat mensen als Harari beweren, niet beschikbaarder en beheersbaarder wordt, maar juist minder beschikbaar,’ zegt Rosa. ‘We kunnen veel controleren, maar uiteindelijk, dat zien we nu, worden we door al die controle verwoest. De opwarming van de aarde, stormen, losgeslagen financiële markten, politieke onmacht: uiteindelijk creëert onze optimalisatiedrang allerlei dynamieken die helemaal niet te voorspellen en controleren zijn.’

Onbeschikbaarheid die is voortgekomen uit processen die juist tot doel hadden de wereld beschikbaar te maken, schrijft Rosa, genereert radicale vervreemding.

In de atoombom ziet Rosa het beste voorbeeld. ‘Ons technisch vermogen om atoomkernen te splitsen en de vrijgekomen energie te gebruiken, bracht ons naar een nieuw niveau van het beschikbaar maken van de materie. Maar nu is het niet meer te beheersen. Laat staan dat we ermee kunnen resoneren: als we ons erdoor laten raken, zijn we dood.’

‘Er zijn institutionele hervormingen nodig. Het neoliberale systeem moet worden hervormd. En tegelijkertijd moet de mentaliteit van het individu veranderen. Die combinatie kan leiden tot een andere wereld.’

Voor het klimaat geldt hetzelfde, zegt Rosa. ‘We legden de natuur onze wil op, maar door de klimaatcrisis zijn de bergen, zeeën, bossen en woestijnen waar we voorheen mee resoneerden, veranderd in monsters. Ik heb het idee dat zelfs de huidige crisis binnen de westerse democratieën daarop terug te voeren is. Democratie hield in dat het volk macht kreeg. Nu heerst het gevoel dat we niets meer kunnen bepalen of beheersen. We voelen ons machteloos en bedrogen.’

Dat speelt ook, of juist, op meer alledaags niveau, zegt Rosa. ‘Er is steeds meer kennis over ons lichaam en wat goed voor ons is, maar elk jaar op het zomerkamp dat ik organiseer voor middelbare scholieren, ben ik in shock omdat ze zo weinig vertrouwen hebben in hun lichaam en geest. Als ze ergens pijn hebben, willen ze meteen dat er een dokter naar kijkt. Wanneer ze moeten huilen, denken ze dat ze een psycholoog moeten bezoeken. We leunen op de parameters van de geneeskunde en de technologie, in plaats van dat we in touch zijn met ons lichaam.’

‘Wat nu?’ vraag ik Rosa. Volgens hem is het simpel: niet willen overheersen, controleren en beschikken, maar luisteren naar en antwoorden op de wereld om ons heen. Alleen wanneer we streven naar resonantie, zal de dynamiek van groei en controle haar betekenis verliezen. Rosa: ‘Er zijn institutionele hervormingen nodig. Het neoliberale systeem moet worden hervormd. En tegelijkertijd moet de mentaliteit van het individu veranderen. Die combinatie kan leiden tot een andere wereld.’

En hijzelf? Ervaart hij sinds het schrijven van zijn boek meer resonantie? ‘Ik probeer tegenwoordig meer te leven vanuit het idee dat het oké is om soms geen controle te hebben over dingen. Het is gewoon niet altijd mogelijk. Dat lukt… redelijk. Het kan beter.’