1.

Laatst was ik in Venetië. Ik was er nog nooit geweest en viel van de ene betovering in de andere. Die oude stenen bruggen, de scheve huizen, die smalle klinkerstraten, en al die grachtjes, de een nog lieflijker dan de ander. Dat deze stad leeft en functioneert, ik kon het bijna niet geloven. Het was of ik rondwandelde in een achttiende-eeuws tableau, ware het niet dat ik steeds weer ruw met beide benen in de eenentwintigste eeuw werd gezet. Je kon namelijk geen brug of campo op, of daar stonden ze met z’n allen. Toeristen. Daar klaagt iedereen over die naar Venetië gaat – al sinds 1876, schijnt het. Maar toen was er nog geen smartphone. Nu wel. En die lijkt vergroeid met het moderne toerisme.

Moderne reizigers kijken namelijk niet om zich heen, ze kijken op hun smartphone. Naar zichzelf, lijkt het. Ze stoppen om de haverklap om te poseren, hetzij voor een selfie, hetzij voor een fotosessie waarvoor iedereen moet wijken. Dat poseren gebeurt lang, uitgebreid en vrijwel...