Essay van Denker des Vaderlands René Gude en Sander Pleij: ‘Streef naar een bovenmenselijk ideaal en faal glorieus. Kan niet mislukken.’

Ook al zijn smaak en ingrediënten exact dezelfde, gele vla uit een geel pak schijnt u lekkerder te smaken dan gele vla uit een blauw pak. Marketingdeskundigen hebben uitgevonden dat dit komt omdat de kleur geel ons doet denken aan échte vanille. En die marketingdeskundigen zagen een trend: u koopt een spijkerbroek graag als er authentic of genuine op staat. Make-up gebruikt u liever als er natuurlijk ingrediënten in zitten dan een trits aan kunstmatige toevoegingen. U verlangt écht, the real thing, echte spullen en echte ervaringen: authenticiteit op vakantie (’t Franse platteland, een nacht bij de nomaden), op televisie (Big Brother/Boer zoekt vrouw), op het werk (zelfverwerkelijking), in de sport (geen doping) of in de zorg (een natúúrlijke bevalling).

Echt is betrouwbaarder dan artificieel en namaak. Echt is goed. Het bedrijfsleven slaagt er daarom in haar producten uit te venten door die zo getrouw mogelijk als echt en authentiek te presenteren. Zo erg houden wij van echt, dat we ons met namaak laten afschepen.

Blijven steken
Het authentieke heeft kortom enorme aantrekkingskracht, en dat geldt ook als het gaat om wie we willen zijn. Maar dan wordt het hachelijker. Zodra het om onszelf gaat, staat de vraag naar wie je echt wilt zijn op scherp. Wat is het echte leven? Wat is een authentieke persoonlijkheid? Huist in ons binnenste dan een oerindividu dat we, gecorrumpeerd door de eisen en verlokkingen van de moderne maatschappij, zijn kwijtgeraakt? In het bedrijfsleven zijn er de consultants die zich met de psychologie van de organisatie bezighouden. Zij leren werknemers dat die, als ze maar ‘dichter bij zichzelf staan’, ook beter gaan functioneren. Het lijkt soms wel alsof in ieder mens een ‘authentiek persoon’ schuilgaat, die je alleen maar ‘weer’ hoeft te leren kennen. Dat zou mooi zijn: het ‘innerlijkste innerlijk’ als sleutel van de poort naar geluk. Het klinkt heerlijk simpel, je hebt er vast maar een paar sessies in oerbossen en zweethutten voor nodig.

De zoektocht naar het echte leven wordt dan een terugweg, terug naar je natuur. Jean-Jacques Rousseau meende indertijd dat opvoeding en civilisering een mens volkomen bederven en Henry David Thoreau was een van de heftigste critici van wat beschaving met mensen doet. Hij stuurde ons terug naar onze natuur onder het motto: ‘In wildness is the preservation of the world’.

Maar volgens weer anderen word je juist wie je bent door je ouwe ik definitief achter je te laten. Zij zien het beeld van wie je moet worden juist in de toekomst en niet in een ongerept verleden. Je modelleert jezelf naar een idee, je wordt iets waarvan niemand wist dat je het in je had. Er is geen weg terug. Blijven steken in de gewoontes van je jeugd is dan helemaal niet authentiek. Je neemt dan geen verantwoordelijkheid voor je eigen leven en alles wat er gebeurt is eigenlijk geleend. Daar zit iets in: de mens wordt door anderen in het leven geworpen, maar kan zich een idee van een zelf vormen dat vervolgens wordt verwerkelijkt. Alleen wat de mens van zichzelf maakt, is echt.

De truc is deze: men neme bijvoorbeeld een bestaand mens, Gandhi ofzo

Krachtige voorstanders hiervan zijn Sartre en De Beauvoir, die meenden dat je regelrecht te kwader trouw bent als je niet breekt met je verleden. Peter Sloterdijk is iets minder radicaal, maar hij wijst in Je moet je leven veranderen op het eenvoudige feit dat je door geduldig oefenen iets kan worden wat je niet al was. Dat klinkt bijna te eenvoudig, maar er zijn spectaculaire voorbeelden van. Er is een tijd geweest dat Johan Cruijff nog níét kon voetballen, dat Gandhi niet charismatisch was en Maxime Verhagen niet katholiek. Bernard Wientjes was niet bij geboorte al de machtigste man van Nederland. Hij scheet in zijn broek, net als u en ik. Zij zijn niet veranderd in wat ze al waren, ze veranderden in wat ze wilden worden.

Besluiteloosheid loert
Maar of de mens een beeld najaagt waarmee hij hoopt iets nieuws van zichzelf te maken (innovatie) of een beeld waarmee hij zichzelf in ere wil herstellen (vintage), in beide gevallen moet hij aan de slag. Je bent iets nog niet of juist niet meer, er is dus een ideaalbeeld dat in de realiteit geconstrueerd moet worden. En welke kant je ook op streeft, altijd is dat geïdealiseerde zelfbeeld van cruciaal belang. Voor je het weet ben je druk bezig iets te herontdekken wat je nooit bent geweest. Of je fikt al je ambitie op om iets te worden wat voor geen mens is weggelegd. Voor wie niet weet waarheen hij vaart, is geen enkele wind gunstig. Maar wat is dan dat goede idee dat mij mij gaat maken? Wat kan het doel zijn van ons hoogst eigen, authentieke streven? Zolang je dat niet weet, blijf je ofwel als een kip zonder kop rondrennen of je komt niet van die bank. Besluiteloosheid loert, kleinmoedigheid heerst en vertwijfeling dreigt.

Foto: Wouter Vandenbrink
Foto: Wouter Vandenbrink

Waarom is het toch zo moeilijk om eenduidig je bestemming te vinden, de zin van je bestaan te formuleren en daadkrachtig aan de slag te gaan tot het hogere doel bereikt is? Het enig juiste antwoord op deze vraag wordt al eeuwen door generaties filosofen in het diepste geheim van leermeester op leerling overgedragen. Blijkbaar is het intellectueel eigendom van de beroepsgroep, want het gewone volk is er tot nu toe altijd buiten gehouden. Maar ter gelegenheid van deze Maand van de Filosofie probeert Vrij Nederland hier toch een tipje van de sluier op te lichten: waarom is het niet éénvoudig om het doel in van het leven te formuleren? Omdat het doel altijd twéévoudig is. Oningewijden zoeken altijd één doel in het leven en raken van slag als er twee of meer mogelijkheden opdoemen. Ingewijden weten dat je altijd tenminste twee doelstellingen nodig hebt en dat ze elkaar nog moeten tegenspreken ook. Dat is waarmee wij mee moeten leren leven.

Zo’n neurotische bende
De mens wordt geteisterd door een principiële ambivalentie in wensen en verlangens. Ieder mens heeft altijd twee volkomen tegenstrijdige motieven tegelijk: we willen én bij een club horen én bijzonder zijn, anders dan alle anderen. We willen tegelijkertijd warm worden opgenomen in de groep én autonoom onze gang kunnen gaan. De drang om erbij te horen doet je streven naar horizontale bindingen en is pas bevredigd als je gezin op rolletjes loopt, je collega’s van je houden en je partij wint bij de verkiezingen. Hier spreekt de erotische inborst, de hang naar geborgenheid & liefde.

De andere drang, die om eruit te willen steken, letterlijk uitstekend te zijn, doet zich gelden als de neiging jezelf van anderen te onderscheiden. Zelfs de meest bescheidenen onder ons worden door dit soort eergevoel gedreven: je wilt toch de meest bescheidene zijn. Die eerkwesties hebben betrekking op onze ’thymotische’ inborst. ‘Thymos’ is de tegenhanger van ‘eros’ en staat voor trots, roem en eer.

Deze tegenstrijdigheid heeft een enorme impact. Wij zijn fundamenteel ongezellige gezelligheidsdieren, hou er maar rekening mee. Je wordt nooit een harmonieuze figuur door een van beide neigingen te bedwingen ten gunste van de andere. Het blijft klussen aan een, meestal tijdelijk, evenwicht. Dat geldt net zo goed voor Marokkaanse jongeren, Poolse gastarbeiders als voor Hollandse kaaskoppen, Kananefaten, Chinezen en Indiërs. Mensen? ‘You can’t live with them and you can’t kill them,’ zegt Bill Murray in de film Mad Dog and Glory. Alleen al vanwege deze nooit eindigende inspanning zouden we wel een beetje meer mededogen met onszelf en anderen kunnen hebben: ‘Wees aardig, want iedereen die je ontmoet is in een groot gevecht gewikkeld.’ (Philo van Alexandrië)

Wij zijn fundamenteel ongezellige gezelligheidsdieren, hou er maar rekening mee

Deze diepe ambivalentie in de mens maakt de keuze voor je bestemming en het doel in je leven aanzienlijk moeilijker. Wilde je er alleen maar bijhoren, dan keek je gewoon goed naar voorbeeldige mensen in je omgeving en hoefde je verder alleen maar je spiegelneuronen aan te zetten. Zou je er alleen maar uit willen steken, dan hoefde je maar om je heen te kijken om te bepalen op wie je allemaal niet wilde lijken. En als je er helemaal niet bij wil horen is excentriciteit een makkie: twintig katten en een gammel huisje aan het eind van het dorp. Maar we willen nu eenmaal net genoeg afwijken om als bijzonder erkend te worden door de mensen waar we tegelijk wel bij willen horen. Daarom zijn we zo’n neurotische bende. Het is onvoorstelbaar moeilijk om een balans te vinden tussen je individuele neigingen en je sociale behoeften, en dat in steeds wisselende fasen in je leven. Dat is onze menselijk al te menselijke toestand, de condition humaine.

Een toefje fictie
De vraag wordt nu: waarin moet ik veranderen om deze tegengestelde neigingen in evenwicht te brengen? Welk beeld moet ik voor ogen houden om dit ambivalente doel te bereiken? Neem ik een bestaand rolmodel en boots ik dat na? Maar wat komt er dan van mijn uniciteit terecht?

Welnu, de truc is deze: men neme bijvoorbeeld een bestaand mens, Gandhi of zo. Je probeert dat natuurlijk zo consciëntieus mogelijk te doen, maar wat weet je nou eigenlijk van Gandhi als je een biografie hebt gelezen en de film hebt gezien? Je stileert automatisch al, tegen wil en dank. Je modelleert je model naar eigen believen en zo komt er al een toefje fictie bij dit zogenaamde werkelijke voorbeeld. Dit is onvermijdelijk, je wilt het misschien niet, maar het resultaat is wonderlijk genoeg uiterst gewenst. Je bootst na, maar in alle bescheidenheid introduceer je een beetje uniciteit. Als je met dat voorbeeld aan de slag gaat, word je dus niet Gandhi, maar jezelf naar eigen beeld. Mission accomplished. Steengoeie actie. Je slaagt door je ideaal niet te bereiken. In de onvolkomenheid schuilt je eigen eenmaligheid.

Nu komt het moment waarop je ontdekt dat het menselijk tekort samen blijkt te vallen met de menselijke waardigheid. Ga er even rustig voor zitten, haal diep adem, neem eventueel een glaasje rode wijn en zeg drie keer hardop: de mate waarin ik er niet in slaag om een werkelijke of fictieve standaard te bereiken, is exact de mate waarin ik uniek ben.

Kijk, en dáár hebben we in de Maand van de Filosofie dan toch de enige echte definitie van authenticiteit: authenticiteit is wat er overblijft als al je oprechte pogingen om jezelf te standaardiseren zijn mislukt. Een leuk mens word je als je glorieus gefaald hebt in je pogingen om op anderen te lijken. Je wordt wie je bent, door iemand anders te willen zijn en daar niet in te slagen.

We kunnen doorklooien, onze unieke mislukkelingen maken ons aantrekkelijk

We zijn nu eenmaal in staat om boven onze macht te grijpen en daar houden we nooit meer mee op. Teleurstelling is onvermijdelijk. Goethe wijst ons genadeloos op het menselijk tekort: ‘Es irrt der Mensch, solang’ er strebt.’ Maar moeten we naar Azië verhuizen om het streven af te leren? Nee, Goethe heeft ook een troostend woord: ‘Die Irrtümer des Menschen machen ihn eigentlich liebenswürdig.’ We kunnen doorklooien, onze unieke mislukkingen maken ons aantrekkelijk.

Heeft u al de oplossing voor al uw identiteitsvragen? Vast niet, want nu moet u nog een voorbeeld vinden dat geheel bij uw temperament past. Maar ook hier is er licht aan het einde van de tunnel. U moet zelf even vaststellen of u een meer erotisch of een meer eerzuchtig voorbeeld nodig hebt. Alleen u weet wat voor u een uitdaging is. Vervolgens zou u kunnen kiezen uit heel concrete voorbeelden als Moeder Teresa, Bernard Wientjes of Mabel Wisse Smit. Maar 2500 jaar filosofisch denkwerk over wat de mens van zichzelf kan maken, heeft ook abstracte ideaaltypische mensbeelden opgeleverd. Om het u gemakkelijker te maken hebben wij in deze special enkele van deze meer klassieke mensbeelden aangevuld met vier mensbeelden van hedendaagse filosofen. U kunt hier in alle rust doorheen zappen en shoppen en er uit plukken wat van uw gading is.

Trakteer uzelf op de koninklijke uitweg: streef naar een bovenmenselijk ideaal en faal glorieus. Kan niet mislukken. Dus wat doet u? Gaat u uw leven veranderen? Zegt u met Faust: waartoe ben je mens als je niet naar het bovenmenselijke streeft? Of volgt u Don Juans raad: waartoe streven naar het bovenmenselijke als je toch mens blijft?

Het maakt niet uit, als je maar faalt.