De PVV van Geert Wilders zegevierde met 37 zetels. Radicaal-rechtse partijen (PVV, FVD, JA21), waarop bij de vorige verkiezingen al een op de vijf kiezers stemde, waren goed voor ruim een kwart van de stemmen, met een rechts blok als ruggensteun.

Deze overwinning berust op twee misvattingen: dat de essentie van een democratische rechtsstaat de ‘stem van de meerderheid’ is, en dat de uitsluiting van anderen meer vrijheid en bestaanszekerheid voor jezelf oplevert. De rechtsstaat is zo ingekleed dat die juist bescherming biedt aan minderheidsgroepen. Wie afwijkt van de norm, door huidskleur, geloof, geslacht, sociale klasse of seksuele oriëntatie, moet zich veilig kunnen voelen tegen de macht en kracht van de overheid en meerderheidsgroepen. In theorie geldt inderdaad wel de paradox van de democratie die zichzelf op democratische wijze om zeep helpt.

Een meerderheid kán de deur openzetten voor antidemocratisch gedachtengoed, zoals Hitler na de verkiezingen van 1933 door de...