Dit verhaal is ook te beluisteren.
Tiny house-bezitters zijn rijk genoeg om een klein huisje te laten bouwen. Duur is het niet, maar ook niet echt goedkoop. Reken zestig à zeventigduizend euro voor een basismodel. Ze zijn ook rijk genoeg om er idealen op na te houden en ideeën over een leven ‘met de natuur’ en andere beladen woorden als ‘circulair’, ‘voetafdruk’, ‘collectief’ en ‘samen’. Tiny houses zijn voor hen een manier van leven, een avontuur.
Tot ze snel een nieuwe staanplaats moeten vinden. Dan botsen de idealen tegen de regels, waarin voor kleine huisjes meestal geen plaats is.
Heb je wielen? Rij maar verder. Je hoort hier niet.
Zonder vaste plek zijn ze ineens ‘tweederangsburgers’, in een land waar voor elke vierkante meter een bestemming is.
Een nieuwe woonervaring
Op het vroegere Kamp van Zeist is neergezet wat de gemeente Zeist kwijt moet. Verscholen in het bos, achter een hoog, goed onderhouden hek, ligt een detentiecentrum, vlak bij een bedrijventerrein, naast de snelweg die als een slotgracht voor de huizen ligt. Verderop, naast verbrokkelde gebouwen vol graffiti, ligt een noodopvang voor tweehonderd asielzoekers: een kampje van harde witte tenten, een dikke stofzuigerslang voor verwarmde lucht, en een gemeenschapsruimte waar ’s middags niemand is.
Daar weer achter wordt de laatste hand gelegd aan een dreigend grijs woonblok van drie verdiepingen: het nieuwe, semipermanente azc voor vierhonderd vluchtelingen die zich daar vooral niet welkom mogen voelen.
Wat de tiny housebezitters en de asielzoekers verbond, was niet het stukje grond van drie hectare, maar de hulpeloosheid die tegenover de bureaucratie
Op deze plek stond Kleinhuizen. Een jolige naam voor een dorpje van vijftien tiny houses met aarzelend groen ertussen. Een nieuwe woonervaring was het, niet voor vluchtelingen uit oorlogsgebieden, maar voor idealistische mensen die aan consumentisme en rijtjeshuizen wilden ontsnappen.
De tiny housebezitters moesten weg om plaats te maken voor de noodopvang. En al zwervend liepen ze tegen grenzen aan waarvan ze niet eens wisten dat die er waren. Wat hen en de asielzoekers verbond, was niet het stukje grond van drie hectare, maar de hulpeloosheid die tegenover de bureaucratie.
Helemaal van hout
‘Mensen vonden het hartstikke leuk. Je zult niet geloven hoe vaak mensen zeiden: “Goh, zo zou ik ook wel willen wonen.”’
Liezelotte Nagtegaal (42) wordt bij vlagen nog steeds enthousiast over haar kleine huis. Meestal kiest ze haar woorden echter zorgvuldig, en als ze dat doet, voel je de teleurstelling, de stress en de boosheid waarin de droom van Kleinhuizen voor de bewoners uit elkaar is gespat.
Eerst was er die lange fietstocht geweest, in 2018, met man Rik en de twee kinderen, vertelt Liezelotte. ‘Vier maanden trokken we rond met onze rugzak, een tent en heel weinig spullen. En toen we terugkwamen, bleken we alle spullen in het huis helemaal niet gemist te hebben. Integendeel. We stapten naar binnen en dachten meteen: jeetje wat een groot huis, al die ruimte! Dat zette ons aan het denken. Moesten we hier nu weer achter de gordijntjes gaan zitten? Dat wilden we niet, maar wat dan wel?’
Ze woonden een lezing bij van Marjolein Jonker, ‘boegbeeld’ van de tinyhousebeweging, een beweging met eigen websites, bouwbedrijfjes, en een eigen slogan: ‘minder huis en meer leven’. En zo gebeurde het.
Liezelotte: ‘We verkochten ons huis in Leusden en lieten ons tiny house bouwen: tien meter lang, drie meter breed en vier meter hoog, en helemaal van hout.’
Dertig vierkante meter.
‘Het is groot genoeg: je bent toch nooit zoveel in je huis. Je bent er alleen om te koken, te slapen en je spullen op te slaan. Je bent weg naar je werk, in het weekend ga je op pad, en bij lekker weer zit je in de tuin.’
Om te slapen zijn er twee vides met matrassen, onder het dak. Net als tentjes. ‘Het voelde heel natuurlijk.’
En niets is overtollig: daar is domweg geen plek voor.
‘We hebben heel veel spullen weggegeven, vooral spullen die je anders op zolder zet. We hebben geen zolder, dus als we nu iets nieuws kopen, moeten we iets anders wegdoen. Dat maakt je heel bewust van alle aankopen die je doet. Gereedschap bijvoorbeeld, je kijkt eerst of je dat bij de buren kunt lenen. Je hebt sowieso veel meer contact met je buren. Je komt elkaar vaker tegen.’
Aan het kleine huisje zat nog een enorme luifel van canvas, een zeildoek dat als een fok aan een paal was vastgebonden en de tafels en stoelen eronder drooghield.
Een regenachtige foto van het huisje stond vorig jaar in De Nieuwsbode, met Liezelotte ervoor in een blauwe gewatteerde jas. De foto is genomen vlak nadat ze had gehoord dat Kleinhuizen werd ontruimd, en Liezelotte slaagt er nauwelijks in een glimlach te forceren.
‘Ik was toen best wel boos.’
‘In Nederland is elke meter bestemd. Er is gebrek aan plekken waar je huizen kunt bouwen, er is geen speelruimte, alles ligt vast.’
Het was geen verrassing, maar toch.
‘De plek was maar voor anderhalf jaar. Dat wisten we. We ambieerden helemaal geen tijdelijke plaats, we wilden iets blijvends, maar iets anders was niet te vinden. Je kiest daar niet voor, je moet, want het kan niet anders. Maar toen het een paar keer werd verlengd, waren we gaan denken: misschien kunnen we toch langer blijven… Tot we in december 2021 in de krant lazen dat er een tijdelijk azc zou komen: hee daar wonen wij!’
Ze moesten weg. De stress die daarbij loskwam, had hen eigenlijk vanaf dag één al vergezeld, realiseert Liezelotte zich achteraf. ‘De stress is er eigenlijk permanent. Vanaf het moment dat je ergens staat ben je non-stop bezig een andere plek te vinden. Dat zit altijd in je achterhoofd. Je moet altijd bezig blijven voor een plek. Het moet er een met woonbestemming zijn, maar zelfs op lege bouwkavels is vaak allang voorgeschreven wat voor soort huizen erop gebouwd mogen worden.’ Tiny houses zijn daar haast nooit bij inbegrepen.
‘In Nederland is elke meter bestemd. Er is gebrek aan plekken waar je huizen kunt bouwen, er is geen speelruimte, alles ligt vast.’
Passanten
De onduidelijkheid en het voortdurende geschuif met de einddatum, uitstel, weer uitstel, dan toch weer niet, maakte de stress alleen maar groter. ‘We hadden een plan A, een plan B, en dan C, D, en E, en allemaal vielen ze plat.’
Voor de gemeente Zeist golden ze als ‘passanten’, zegt Liezelotte, en als passanten moesten ze het zelf maar uitzoeken. Zeist probeerde nog wel wat, maar was ze uiteindelijk niets verplicht.
‘Er was absoluut geen besef wat voor impact het verliezen van je adres heeft. Je raakt je huisarts kwijt, de school van je kinderen, je zorgverzekering, kinderopvang…’
Zelfs een briefadres bleek problematisch.
‘We moesten ons verantwoorden bij de Sociale Verzekeringsbank, uitleggen waarom we alleen maar een briefadres hadden. Lange lijsten moesten we invullen over hoelang we al in Nederland woonden en werkten. Dat soort dingen. “Je kun je aanmelden voor een sociale huurwoning” was een advies dat we kregen. We werden zelfs naar het Leger Des Heils verwezen.’
Ze werden kortom behandeld als nieuwkomers die niet alleen nieuw waren in Zeist, maar nieuw in Nederland: vluchtelingen.
Daarop zijn formulieren voor mensen zonder vast adres nu eenmaal gericht.
‘Nederland is een prima land als je doet zoals iedereen – een koophuis, een hypotheek, een baan en pensioen. Dan is er niets aan de hand. Maar als je daarbuiten valt… Je valt overal tussen, echt tussen de wal en het schip.’
Pionieren
Het tiny dorpje werd uit elkaar gedreven. Zeist vond ten slotte nog een brede wegberm aan de Laan van Eikenstein, maar daar was slechts plaats voor drie huisjes. Over hoe het ging, zwijgt Liezelotte liever, maar mooi kan het niet geweest zijn, dat gevecht van vijftien mensen om drie plekken.
Het resultaat was een totale versnippering: ‘Een paar mensen hebben een tijdelijke plek gevonden, sommigen zijn noodgedwongen bij familie ingetrokken, anderen hebben hun huis in de berging gezet en maar een huis gehuurd, weer anderen hebben het helemaal opgegeven en hun tiny house verkocht.’
Liezelotte verhuisde afgelopen jaar vier keer, en nu staat hun huis geparkeerd in de tuin van vrienden.
Een situatie die de gemeente Zeist in de raadsstukken opgewekt samenvat als: ‘Alle bewoners hebben inmiddels een andere woonplek.’
Liezelotte verhuisde afgelopen jaar vier keer, en nu staat hun huis geparkeerd in de tuin van vrienden. De grond heeft een recreatiebestemming, en dus mogen ze ook daar niet permanent wonen. Ze mogen het daarom ook niet als adres gebruiken.
‘Het is een fuik.’
Liezelotte is met Rik en hun kinderen van 7 en 9 aan het begin van het schooljaar uit Nederland vertrokken, met een koffer vol schoolboeken voor de homeschooling. Ze maken een wereldreis, de luxe variant van de lange fietstocht.
‘We hebben allebei onze baan opgezegd en zijn vertrokken. We zijn gelukkig dat we ons dat kunnen veroorloven.’
Liezelotte spreekt via WhatsApp. Ze zijn nu op het Noordereiland van Nieuw-Zeeland. De stress komt straks ongetwijfeld wel weer opzetten, als ze terugkomen in Nederland, en het zoeken opnieuw begint.
‘Dit is niet de beste tijd voor een tiny house. Het is crisis op crisis op crisis. Wooncrisis, asielcrisis, stikstofcrisis… Het is een beetje chaotisch. Maar we willen nog niet toegeven, niet toch maar een huis kopen. Dit verhaal is nog niet uit. Pionieren: het gebeurt steeds meer in Nederland en ik heb goede hoop dat het ooit op zijn pootjes terechtkomt.’
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.
Je verhaal is heel herkenbaar wij hebben een chalet ( tinyhuis) op een camping staan hier mogen wij af en toe verblijven maar absoluut niet permanent wonen terwijl dit juist ideaal is m.n. Voor oudere
In NL is tekort aan woningen of het nu koop- of huurwoningen zijn. Dan zijn er mensen die hun woning verlaten waardoor er huur- en koopwoningen vrij komen voor zoekenden maar dan is er de buraucratie
Het land van de grijze muizen, de burgerlijkheid, het maaiveld als plafond en gevoelig voor schreeuwers die de ander wel tot last zijn en geen probleem hebben natuur, milieu en klimaat te schaden