Ooit was een zijbeuk van het vliegveld van Jakarta gereserveerd voor de ‘TKI’: de vrouwen die naar vreemde landen gingen omdat daar zoveel meer geld te verdienen viel. Miljoenen waren het er. Ze dweilden vloeren in Qatar, lapten ramen van Singaporese flats, pasten op kinderen in Maleisië of deden de was in Hongkong.

Ze bleven daar vaak jaren, en kwamen niet minder vaak berooid terug, of zelfs in een kist, of ze kwamen thuis met een buik van bijna negen maanden en vroegen zich af hoe ze dat hun man moesten vertellen.

In Nederland zag je ze nooit. Totdat je ze begon te zien, en dan zag je ze ineens overal: in wasserettes, restaurants, hotels en de huishouding. Duizenden waren het, en allemaal zonder visum.

Bang voor alles

Nur, uit Soerabaja, leeft al meer dan twintig jaar in dit schemergebied tussen immigratieregels, half legale hulpverlening en volledige illegaliteit.

Ik tref haar ’s avonds, aan de rand van de Haagse Schilderswijk. Ze beschrijft zichzelf als een schim: ‘We...