‘Als je morgen terugkomt, ben je de eerste.’ Ik probeer de deur, maar de man heeft gelijk. Café Ouwekamp is dicht op maandag, dinsdag en woensdag, zoals hij zegt, en vier dagen open, wat al heel wat is vergeleken bij vier jaar geleden, toen de zaak om de haverklap failliet was.

De man staat klaar om over te steken, maar wacht nog even. Links en rechts is in de verste verte geen auto te zien, maar hij heeft misschien zin in een praatje. Niet te lang, geen naam, dan komt die maar in de krant en dat is nergens goed voor. Austerlitz is al genoeg in de media, maar een beetje wil hij wel vertellen.

‘Ja, ik ben van Austerlitz,’ zegt hij. ‘Mijn familie woont hier al tweehonderd jaar.’

Hij wijst naar rechts, waar de Oude Postweg loopt, de ruggengraat van Austerlitz. Hij woont niet ver van het Dorpsplein waar we staan, en ook niet ver van zijn geboortehuis, dat hij van hieruit kan aanwijzen.

‘Daar, dat huis, met dat schuine dak, daar ben ik geboren.’

Hij is van een echt...