Laten we hem Jordan noemen. Jordan is geboren in een grote stad en kampt geregeld met geldproblemen. Hij is grootgebracht door ouders die moeite hadden een vast inkomen te vergaren. Jordans familie is financieel instabiel: ze worstelen geregeld om geld bij elkaar te sprokkelen voor eten, de huur en andere basale zaken.

Nu is er een leiding gesprongen in Jordans appartement. Ook nadat het water is weggetrokken, blijft het bedompt en schimmelig.

Hoe vervelend is dit voor Jordan? Hoe onuitstaanbaar? Hoe pijnlijk?

Niet zo. Dat blijkt althans het oordeel van de meeste mensen. Lang niet zo vervelend, onuitstaanbaar of pijnlijk als het zou zijn voor een Jordan die zonder geldzorgen leeft.

Armoede-onderzoekers Nathan Cheek en Eldar Shafir van Princeton University identificeerden dit mechanisme in nieuw onderzoek en doopten het de thick skin bias: de impliciete aanname dat arme mensen een dikke huid hebben en minder zijn aangedaan door tegenslag.

‘In reactie op corona verliezen we uit het oog hoe de coronamaatregelen de mensen raken die vóór de crisis al in de financiële penarie zaten.’

Het stemt Cheek en Shafir extra bezorgd over de economische nasleep van de huidige pandemie. ‘De thick skin bias impliceert dat we onbewust geneigd zijn ons minder te bekommeren om de mensen die onze zorg het hardst nodig hebben,’ aldus Shafir. ‘In reactie op corona stellen we alles in het werk om de lasten te verlichten voor mensen die nu voor het eerst geldzorgen ervaren en verliezen we ondertussen uit het oog hoe de coronamaatregelen de mensen raken die vóór de crisis al in de financiële penarie zaten.’ Tegelijkertijd zien de armoede-onderzoekers ook reden tot hoop in de huidige economische ontregeling.

Marieke Buijs schreef eerder dit verhaal over de psychische gevolgen van armoede: We maken nu collectief een dip in ons IQ door (denken wetenschappers)

Minder incasseringsvermogen

Voor alle duidelijkheid: er is geen enkele aanwijzing dat een armlastige Jordan minder lijdt onder een overstroming in zijn appartement. En hetzelfde geldt voor ander groot en klein leed uit het onderzoek van Cheek en Shafir.

In hun experimenten kregen proefpersonen steeds een beschrijving van een rijke of een arme Jordan voorgelegd, gevolgd door een ongelukkige gebeurtenis: Jordan die een stuk gekookte, flauwe maaltijd afhaalt of wordt gepest door zijn baas. De lezers oordeelden dat al die tegenslagen minder erg zijn voor een arme dan voor een rijke Jordan, maar het tegenovergestelde is waar.

Het vooroordeel van de dikke huid is te herkennen in de respons op de pandemie, gericht op het redden van mensen die het voor de crisis goed hadden.

Dit soort ongeluk is veel vervelender als je geen geld hebt om een schimmelvreter aan te schaffen, geen goed gevulde voorraadkast om de honger mee te stillen of geen financiële reserves om je met ontslag te bevrijden van de tirannieke baas. Shafir: ‘En emotioneel blijkt de impact van tegenslag te stapelen, waarbij iedere nieuwe kwetsuur juist meer schade berokkent en harder aankomt.’

Shafir herkent het vooroordeel van de dikke huid in de respons op de pandemie, gericht op de mensen die het voor de crisis goed hadden. Denk in de Nederlandse context aan de redding van KLM en het in no-time tot stand komen van de regeling de loonkosten van werknemers door te betalen, tegenover de trage en weinig royale steun voor uitzendkrachten of het uitblijven van maatregelen voor mensen in de informele economie.

Of denk aan de berusting bij het feit dat fabrieksarbeiders zonder thuiswerkmogelijkheden in veel landen de keuze hebben inkomen mis te lopen of bloot te staan aan gezondheidsrisico’s.)

Op basis van psychische en praktische noden, zouden we juist de meeste hulp moeten organiseren voor mensen die al voor de pandemie in de knel zaten. Zij hebben doorgaans minder incasseringsvermogen, schetst hoogleraar gedragseconomie en publiek beleid aan de University of Oxford, Anandi Mani. ‘Wie langdurig in geldnood leeft, is vaak psychisch murw geslagen. Aanvankelijk leiden financiële zorgen tot een kaping van de aandacht, je kunt niet anders dan blijven malen over manieren om de huur of boodschappen te bekostigen. Maar als die geldzorgen chronisch worden, ontstaat een staat van aangeleerde hulpeloosheid waarin mensen op de automatische piloot staan en moeilijk in staat zijn een stap terug te doen om hun situatie en strategie te her-evalueren.’

Lui en onverantwoordelijk

Bovendien hebben de newly poor in praktische zin een betere uitgangspositie: ze hebben vaak wat spaargeld of minder schulden. Ze wonen doorgaans in een stiller en comfortabeler huis en hebben wellicht anderen om zich heen met de middelen om te helpen met een boodschap of te trakteren op een kop koffie.

De vrees van deze armoede-onderzoekers voor onrecht tijdens de pandemie is gestoeld op studies naar de behandeling van mensen met een lage sociaaleconomische status in andere domeinen. ‘Op sommige plekken op de wereld kan je beter niet joods zijn, of vrouw, of een donkere huidskleur hebben,’ aldus Shafir. ‘Maar echt óveral kom je er slecht vanaf als je arm bent.’

Zowel medici als psychologen besteden minder aandacht aan het leed van mensen met een lagere sociaaleconomische status.

Allereerst betekent de mentale belasting dat arme mensen een uphill battle voeren. Doordat geldnood de aandacht kaapt, is het moeilijker die aandacht ook te besteden aan dingen die belangrijk zijn, maar minder urgent dan de acute geldnood: een opleiding bijvoorbeeld. Leven wordt overleven. Shafir: ‘Vervolgens zien wij arme mensen als lui en onverantwoordelijk, respecteren we hen niet. En ten slotte behandelen we arme mensen slechter dan rijke mensen.’

Cheek somt op in welke domeinen die slechte behandeling van arme mensen is gedocumenteerd. In de zorg: zowel medici als psychologen besteden minder aandacht aan het leed van mensen met een lagere sociaaleconomische status.

Daarnaast krijgen arme mensen hogere straffen. Dat geldt voor kinderen die iets uithalen op school en voor volwassenen in de rechtbank. En verder bepaalt sociaaleconomische status hoe mensen worden behandeld in winkels en bij overheidsinstanties.

‘Wat kan hier voor mechanisme aan ten grondslag liggen?’ was de vraag die voor promovendus Cheek en begeleider Shafir aanleiding vormde voor het onderzoek naar de ontberingen van Jordan.

In de medische wereld werd de thick skin bias eerder geïdentificeerd, als de abusievelijke inschatting door artsen en verpleegkundigen dat mensen van kleur minder lijden aan fysiek ongemak, alsof ze een hogere pijngrens hebben. Het fenomeen lijkt onder meer te wijten aan collectief bewustzijn van de pijn die mensen van kleur is berokkend tijdens de slavernij.

Zou voor arme mensen in psychisch opzicht iets vergelijkbaars gelden? Geldt voor hen de aanname dat zij eelt op de ziel hebben ontwikkeld in de loop van een leven met veel tegenslag? 

De consistentie van het vooroordeel

Uitgangspunt bij de achttien experimenten die Cheek opzette, vormden steeds de tegenslagen die een arme Jordan – zoals hierboven beschreven – troffen, tegenover identieke tegenslagen die een welvarende Jordan overkwamen. Naast de beschrijving was een foto van Jordan te zien. Soms was Jordan wit, op andere foto’s had hij een Afrikaanse, Aziatische of Latino achtergrond. Soms was Jordan kind en soms volwassen. Bovendien leende de ambigue naam zich voor zowel een mannelijke als een vrouwelijke Jordan.

De beoordelaars wisselden ook, van willekeurig geselecteerde bezoekers van een online platform tot een representatieve steekproef van de Amerikaanse bevolking. En ten slotte onderzocht Cheek mensen die beroepsmatig zorg dragen voor onder meer mensen met financiële problemen, sociaal werkers, psychologen in opleiding en leraren. Steevast vond hij de bias van de dikke huid.

De grootte en consistentie van het vooroordeel verrasten Cheek. Voor de liefhebbers van statistiek: het verschil in inschatting van psychisch leed voor een arme tegenover een rijke Jordan was groter dan het verschil in gemiddeld aantal schoenen in de kast van mannen tegenover vrouwen.

Schijnbaar compliment

Hoe het komt dat de thick skin bias zo groot en consistent is, moet worden onderzocht, maar Cheek noemt twee mogelijke verklaringen. Enerzijds is het vooroordeel het gevolg van een schijnbaar compliment. Arme mensen zijn gehard door het leven, staan stevig in hun schoenen. De andere kant van de medaille is dat rijke mensen als zwak worden gezien. Zij lijden onder de minste tegenslag, ze zijn prinses-op-de-erwterig. Cheek: ‘Alleen het kwaadaardig gevolg van het schijncompliment is de veronachtzaming van het leed van mensen die het moeilijk hebben.’

Cheek vermoedt dat het vooroordeel van de dikke huid in de rechtszaal kan bijdragen aan de hogere strafmaat voor arme mensen vanuit het impliciete idee dat bijvoorbeeld een gevangenschap van zes maanden nodig is om een door de wol geverfde, armlastige verdachte te straffen, waar dat slechts vier maanden vergt voor een rijke, tere verdachte. De slechtere zorg en dienstverlening kunnen mede ingegeven worden door een gebrek aan empathie voor het leed achter een hulpvraag.

Het vooroordeel van de dikke huid stelt gerust: het lijkt misschien moeilijk om met een heel gezin een slaapkamer te delen, maar die ‘ander’ is daar wel tegenop gewassen. 

Een andere verklaring voor de consistente bias kan worden gezocht in de behoefte van mensen die het financieel goed hebben, zich niet schuldig te voelen over de onrechtvaardige status quo en het leed van mensen die het minder hebben getroffen. Het vooroordeel van de dikke huid stelt gerust: het lijkt misschien moeilijk om met een heel gezin een slaapkamer te delen, maar die ‘ander’ is daar wel tegenop gewassen.

Empathie-brug

Nu gloort de hoop dat het vooroordeel doorbroken zal worden door nieuwe ervaringen tijdens de pandemie. Sommige mensen ondervinden voor het eerst zorgen over hun vaste lasten. Anderen hebben beleefd hoe het voelt geen toiletpapier of pasta te kunnen kopen – doorgaans wegens lege schappen in plaats van lege bankrekeningen, maar toch. ‘We krijgen een tijdelijk inkijkje in ongemak dat voor anderen dag in, dag uit, speelt,’ aldus Mani. ‘Dat biedt de potentie voor een “empathie-brug”, een verruiming van ons bewustzijn voor de moeilijkheden die anderen doorstaan.’

Dat dat kan werken, ondervond freelance-fotograaf Mona van den Berg toen haar leven vijf jaar geleden overhoop werd gegooid door een diagnose: leverkanker. Ze onderging een zware operatie, werd bestraald en kon twee jaar niet werken. Zonder arbeidsongeschiktheidsverzekering en met een flinke belastingaanslag was ze plots aangewezen op de voedselbank. ‘Terwijl ik daar stond, voelde ik schaamte. Niet specifiek tegenover de medewerkers, meer vanuit het idee: “Is het zo ver met me gekomen?”’

Maar zodra de schaamte zich aan haar opdrong, gebeurde er iets wonderlijks in Van den Bergs hoofd. ‘Juist,’ dacht ze. ‘Zo voelt dat dus. Dit is wat anderen hun hele leven ervaren.’

‘Om zelf goed te leven, moet je medemens ook goed kunnen leven.’

Niet dat die gewaarwording Van den Bergs kijk op armoede radicaal omkeerde. ‘Ik was me voordien ook bewust van het feit dat ik veel geluk heb met mijn mogelijkheden in het leven. Bijvoorbeeld met het feit dat ik als fotograaf kan werken. Ik was al begaan met mensen die de pech hebben van minder mogelijkheden. Toch was het leerzaam die schaamte zelf te voelen, in plaats van alleen theoretisch te kennen.’

Zelfs voor de Jeff Besossen van deze wereld, die nog steeds zwemmen in het geld, dient nu de mogelijkheid voor verruimde empathie zich aan. Shafir: ‘Ook zij zijn geconfronteerd met het feit dat zij geen eiland zijn. Ook hun welzijn hangt samen met dat van anderen: de oppas, leraren, personeel dat het huishouden runt. Corona maakt die afhankelijkheid duidelijk, en je kunt die inleving doortrekken naar het lijden onder “gewoon” inadequaat leven. Om zelf goed te leven, moet je medemens ook goed kunnen leven.’

Nieuwgevonden betrokkenheid

Mani hoopt op systemische verandering dankzij het empathisch momentum. ‘Als je na deze ervaring denkt: ik ga een ander helpen met boodschappen of financiële steun, mooi! Maar mijn hoop is dat de nieuwgevonden betrokkenheid bij arme mensen zal resulteren in politieke keuzes voor een eerlijker wereld.’

Het zou niet voor het eerst zijn dat grote ontregeling uitmondt in een evenwichtiger verdeling van middelen.

Het zou niet voor het eerst zijn dat grote ontregeling uitmondt in een evenwichtiger verdeling van middelen. In de VS leidde de grote depressie zo’n negentig jaar geleden tot het optuigen van sociale zekerheid, zo schetst historicus Walter Scheidel in zijn boek The Great Leveler: Violence and the History of Inequality from the Stone Age to the Twenty-First Century.

Maar een pandemie schept niet zonder meer een eerlijker samenleving. Het zijn de beleidskeuzes die op een catastrofe volgen die bepalen of er inderdaad ruimte komt voor meer gelijkheid. ‘Nu zelfs de gemiddelde kiezer geconfronteerd is met zijn of haar kwetsbare positie, zal dat zijn weerslag vinden in politieke keuzes,’ stelt Mani. ‘Het zal resulteren in socialer beleid, zeker hier in Europa. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat het draagvlak voor iets als een basisinkomen groeit.’

‘Mensen interpreteren wat ze zien gebeuren op een manier die past bij het wereldbeeld dat ze al hadden.’

Shafir is sceptischer. ‘Mensen interpreteren wat ze zien gebeuren op een manier die past bij het wereldbeeld dat ze al hadden,’ stelt hij. De een ziet in de pandemie een reden de grenzen te sluiten en de ander aanleiding voor wereldwijde samenwerking. ‘Op het vlak van sociaal beleid zal het niet anders zijn. Maar misschien heb ik ongelijk, ik hoop het. Hier in de VS zullen we in november zien hoe het uitpakt.’

De veelzeggende verspreking van Joe Biden: ‘Arme kinderen zijn net zo slim als witte kinderen’

‘We hebben de notie dat als je arm bent, je het [presteren op school, MB] op de een of andere manier niet kunt,’ sprak Democratisch presidentskandidaat Joe Biden vorige zomer. Maar, vervolgde hij: ‘Arme kinderen zijn net zo slim en net zo getalenteerd als witte kinderen.’ Au! Geen gelukkige verspreking voor een presidentskandidaat wiens staat van dienst op het vlak van burgerrechten voor Amerikanen van kleur sowieso al op kritiek stuit.

Een deelexperiment van Cheek en Shafir laat zien dat Biden niet alleen staat in de mentale vermenging van huidskleur en sociaaleconomische status. Cheek toonde proefpersonen vier versies van Jordan: arm en wit, rijk en wit, arm en van kleur, rijk en van kleur.

Vervolgens vroeg hij proefpersonen een inschatting te geven van Jordans sociaaleconomische status. Daarbij beoordeelden proefpersonen de rijke Jordan van kleur als minder welvarend dan de rijke witte Jordan – ondanks de identieke beschrijving van Jordans financiële leven.

‘Mensen interpreteren huidskleur als informatie over financiële status,’ aldus Cheek. ‘Dat zou mede kunnen verklaren waarom de bias van de dikke huid wordt gevonden bij de medische zorg voor mensen van kleur. Maar dat is voer voor vervolgonderzoek.’