Soms heeft de geschiedenis een gelukkige hand en laat dan iets gebeuren dat alleen maar voor genoegen kan zorgen. Bijvoorbeeld in 1433. In dat jaar schilderde Jan van Eyck zijn portret, het eerste ons bekende zelfportret dat meteen het zelfportret der zelfportretten is. Geen gewoon keurig portret dus, maar iets spectaculairs: een lichtelijk sceptisch kijkende Van Eyck getooid met een woest geschikte rode fantasietulband gemaakt en op Van Eycks hoofd gedrapeerd door een vijftiende-eeuwse Iris van Herpen.

Zelfportretten zijn meestal geschilderde dagboeken, zoals deze van Van Eyck. Die was op die dag in een ironische stemming en wilde zichzelf eens bescheiden flamboyant schilderen. Onthullend. Na de middeleeuwen wilden echte schilders zich wel laten zien, op een beetje interessante manier liefst. Zoals Dürer die zichzelf als Christus met wilde krullen schilderde, of Parmigianino die zichzelf als een jongetje van vijftien in een bolle spiegel zette. Er is altijd iets bijzonders met...