Het was SP-senator Tiny Kox die deze week tijdens het laatste debat over het nieuwe pensioenstelsel een bommetje gooide: de nieuwe wet zou eigenlijk een gekwalificeerde twee derde meerderheid in beide Kamers vereisen, omdat de wet ook betrekking heeft op de pensioenvoorziening van leden van de Tweede Kamer en politieke ambtsdragers zoals ministers. En volgens artikel 63 van de Grondwet is daar dus een twee derde meerderheid voor nodig. Maar die meerderheid is er niet: in de Tweede Kamer stemden in december 93 van de 150 leden in met de nieuwe wet. En in de Eerste Kamer zit die twee derde meerderheid er al helemaal niet in, nu de PvdA, GroenLinks en het CDA hun bedenkingen hebben laten varen.

Zo kwam de door de wol geverfde SP-senator – lid van de Eerste Kamer sinds 2003 en daarmee de nestor – op de valreep nog met een steekhoudend bezwaar, waar zelfs de onvermoeibare dossiervreter Pieter Omtzigt tijdens de behandeling in de Tweede Kamer overheen heeft gekeken.

een kiezeltje in de schoen

Pensioenminister Carola Schouten beroept zich erop dat er geen twee derde meerderheid nodig zou zijn, omdat het slechts zou gaan om een ‘kleine’ technische wijziging van de arbeidsvoorwaarden van Kamerleden en bestuurders. Onder de streep verandert er inderdaad weinig. Verstopt in de wet is een uitzonderingspositie voor leden van de Tweede Kamer en andere politieke ambtsdragers: hun pensioenregeling blijft vallen onder de oude wet.

Maar ook dat is lastig te verdedigen: de nieuwe pensioenwet, die volgens de critici de komende jaren tot grote onzekerheid kan leiden voor miljoenen Nederlanders, niet alleen omdat de uitkeringen afhankelijker worden van de beleggingsresultaten maar ook omdat de uitvoering op een bureaucratische chaos en een stroom van rechtszaken zou kunnen uitdraaien, gaat dus niet gelden voor de minister die het wetsvoorstel heeft ingediend en evenmin voor de leden van de Tweede Kamer die er zelf over hebben gestemd én de senatoren die voorheen een ander politiek ambt hebben bekleed en er nog over moeten stemmen.

Als het erop aankomt is een grondwettelijk bezwaar kennelijk niet meer dan een kiezeltje in de schoen.

Het is wonderlijk dat daar niet meer ophef over is: het pleidooi van Kox werd alleen gesteund door Martin van Rooijen, Henk Otten en de senatoren van de PVV, die altijd al geharnaste tegenstanders van het ‘casinopensioen’ zijn geweest.

Volgens Tiny Kox zou de minister voor de ‘koninklijke weg’ moeten kiezen: de betreffende uitzondering eruithalen, en de wet opnieuw in stemming brengen in beide Kamers. Maar dat zit er niet in, getuige de reacties van de meeste andere partijen in de senaat, die zich lieten overtuigen door een brief van de minister die maandagnacht binnenkwam: over de aanpassing van de pensioenvoorziening van de politieke ambtsdragers zal nadat de nieuwe pensioenwet is aangenomen een aparte wet worden ingediend die met tweede derde door beide Kamers moet worden aangenomen.

Naar alle waarschijnlijkheid haalt het wetsvoorstel volgende week bij de stemmingen een meerderheid, vlak voor de Eerste Kamer in nieuwe samenstelling aantreedt. Het resultaat is dus dat de Senaat daarmee mogelijk de Grondwet aan z’n laars lapt, en miljoenen Nederlanders met de onzekerheid van het nieuwe stelsel te maken krijgen, terwijl Kamerleden en bewindslieden zelf die onzekerheid niet hoeven te dragen.

Dat is hoe de bestuurscultuur werkt in een land waar niemand de baas is: na vele jaren van debatten, onderzoeken, hoorzittingen en moeizaam gepolder achter de schermen met vakbonden, werkgevers, verzekeraars en pensioenfondsen moet de wet er komen omdat-ie er moet komen. Als het erop aankomt is een grondwettelijk bezwaar kennelijk niet meer dan een kiezeltje in de schoen.