Dit verhaal is ook te beluisteren.

Planken met een schijf van vijftien kilo op je rug terwijl je gepijnigd naar de timer staart, is geen pretje. Elke vijf minuten een sprint trekken als je aan het hardlopen bent, is al snel ook niet zo leuk meer. Sporten is oncomfortabel. Toch zullen weinig sporters zich daardoor onveilig voelen. Sterker: voor veel mensen is sporten een hobby.

Comfortabel worden met oncomfortabele situaties is onderdeel van sporten. Zonder dat geen progressie. De mooiste bloemen bloeien tenslotte aan de rand van de afgrond en soms kukel je er overheen. Knieën afstoffen en door. Of je tegenstander een helpende hand bieden om weer overeind te komen.

Volgens de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt en advocaat Greg Lukianoff is precies deze sportieve vanzelfsprekendheid langzamerhand verloren gegaan in het maatschappelijke en politieke debat. In hun boek The Coddling of the American Mind (2018) beschrijven Haidt en Lukianoff hoe de term ‘veiligheid’ is opgerekt tot het voelen van emotioneel comfort. Uit naam van emotioneel welzijn eisten Amerikaanse studenten beschermd te worden tegen woorden of ideeën die ze niet aanstaan.

Hoewel Berkeley University niet de Amsterdamse UvA is en Nederland geen Verenigde Staten, omschrijven Haidt en Lukianoff vier radertjes die onmiskenbaar ook draaien onder de Nederlandse maatschappelijke motorkap. Radertjes die, als ze eenmaal draaien, de machine op destructieve wijze richting het ravijn in doen denderen.

DE VIER RADERTJES
Radertje 1: Eigen gevoel als Maat der Dingen

Rubberen tegels onder speeltoestellen. Kinderen die niet meer vrij scharrelen maar onder toeziend oog van een helikopterouder met onbespoten snoeptomaatjes door de publieke ruimte bewegen. Geel-zwart gestreepte vierkanten onder roltrappen om aan te geven dat stilstaan daar geen goed idee is.

Juist omdat dergelijke maatregelen zijn geboren uit goede bedoelingen, is het lastig hier een geplaveide weg richting de hel in te zien. Een initiatief om de leefomgeving ‘veiliger’ te maken is net zo lastig af te wijzen als een initiatief om zaken te ‘democratiseren’ of ‘transparanter’ en ‘inclusiever’ te maken. Het zijn termen waarbij je van heel goeden huize moet komen om er tegenin te gaan (ziet u soms graag gaten in kinderschedeltjes, bent u voor een dictatuur, hm?).

Maar Haidt en Lukianoff zien er een cultuur van safetyism in. Veiligheid is heilig verklaard als maatschappelijke waarde, hoe onwaarschijnlijk of triviaal het potentiële gevaar ook is. Niet alleen geldt op steeds meer plaatsen een veiligheidsprotocol, de definitie van (on)veiligheid is ook verbreed. Wanneer een politicus iemand met een brandende fakkel voor zijn deur aantreft, is dat evident onveilig. Het wordt al lastiger wanneer een ondervoorzitter ruziënde Kamerleden de mond snoert door ze een ‘kleuterklas’ te noemen. Maar een ‘veilige werkomgeving’ reikt tegenwoordig verder dan Arbo-regels alleen. We willen graag verzekerd zijn van emotionele veiligheid.

Als emotionele argumentatie in het maatschappelijke debat wordt geaccepteerd als onweerlegbare claim, zal ook elke daaropvolgende discussie de emotie als ijkpunt hebben, en niet de verhouding ervan tot de realiteit.

En emoties zijn nogal individueel. Waar de een al huilt bij het zien van een filmpje met puppy’s, zal de ander dat voor het laatst hebben gedaan toen het Nederlands elftal in 1974 een wereldkampioenschap verloor van Duitsland. De Amerikaanse psychiater David Burns noemt dit ‘de valkuil van emotionele argumentatie’, waarbij je aanneemt dat jouw emoties noodzakelijkerwijs een reflectie van de realiteit zijn. ‘Ik voel het, dus is het waar.’ Ik voel me onveilig, dus ik ben onveilig.

Als emotionele argumentatie in het maatschappelijke debat wordt geaccepteerd als onweerlegbare claim, zal ook elke daaropvolgende discussie de emotie als ijkpunt hebben, en niet de verhouding ervan tot de realiteit. Het is vriendelijk een arm te slaan om iemand die zich onveilig voelt, maar het is wat anders wanneer op een unilateraal uitgeroepen emotie moreel gezien alleen nog ‘juist’ gereageerd kan worden door degene met die emotie tegen de dreiging te beschermen.

Radertje 2: Intenties doen er niet toe

‘Een vaak gehoorde reactie van mensen met lange, gevoelige witte tenen die hard roepen, is: “Ik ben geen racist, hoor! Want ik heb zwarte vrienden, want ik heb geen problemen met deze mensen, want ik zie geen kleur, want we leven in een post-raciale maatschappij”, et cetera. We kennen de voorbeelden. Het zijn waardeloze alibi’s. Je kunt dit alleen zeggen omdat voor jou als witte racisme in het leven geen dagelijkse pijn is,’ zo sprak activiste Marjan Boelsma in 2014 tijdens het ‘Grote Antiracisme Debat’ op de Erasmus Universiteit Rotterdam.

‘Waardeloze alibi’s’. De intentie maakt niet uit, de uitkomst is leidend. Moreel gezien is dit problematisch. Haidt en Lukianoff noemen het voorbeeld van een mislukte poging van een man om zijn echtgenote te vergiftigen. De poging mislukt en de vrouw dartelt nog vrolijk rond. Toch had de man alle intentie om zijn vrouw om te brengen. Of wat te denken van een jachtongeval, waarbij iemand – in de veronderstelling een hert op de korrel te hebben – per ongeluk zijn maatje neerschiet?

Volgens de Amerikaanse neurowetenschapper en filosoof Sam Harris is er nog een andere reden waarom intenties vanuit moreel oogpunt van belang zijn: ze voorspellen wat iemand in de toekomst zal doen. We kunnen tenslotte met enige zekerheid ervan uitgaan dat de gifmenger de intentie heeft een bepaalde uitkomst te bereiken (namelijk: een dode vrouw), en dus in de toekomst wellicht nog een poging zal wagen. De jager die per ongeluk zijn maatje een schot hagel in de bips heeft bezorgd, zal een volgende keer eerder beter dan minder goed uitkijken voor hij de trekker overhaalt.

Maar er is nog iets aan de hand. Het citaat van Boelsma is een dankbaar voorbeeld omdat het niet alleen laat zien dat intenties hier moreel ondergeschikt worden gemaakt aan de uitkomst van een negatieve (maatgevend gemaakte) emotie, maar bevat ook de neiging om uit te gaan van de slechtst mogelijke interpretatie van iemands woorden. Het zijn in haar ogen geen onbeholpen uitingen van verbazing door mensen die niet begrijpen waarom ze op dunne gronden voor ‘racist’ worden uitgemaakt, het zijn ‘waardeloze alibi’s’. Het zijn geen pogingen een andere ervaring van eenzelfde realiteit te delen, maar een bewijs van ‘lange, gevoelige, witte tenen’. Terwijl ze misschien alleen aan iemand gevraagd hebben waar die mogelijk vandaan komt. De ‘waar kom je vandaan’-vraag wordt niet alleen op Amerikaanse universiteiten gezien als een micro-agressie, het kan geen oprechte (wellicht onhandig verwoorde) interesse zijn, maar wordt unilateraal uitgelegd als de (agressieve) suggestie dat je geen echte Amerikaan of Nederlander bent. Kortom: de minst barmhartige interpretatie is leidend en daarmee wordt de intentie van iemands woorden moreel ondergeschikt gemaakt aan de (gevoelde) uitkomst: die van emotionele onveiligheid.

Radertje 3: Een strijd van Goed versus Kwaad

Er kan geen gelijkwaardigheid zijn in een gesprek als je de maatschappij indeelt langs de binaire lijnen van ‘onderdrukten’ en ‘geprivilegieerden’. Van ‘slachtoffers’ en ‘agressors’. Van ‘goede’ en ‘slechte’ mensen. Waarbij het omhoog trappen – en opkomen voor de vermeende ‘underdog’ – de facto wordt gezien als moreel juist.

Intersectionaliteit (het besef dat maatschappelijke ongelijkheid zich voordoet langs verschillende sociale assen) wordt soms gekscherend weggezet als oppression Olympics, maar is wetenschappelijk gezien niets anders dan de terechte constatering dat je in een complex systeem (zoals de maatschappij) moet kijken naar de effecten van interactie van verschillende identiteiten. De term werd in 1989 voor het eerst gebruikt in een essay van UCLA-professor Kimberlé Crenshaw, die het punt maakte dat de ervaringen van de Amerikaanse zwarte vrouw geen optelsom zijn van de zwarte ervaring plus de vrouwelijke ervaring. Ze analyseerde het aannamebeleid bij General Motors. Hoewel de autofabrikant kon aantonen dat het meer dan genoeg zwarte Amerikanen in dienst had (in fabriekshallen die werden gedomineerd door mannen) als ook genoeg vrouwen (in kantoorbanen die werden gedomineerd door wit personeel), had het bedrijf nauwelijks zwarte vrouwen in dienst.

Het probleem volgens Haidt en Lukanioff zit hem in de daaropvolgende interpretatie van deze interactie-effecten: binaire dimensionale assen van onderdrukking, met daarin duidelijk gemarkeerde groepen van ‘geprivilegieerden’ en ‘slachtoffers’. Een ‘geprivilegieerde’ moet zich daar te allen tijde van bewust zijn, en er wordt ook actief gekeken of dat wel genoeg gebeurt. Zo kreeg Marieke Lucas Rijneveld een storm van kritiek over zich heen toen bekend werd dat die The Hill We Climb van Amanda Gorman zou vertalen. Rijneveld was als non-binair persoon dan wel diverser dan een oude witte man, maar had niet dezelfde huidskleur als Gorman en ook niet eenzelfde sociaal-culturele achtergrond. De kritiek kwam (vooral) namens Gorman, hoewel ze zelf Rijneveld had goedgekeurd.

Juist vrouwen van kleur die het ‘samen optrekken tegen’ niet klakkeloos omarmen, krijgen het flink op hun bord.

Volgens Haidt zijn dergelijke praktijken een onmiskenbaar uitvloeisel van het interpreteren van intersectionalisme langs de as van geprivilegieerd versus slachtoffer: ‘Daarmee wordt Amerika een grote matrix van onderdrukking, en kunnen slachtoffers hun strijd niet apart van elkaar voeren. Ze moeten allemaal samenkomen om de gemeenschappelijke vijand te bestrijden: de groep die aan de top van de onderdrukkingspiramide zetelt: de hetero, witte, cis-gender, niet-gehandicapte christelijke of joodse of mogelijk atheïstische man.’

Hoe dichter iemand zich bevindt bij de top van de piramide, des te verdachter. Dat betekent overigens niet – zoals sommige commentatoren die aan het profiel voldoen vol zelfmedelijden betogen – dat de pijlen daarmee steevast zijn gericht op de witte, oude man. Integendeel: juist vrouwen van kleur die het ‘samen optrekken tegen’ niet klakkeloos omarmen, krijgen het flink op hun bord. Zo vertelde Europarlementariër Assita Kanko afgelopen zomer aan Trouw: ‘Ik ben een slechte zwarte omdat ik niet denk in termen van kleur. Ik ben een “verrader van mijn ras”.’ Net als feministen Ayaan Hirsi Ali en Lale Gül kreeg zij te maken met doodsbedreigingen: het uitspreken tegen een divers patriarchaat is niet zonder (fysiek) risico.

Hiermee is intersectionaliteit niet langer alleen de terechte analyse dat diverse identiteiten verschillend met elkaar interacteren binnen een samenleving. Door de nuance uit het oog te verliezen, bevinden we ons volgens Haidt in een ‘age of outrage’ waar ‘conflict eeuwig is. Niemand kan immers alle beledigingen, micro-agressies of misverstanden uit de ruimte zuiveren’.

Radertje 4: Sociale media

Waar gaan we naartoe voor onze dagelijkse portie outrage, agressieve verontwaardiging en ‘wat heeft die-en-die nu weer voor stoms gezegd’? Juist: sociale media. Geen andere plek op het internet waar iedereen zo enthousiast wordt aangemoedigd om mee te doen aan elke rel die uitbreekt en je ook het gevoel geeft dat je wel een duit in het zakje moet doen om te laten weten aan welke kant je staat.

Jonathan Haidt liet met mediawetenschapper Tobias Rose Stockwell zien hoe een paar kleine aanpassingen in de architectuur van sociale-mediaplatforms zoals Twitter – in de periode 2009-2012 – ertoe leidden dat bepaalde posts meer ‘viraal’ gingen, dus harder en vaker gedeeld werden. Het type posts dat viraal ging, bleek vormend voor de aard van sociale relaties die wij online onderhouden. Mensen konden sneller roddels of andere halve waarheden verspreiden, of zichzelf sneller onderdompelen in hun eigen homogene ‘stam’ (de rivaliserende hashtags die je bijna dagelijks kunt zien op Twitter, zijn daar een naargeestige uiting van).

Het bijeffect is dat sociale-mediaplatforms zoals Twitter of Facebook ook makkelijker gebruikt kunnen worden voor persoonlijke aanvallen. De Amerikaanse wiskundige Cathy O’Neil noemde het ‘shamen’ van elkaar op sociale media een ‘verdienmodel’, een ‘menselijke conditie’: ‘We genieten ervan. Het is ons entertainment.’ Volgens Haidt heeft deze (financieel gemotiveerde) manier om mensen gekluisterd te houden aan het scherm maatschappelijke gevolgen: ‘Het is alsof deze platforms een miljard kleine dartpijltjes hebben uitgedeeld, en hoewel de meeste gebruikers niet graag willen schieten, begonnen drie groepen dat wel op elkaar te doen: radicaal rechts, radicaal links en trollen.’

Propjes schieten doen we in Nederland vooral graag op Twitter. En hoewel de discussies op het blauwe vogel-platform niet bepaald representatief zijn voor wat ‘de gemiddelde Nederlander’ denkt of vindt, doen journalisten nog altijd of dat wel zo is. De hashtags worden door talkshowredacties in de ochtend en middag gescand om het er vervolgens ‘aan tafel’ over te hebben. Journalisten speuren tweets af om te kijken wie ze kunnen uitnodigen als ‘expert’. Het liefst dan wel iemand die zo ongenuanceerd mogelijk is, anders kijken of luisteren er te weinig mensen.

DE PROEF OP DE SOM

Zijn de radertjes van Jonathan Haidt en Gregg Lukianoff los te laten op het land van de nuchtere Nederlanders? Om de proef op de som te nemen, spraken we met een oude witte man die zelf niet op sociale media zit, in de veronderstelling leeft dat aan een talkshowtafel dezelfde regels gelden als aan de stamtafel van zijn buurtkroeg, en die afgelopen zomer in het oog stond van een sociale-mediastorm. Hoe zag die eruit vanuit de aanstichter: Johan Derksen?

Onder de motorkap: De Kaarscasus

Hij komt nooit op de redactie van RTV Rijnmond: ‘Dat is ruim drie uur rijden.’ Toch kreeg Johan Derksen na twintig jaar te horen dat zijn zaterdagse muziekprogramma niet meer gewenst was. ‘Twee dames op de redactie hadden een “veilige werkomgeving” geëist,’ vertelt hij.

Directe aanleiding was het oplepelen van een vijftig jaar oude ‘anekdote’ in het programma Vandaag Inside. Derksen vertelde hoe hij en de keeper van SC Veendam na een avondje stappen met twee vrouwen naar huis gingen, maar dat er van de verwachte seks niets terecht kwam. Ze werden ondergekotst en de vrouwen vielen ‘laveloos op de bank in slaap’. Alvorens naar huis te gaan, besloten de mannen nog een kaars tussen de benen van een van de vrouwen te parkeren. Hoewel Derksen aanvankelijk vertelde de kaars ‘erin gestopt’ te hebben, nuanceerde hij dat een dag later met de mededeling hem ‘ertussen te hebben gezet’.

Die nuancering werd toen al niet meer geaccepteerd. ‘Het schokkende verhaal van Derksen op dinsdag en het totale gebrek aan empathie een dag later hebben mij tot dit besluit gedwongen,’ zei hoofdredacteur van RTV Rijnmond, Ruud van Os. ‘Derksen is een grens over gegaan en heeft daarmee slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag tot in het diepst van hun ziel gekwetst.’ Hoewel Johan Derksen liet weten er ‘niet trots op te zijn’, weigerde hij zijn excuses te maken. Dat was voor RTV Rijnmond de druppel.

De hashtags #johanderksenmoetweg en #johanderksenmoetblijven waren trending.

Het duurde enkele uren voordat de mediastorm veranderde in een draaikolk. ‘Dit gaat niet over Derksen. De man biecht lachend een gruweldaad tegen een vrouw op (waar of niet waar), ervan uitgaand dat collega’s, werkgever, vrienden en kijkers hem er niet genadeloos voor afstraffen. Dit gaat over de omstanders,’ twitterde VN-columniste Roxane van Iperen.

Die omstanders kwamen volop in beweging. De hashtags #johanderksenmoetweg en #johanderksenmoetblijven waren trending. Iedereen, van journalisten tot Kamerleden, deed een duit in het zakje. ‘OM doe je werk’ (Nadia Ezzeroili, redactrice bij de Volkskrant). ‘Ik hoef die man nooit meer op tv te zien’ (Eveline Bijlsma, verslaggeefster RTL Nieuws). ‘En maar lachen #verkrachting’ (Eveline van Rijswijk, columniste Radio1). ‘Bekent op tv een vorm van verkrachting en vergoelijkt dat, want jaren zestig en zeventig. Bizar dit…’ (Gert-Jan Segers, fractievoorzitter ChristenUnie).

Het bleef niet alleen bij het digitaal op het matje roepen van de presentatoren, ook gasten moesten zich melden. ‘Hey @roosschlikker!’, tweette televisiepresentator Cornald Maas naar de tafeldame. ‘Ik heb de medewerking vanmorgen vroeg opgezegd,’ liet Schlikker daarop weten.

Persbericht

Een dag trending op Twitter leidde tot zenuwachtige communicatiemedewerkers. Talpa kwam daags na de uitzending, meteen na de lunch, met een persbericht: ‘Onze conclusie is dat een welgemeend en oprecht excuses noodzakelijk is (sic). De mannen delen die mening en hebben aangegeven dat zij dit in het programma gaan doen.’

Enkele maanden eerder lagen Talpa en diens directeur John de Mol al onder vuur na een BOOS-uitzending van BNNVARA, waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik door zangcoaches en productiemedewerkers (zoals rapper Ali B. en bandleider Jeroen van Rietbergen) bij jonge kandidaten in The Voice of Holland aan de kaak werd gesteld. Het laatste dat Talpa kon gebruiken, was wederom in het beklaagdenbankje te belanden: ‘Voor slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag moet dit een klap in het gezicht zijn geweest’, liet een Talpa-woordvoerder weten. ‘Een stap terug in de tijd, waar juist de laatste periode eindelijk meer aandacht aan deze problematiek werd geschonken.’

Die avond volgden echter geen excuses, maar een nuancering van het verhaal. Die nuancering bleek vooral meer olie op het vuur en werd geïnterpreteerd als het redden van zijn eigen hachje: ‘#damagecontrol’, twitterde Zomergasten-presentatrice Janine Abbrink.

Hoogleraar sport en recht Marjan Olfers zei die avond bij Eva Jinek: ‘Ik hoop dat wij met elkaar ook hier besluiten dat we dit gewoon niet willen op de nationale televisie.’ Jinek hintte vervolgens op een boycot: ‘Misschien als mensen niet meer adverteren rond het programma of als je zelf niet kijkt. Dat is het enige.’

De volgende ochtend zat Olfers alweer in ochtendshow van de vrolijk rechtse omroep WNL en noemde daar Vandaag Inside een ‘voorbeeld van een toxische mannencultuur’. Daardoor durven veel slachtoffers zich niet te melden, meende zij: ‘Het wordt weggelachen, gebagatelliseerd, de vrouw wordt weggezet. Daarmee zie je hoe onveilig het is. Zeker voor vrouwen, homoseksuelen, maar ook voor mensen van kleur.’

Er volgde nóg een ochtend vol trending hashtags en rond lunchtijd kwamen er wederom enkele persberichten. Ditmaal zelfs van het Openbaar Ministerie, dat liet weten een opsporingsonderzoek in te stellen, ‘gericht op de waarheidsvinding van mogelijk strafbare gedragingen waarover in dat programma gesproken is. Daarbij roepen wij betrokkenen op, voor zover dat nog mogelijk is, hun verhaal te doen.’ Het OM nam ook de gelegenheid te baat de uitspraken alvast zelf te veroordelen: ‘Duidelijk is dat hier sprake is van zeer af te keuren grensoverschrijdend gedrag. Daarbij is ook de wijze waarop er in het tv-programma over gesproken wordt bijzonder kwetsend. Dit kan slachtoffers van zedenfeiten ook na een lange tijd diep raken.’

Adverteerders werden door journalisten gebeld met de vraag over hun relatie met het programma: is sponsoren toch niet stiekem een beetje gedogen? Stella Fietsen en kansspelbedrijf TOTO besloten eieren voor hun geld te kiezen en zegden de samenwerking op. Volgens TOTO was er ‘een grens bereikt’ met de ‘kwetsende en neerbuigende’ uitspraken, waarin ‘op geen enkele manier blijk wordt gegeven van empathie en mededogen’.

Die avond deed de tafelgast van de gewraakte Inside-aflevering, cabaretier Steven Brunswijk, boete aan de talkshowtafel van Op1. Hij had immers zitten lachen om het verhaal van Derksen. Hij zei zich te schamen. Hij kende tenslotte zelf ook vrouwen, zoals zijn moeder en zijn echtgenote. ‘De heren hebben geen idee wat dit doet met slachtoffers en daar gaat het over. Dat er wordt gelachen om seksueel misbruik,’ duidde de eveneens aangeschoven Amnesty International-juriste Martine Goeman.

Buiten je eigen wereld kijken

Of je de ‘kaarskwestie’ uitlegt als een vernedering voor vrouwen of slachtoffers van seksueel geweld of een voorbeeld van cancel culture, hangt af van je eigen maatschappelijke stam. Wanneer we alleen reageren op de meest extreme kwalificatie en interpretatie (‘extreem kwetsend voor alle slachtoffers van seksueel geweld, maar ook homofobie en racisme’), worden onze eigen denkbeelden ook extremer en gepolariseerder. Hoe meer je alleen reageert op de meest extreme interpretatie van een ideologische ‘ander’, hoe meer je die ‘ander’ vervolgens reduceert tot de meest extreme kwalificaties die je eraan toekent (en vice versa). Derksen is dan geen maker van (domme of kwalijke) cafégrappen meer, hij wordt een verkrachter.

‘We moeten hier vanaf, want dit is geen gezonde manier van maatschappelijk debat, en wij als individuen worden er ook niet gelukkig van,’ zegt Bob de Ruiter. De Ruiter is al meer dan dertig jaar speechschrijver – eerst bij de PvdA, onder meer voor Wim Kok, en later ook bij D66 voor Hans van Mierlo en Alexander Pechtold. Na het lezen van The Coddling of the American Mind en The Righteous Mind van Jonathan Haidt vielen voor hem wat puzzelstukjes op zijn plek. Kijkend onder de pruttelende motorkap van het maatschappelijke debat, concludeerde hij dat constructieve onenigheid de enige manier is om de boel weer op gang te krijgen. ‘Een eerste stap om de impasse te doorbreken, is door buiten je eigen wereld, je eigen stam zogezegd, te kijken. Dat is moeilijk omdat tribalisme een sterk evolutionair verankerd gevoel is: loyaliteit en verraad zijn onze sterkste emoties.’

Samenlevingen hebben de neiging om buiten het strafrecht om een extra corrigerende duit in het zakje te doen om een ‘zo gaan we niet met elkaar om’-moraal te handhaven.

Morele standpunten zijn, zo toont Jonathan Haidt aan, vaak niet-verbaal en komen tot uiting in gedrag. Dat verklaart ook waarom mensen soms zeer heftige emoties voelen (‘dit kan echt niet!’) maar die desgevraagd lastig kunnen onderbouwen. Haidt ziet daarin een aanwijzing dat morele overwegingen eerder een product zijn van menselijke interacties dan volledig rationeel en individueel tot stand gekomen. Dat maakt morele handhaving bij uitstek een groepsproces.

Samenlevingen, zegt progressief liberaal John Stuart Mill in zijn boek On Liberty (1859), hebben de neiging om buiten het strafrecht om een extra corrigerende duit in het zakje te doen om een ‘zo gaan we niet met elkaar om’-moraal te handhaven. Volgens Mill is het belangrijk daar alert op te zijn, omdat die groepsdynamiek diep doordringt in iemands persoonlijke levenssfeer.

Toen De Ruiter in 2021 de opdracht kreeg van D66 om de HJ Schoo-lezing te schrijven voor Sigrid Kaag, zag hij dit als een mooie aanleiding voor een pleidooi voor verbinding. Na het lezen van Haidt vond hij dat er juist in politiek Den Haag afstand moest worden genomen van die age of outrage, en dat een handreiking weg van deze polarisatie bij uitstek een taak was voor liberalen. Het was tijd voor een weg naar buiten. Maar dat viel niet in goede aarde omdat hij pleitte voor verbinding buiten de eigen stam. De passage waarin hij Kaag liet opkomen voor de vrijheid van de Turks-Nederlandse schrijfster Lale Gül om uit haar religieuze cultuur te breken, werd uit zijn speech geschrapt. ‘Gül past namelijk niet in het D66-frame van een geslaagde integratie, met de islam als verrijking,’ verzucht De Ruiter. ‘Ik vond en vind dat we juist haar moeten omarmen en het voor haar moeten opnemen. Dat begreep de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema (die na een persoonlijke ontmoeting met Gül haar publieke steun uitsprak voor haar stadsgenote, DK) een stuk beter.’

Politiek tribalisme

Het schrappen van ‘gevoelige’ passages uit zijn speech onderstreept De Ruiters diagnose van politiek tribalisme, waarin wordt gedacht in termen van ‘goed’ en ‘fout’, vaste frames en een zekere mate van loyaliteit daaraan. Ervan overtuigd dat D66 meer is dan de partijtop alleen, sprak de Ruiter erover met NRC. ‘We moeten het wij-zij denken doorbreken, openstaan voor anderen en de beweging zijn waarvoor we zijn opgericht,’ zei hij tegen de krant. ‘Geen politieke puntjes scoren, open staan voor elkaar: je zoekt niet het meningsverschil, je neemt mensen serieus.’

De Ruiters kritiek werd serieus genomen, maar niet zoals hij voor ogen had. Het gevaar bleek niet te zitten in een gepolariseerde debatcultuur, maar juist in het wijzen daarop. ‘Op het congres afgelopen voorjaar wendden aanwezigen zich van mij af; mensen die ik al twintig jaar ken, wilden ineens niet meer met mij geassocieerd worden,’ aldus een nog altijd verbouwereerde De Ruiter. ‘Ik ben daar wel eventjes van ontdaan geweest, ja.’ Dan, lachend: ‘Als we dan toch Haidt erbij pakken: verstoten worden is evolutionair gezien natuurlijk ook een vreselijk pijnlijke emotie!’

De Ruiter heeft er nog een tijd op zitten kauwen. ‘Als je als samenleving minder verbinding hebt en alles wat voorheen saamhorigheid bevorderde nu juist verdeeldheid veroorzaakt, zoals culturele tradities of conservatieve denkbeelden, dan zakt het onderlinge vertrouwen verder weg en gaan mensen steeds sneller en feller tegen elkaar tekeer.’

Niet alleen ‘zijn’ D66 zal op zoek moeten gaan naar de constructieve ziel, waarschuwt De Ruiter: ‘Dat zouden we allemaal moeten doen, lijkt mij.’

Die oproep blijkt in de praktijk niet aan de liberalen besteed: minister van Veiligheid en Justitie Dilan Yesilgöz-Zegerius (VVD) besloot een jaar later in haar HJ Schoo-lezing juist aan de andere zijde van de boot te gaan hangen en het ‘wokisme’ te bestempelen als een ‘bedreiging voor de rechtstaat’.

Ook de Algemene Beschouwingen grossierden in het bestendigen van de politieke tribale loopgraven waarin onderling vertrouwen ver te zoeken was en de oppositie steeds sneller en feller tekeer ging. Zo werd het gelach van kabinetsleden terwijl Lilian Marijnissen (SP) sprak over een toeslagenouder die zich preventief van het gas wilde laten afsluiten wegens te hoge kosten direct geintepreteerd als het ‘uitlachen van arme mensen’. Thierry Baudet (FvD) besloot zijn spreektijd te wijden aan complottheoretische verdachtmakingen richting Sigrid Kaag (D66), waarop de minister – gevolgd door heel vak K– de Tweede Kamer uitliep. Het leverde vooral theater op waarover vervolgens alle dagbladcolumnisten een gewichtige duit in het zakje deden over ‘overschreden grenzen’. Maar de politieke en beleidsmatige grenzen werden, ondanks de hysterische retoriek, door de zittende coalitiepartijen zorgvuldig bewaakt. Een motie om te onderzoeken waarom er megawinsten worden gemaakt op de energiemarkt en bedrijven energie voor twee keer de – al hoge – marktprijs verkopen, werd door een saamhorig blok regeringspartijen tegengehouden.

De Haagse constructieve ziel blijkt hiermee, helaas, vooral gericht op politiek lijfsbehoud. Polariserende bombastische taal moet de kiezers intussen doen geloven dat er heel hard voor ze wordt gewerkt.