Tot het niet zo ruime repertoire van rare dingen die Karel van het Reve kon doen, behoorde het standpunt dat hij innam bij het Schrijversprotest van het jaar 1963. Zo’n honderd schrijvers drongen eindelijk aan op subsidie voor hun werk. Andere kunstvormen genoten daar al jaren van. Schrijvers moesten het doen met incidentele minimale beurzen van een hoogte waarmee ze twee keer heen en weer naar Maastricht konden reizen. Bovendien kregen ze nog steeds niets van de bibliotheken die gul hun boeken uitleenden (dat duurde nog tot 1995). Maar Karel van het Reve vond dat schrijven heel goed een parttime professie kon zijn, het Nederlands taalgebied was te klein voor een volledig schrijverschap. Dat het wél kan naast een baan kon je zien bij Nescio en Elsschot. De weekenden waren daar heel geschikt voor.

Dit beviel zijn broer Gerard helemaal niet. Te meer omdat Karel in een stuk in Hollands Maandblad had gesuggereerd dat Gerard er meteen bij zou gaan schnabbelen als hij f. 5000,-...