Er is zoveel humor dat het er niet meer zo veel toe lijkt te doen van wie hij afkomstig is. Er móét eenvoudig humor zijn, het leven moet bijna dagelijks op een relativerende manier verwerkt worden. Het heeft iets van composteren: zoveel leven, daar moet nog iets goeds en vruchtbaars van worden gemaakt, iets om te lachen. Wie wij dat het liefst zien doen, doet er in eerste instantie niet zoveel toe, humor is humor. Het gaat in hoge mate om de grap om de grap in humor, l’art pour l’art, het maakt niet veel uit van wie hij komt, als het maar leuk is: Van ’t Hek, De Jonge, Derks, Maassen, Wallis de Vries, Pannekoek, Van Dongen, De Breij, Amhali, Finkers. Of Lubach?

Maar er is altijd een tweede instantie, en dan doet het er wel degelijk toe of de grap van Teeuwen of Finkers komt, van Pannekoek of Wallis de Vries, van Sara Kroos of Pieter Derks. Of van Tim Fransen, filosoof, psycholoog, komiek en de schrijver van het Essay voor de Maand van de Filosofie Het leven als tragikomedie....