Rüdiger Safranski, de Duitse filosoof en biograaf van Nietzsche, Goethe en Heidegger, is doorgaans niet zo geneigd algemene cultuurkritiek te leveren wanneer hij een poging doet een diagnose te stellen voor de huidige cultuur. Hij doet het bijna terloops. In zijn nieuwe boek Eenling zijn ziet hij de mens niet als een wezen in een collectief, maar als iemand op zichzelf, als een eenling. Dat wil zeggen: de mens allereerst als individu. Dat, de mens allereerst als individu zien, is niet meer zo vanzelfsprekend in een tijd waarin eerder structuren, verbindingen, groepsidentiteiten en de paradox van het collectieve-individualisme worden erkend als typerend voor onze tijd.

Het is nauwelijks kritiek en eerder een onvermijdelijke constatering wanneer Safranski schrijft: ‘Nooit eerder zat de maatschappij de eenling zo op de huid als vandaag de dag, ze dringt met haar digitale spoken door tot in ieder hoekje van de ziel’. Los van of die digitale spoken niet ook voor veel voordelen en...