In zijn essay in het tijdschrift American Affairs over de roman Serotonine van Michel Houellebecq beoefent Thierry Baudet een nieuwe vorm van kritiek: hij verwijt Houellebecq dat hij de denkbeelden van Baudet niet voldoende rechtvaardigt in zijn roman. Houellebecq heeft wel kritiek op het moderne Westerse leven, maar hij gaat in Serotonine lang niet ver genoeg. Hij had in zijn nieuwe roman zoals Baudet moeten schrijven: dat in het Westen ‘de meesten van ons niet langer een familie, een huis, een kerk en een natie hebben om ons gevoel van identiteit te versterken.’ Dat is wat Baudet vindt en dat had Houellebecq moeten uitdragen in zijn nieuwe roman.

Toch gebruikt Baudet Serotinine als ‘een karakteristieke roman’ in het oeuvre van Houellebecq. Het individualisme krijgt daarin van alles de schuld. Het feminisme zou ervan langs krijgen, net als de ongebreidelde Westerse vrijheid. Maar dat is helemaal niet het geval.

De belabberde geestelijke toestand van hoofdpersoon Florent in Serotonine wordt door hemzelf (hij doet het verhaal zelf) volstrekt niet aan het individualisme of feminisme toegeschreven. Florent is iemand die somber en pessimistisch is van zichzelf, het is iemand ‘met weinig binding met de wereld’, zoals hij zelf zegt. Hij is onstandvastig in zijn werk, alcoholist, kettingroker, geneigd zijn eigen ruiten in te gooien, promiscue, door seks geobsedeerd en slordig in het beheer van zijn geluk wanneer het hem toch eens toevalt. Hij is niet in staat ‘de teugels zelf in handen te nemen.’ Hij is zesenveertig, naar eigen zeggen ‘een mak lammetje’ en ‘een incoherent mietje.’ Deze Florent is van mening dat je ook als wanhopige kunt leven, ‘zo leven de meeste mensen zelfs.’

De wensen van Baudet

Omdat Houellebecq in eerdere romans met snijdende satire moderne maatschappelijke aberraties fileerde dacht Baudet dat Houelllebecq in zijn nieuwe roman op dezelfde tour zou gaan. Maar die wilde zichzelf niet herhalen. Florent beantwoordt niet aan de wensen van Baudet. Hij is een grillige landbouwkundige wiens stemming en serotoninegehalte op peil worden gehouden door antidepressiva als Captorix.

Baudet legt Houellebecq ideeën in de mond die in Serotonine helemaal geen rol spelen.

Florent gaat werken bij de verderfelijke zaadmonopolist Monsanto, bij een kaasfabriek en daarna bij het ministerie van Landbouw, waar hij rapporten schrijft waar zijn hart maar half bij is. Hij maakt zich als landbouwkundige maar matig zorgen over de agrarische wereld en hij rijdt met enige provocatie in een dieselslurpende 4×4 Mercedes. Omdat hij niet modieus milieubewust wil zijn gooit hij zijn groenafval met opzet in de glasbak. En uit ‘kleingeestige wraak’ om de hoge huur en de servicekosten van zijn appartement.

Baudet legt Florent/Houellebecq ideeën in de mond die in Serotonine helemaal geen rol spelen. Houellebecq zou de heilige drieëenheid van het moderne wereldbeeld Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap aanvallen omdat het daarbij horende individualisme helemaal niet tot geluk leidt. Dat doet Florent helemaal niet, daar is hij veel te onmaatschappelijk en te grillig voor. Een man die hem voor een tijdje een huis verhuurt noemt hij ‘een tamelijk sinistere vent, net als ik ben ik bang.’

Het leven staat er bij Florent niet best op. Hij haalt alles naar beneden. De man van het huis is ‘een mislukte architect, zoals de meeste architecten.’ Florent heeft het zo niet alleen over specifieke mensen, maar ook over mensen en speciaal mannen in het algemeen: ‘Mannen weten zich over het algemeen geen raad met het leven, ze zijn er niet echt mee vertrouwd, voelen zich er nooit helemaal in thuis, en streven dus allerlei meer of minder ambitieuze, meer of minder grandioze plannen na, dat wisselt, over het algemeen lopen die natuurlijk op niets uit en komen ze tot de conclusie dat ze beter gewoon hadden kunnen leven, maar eveneens over het algemeen is het dan al te laat.’ Hier komt in de verste verte geen ‘individualisme’ bij te pas.

Allesomvattend pessimisme

Het pessimisme van Florent is allesomvattend. De grote stad, of het nu om Parijs of welke andere metropool ook gaat, dat is voor hem synoniem aan eenzaamheid. Het volwassen beroepsleven? Dat is ‘niets anders dan een langzame, geleidelijke verstikking.’ Daarom gaat men de confrontatie met jeugdvrienden ook uit de weg: om niet ‘met de getuigen van je eigen beschaamde verwachtingen (…) te worden geconfronteerd.’

Vrouwen? Dat zijn voor Florent al gauw ‘sletten’, of het nu gaat om de vrouwen die hij gekend heeft (Claire, Kate, Yuzu) of om hoeren, dat maakt hem niet uit. Cultuur? Het lezen van de wereldliteratuur, Thomas Mann, Marcel Proust? Thomas Mann vond zijn fascinatie voor jeugd en schoonheid belangrijker dan intellectuele en morele kwaliteiten. Proust? Die had geen intellectuele gesprekken nodig, maar alleen ‘luchtige liefdes met meisjes in bloei.’ Alle cultuur van de wereld ‘diende dus nergens toe’, volgens Florent, ‘cultuur bracht de wereld geen enkel moreel voordeel en geen enkele profijt.’ Voor de cultuur van zijn renaissance kan Baudet hier dus niet terecht.

Baudet en de hoofdpersoon van Serotonine leven in verschillende werelden.

‘In Houellebecq’s view the very philosophical concept of “the individual self” is wrong,’ schrijft Baudet. De emancipatie van het individu door de liberalen en de sociaal-democratie zou helemaal zijn vastgelopen. Ze zouden een betekenisvol bestaan onmogelijk hebben gemaakt. De ‘onvervreembare rechten’ van het individu waar de liberalen aan vasthouden zouden het einde betekenen van familiebetrekkingen en onderlinge solidariteit. Om hun vrijheid te beschermen onderbreken vrouwen zelfs het ontstaan van nieuw leven met abortus. Het begaan van zelfmoord wordt in Nederland gefaciliteerd. Dit zou het geagiteerde en morose repertoire van Houellebecq’s hoofdpersoon Florent zijn, terwijl die het daar helemaal niet over heeft.

Baudet en de hoofdpersoon van Serotonine leven in verschillende werelden. Florent is een iemand die ‘van meet af aan een beperkte binding met de wereld’ had. Dat verandert één keer in zijn leven: wanneer hij Camille ontmoet, de dierenarts in opleiding met wie hij gaat samenwonen. Vanwege die gelukkige tijd (‘de mooiste jaren van mijn leven’) kan hij later schrijven dat hij het ‘geluk gekend heeft.’ ‘Ik weet wat het is, ik kan er deskundig over praten.’

Wanneer hij Camille jaren later van een afstand terugziet is ze dierenarts met een eigen praktijk en voedt een kind alleen op. Dat te zien maakt hem wanhopig, maar het is zijn eigen stomme schuld. Hij vernietigde hun geluk door te denken dat hij rustig vreemd kon gaan. Dit heeft niets met ‘individualisme’ of de te grote vrijheid in de samenleving te maken. Het ligt aan wie Florent is.

We zijn niet alleen

Aan de hand van het beeld dat Baudet schets van Houellebecq’s vermeende visie op de wereld zet hij zijn eigen ideeën over de restauratie van oude waarden uiteen: zijn pleidooi voor ‘een of andere vorm van traditionalisme.’ We moeten van die vrijheid af en weer ingebed (‘embedded’) worden in een vertrouwde omgeving, in ‘een krachtige natiestaat.’ We moeten weer onderdeel worden van sociale en historische banden die het individualisme overstijgen: ‘We zijn niet alleen, we zijn onderdeel van een groter plan,’ schrijft Baudet.

Maar Florent is wél alleen en dat heeft weer niets met individualisme te maken. Het heeft met zijn lot te maken, met zijn karakter, met zijn gebrek aan levenskunst en met de slordige stommiteiten die zijn geluk met Camille hebben vernietigd.

Houellebecq zou volgens Baudet de feministische ambities van vrouwen op zelfstandigheid bestrijden. Maar in Serotinine heeft Florent alleen maar bewondering voor Camille, haar werk en het alleen opvoeden van haar zoontje. Ze heeft niet gekozen voor ‘supporting a husband’, zoals ze van Baudet volgens de traditie had moeten doen, maar is onafhankelijk en haar eigen baas.

Het essay van Baudet is een staaltje van tendentieus extrapolerend schrijven: een verkeerd beeld geven van een boek en dat dan gebruiken voor het etaleren van eigen ideeën. Doen alsof die roman jouw ideeën ondersteunt. Houellebecq zou in Serotonine ‘a completely dysfunctional society’ hebben opgeroepen. Dat is helemaal niet aan de orde. De roman gaat over de persoonlijke wanhoop van iemand die ‘van meet af aan’ geen adequate band met het leven weet te krijgen.