Het moest iemand uit een andere wereld (Suriname) zijn die niet behept was met de ironische en gewichtige betekenissen die aan het woord kleefden, anders zou het helemaal verkeerd zijn gevallen: intellectueel. Hoewel aan dat woord te veel pretentie was gaan kleven, werd het in het begin van de jaren negentig door Anil Ramdas, die sinds 1977 in Nederland woonde, zonder enige schroom gebruikt, zelfs om er een krachtig verwijt aan te verbinden. Als er iemand schuld had aan de opkomst van het rechtse populisme dan waren het volgens Ramdas de intellectuelen, door hem zonder meer een elite genoemd. Die elite had het laten afweten en haar beschavingsmissie door gebrek aan geloof in zichzelf verkwanseld. Die elite had zich als een mak schaap laten wegdrukken door het populisme.

Er waren wel meer woorden en begrippen die in Nederland in onbruik waren geraakt, maar door Ramdas gewoon werden gebruikt. Zoals ‘beschaving’. Dat was veel te nuffig geworden, hoogstens door een oudere dame nog gebruikt om te zeggen dat die luidruchtige jongelui in haar straat geen beschaving hadden.

twee zielen

In zijn woelige jeugd in Paramaribo was Ramdas op zoek gegaan naar een rustige plek. Die vond hij in de bibliotheek van het Cultureel Centrum Suriname. Het waren niet alleen de boeken die hij er leende en waarin hij verdiept kon raken, hij onderging het Centrum zelf ‘als een oord van beschaving’. Er stond een vleugel op het podium van de gehoorzaal, de bibliotheek was weldadig koel en stil. De lichtval was schemerig en gerieflijk. Lichtgekleurde meisjes zag hij er trots naar de balletschool lopen. Er klonken onalledaagse geluiden uit de muziekschool, ‘geluiden van deftigheid en distinctie’. Ramdas was wel een beetje trots dat hij als hindoe tot de bovenste laag van de samenleving behoorde. Het CCS paste hem.

Toen Ramdas naar Nederland verhuisde om daar sociale geografie te studeren was het vanzelfsprekend dat hij na zijn afstuderen terug zou gaan naar Suriname, om het land te laten profiteren van de kennis die hij had opgedaan. Hij behoorde tot de ‘patriottische generatie’ die niet alleen voor haar eigen ‘zelfvervolmaking’ in het buitenland ging studeren, maar zich nuttig zou gaan maken voor het land. De ontwikkelingen in Suriname, de coup in 1980, de decembermoorden in 1982 en de oorlog met Ronnie Brunswijk in de jungle in 1986 maakten die terugkeer onmogelijk.

Er verscheen met Ramdas een unieke en ingewikkelde figuur in het culturele en intellectuele leven van Nederland. Iemand die er goed uitzag, rap van tong was, onbeschaamd hoog van de toren blies.

Anil Ramdas werd van een student een migrant die zich in Nederland thuis moest gaan voelen. In Suriname was hij de veelbelovende en talentvolle mooie jongen. In Nederland zag men in hem niet meteen iets bijzonders. Hij moest zijn enigszins ijdele zelfbeeld aanpassen. In haar biografie weet Karin Amatmoekrim voortreffelijk duidelijk te maken dat Ramdas in Nederland binnen enkele jaren een aantal vruchtbare en onvruchtbare tegenstrijdigheden in zijn karakter ontwikkelde: hij probeerde zijn ietwat archaïsche beschavingskant te combineren met het socialistische gedachtegoed van Marx en Lenin, maar vond het weer moeilijk om met het ‘gewone’ volk en de massa om te gaan. Dat verklaarde zijn ambivalente positie tussen solidariteit en individualisme, tussen Marx en Nietzsche. Daar moest hij mee schipperen om ze allebei tot hun recht te laten komen. Ramdas had een hang naar traditie en goed vader- en burgerschap. Tegelijk ging hij zich een ‘ontwortelde’ voelen, iemand met een gefragmenteerde identiteit.

Ramdas was naar eigen zeggen op jonge leeftijd al iemand in wie twee zielen huisden, ‘de kleine pedante, zelfingenomen verwaande kwast, die alleen aan zichzelf dacht, aan zijn eigen bloei, zijn eigen virtuositeit, zijn eigen genot en vervolmaking. Aan de andere kant was er de sociaal bewogen revolutionair, die opkwam voor de armen en de onderdrukten in de wereld, die elke vorm van onrecht wilde bestrijden’. Die dubbelheid vindt Amatmoekrim in elk stadium van Ramdas’ leven terug. Ze weet hem in elke context te plaatsen. Ze zit dicht op zijn intieme leven, zijn jeugdvriendin en vrouw Chandra, zijn vrienden, familie, moeder, vader, broers en zussen, het milieu en de status van de familie in Suriname, de turbulente geschiedenis van het land, de verhouding tot Nederland en de politiek, zijn plaats als ‘migrantenintellectueel’.

Er verschijnt met Ramdas geleidelijk een unieke en tegelijk ingewikkelde figuur in het culturele en intellectuele leven van Nederland. Iemand die er goed uitzag, rap van tong was, in zijn columns en essays onbeschaamd hoog van de toren blies, zelfs Nederland en de Nederlanders de les las. Het was iemand die niet wilde dat hij werd teruggebracht tot de status van migrant, hij was méér dan slachtoffer, hij had niet één identiteit, hij bestond uit meerdere dimensies. Hij huiverde bij de gedachte altijd als allochtoon te worden gezien. Het was dat Ramdas er zelf over begon, anders zou je bij hem niet als eerste denken aan iemand uit een andere cultuur.

Karin Amatmoekrim. Foto: Henriette Guest/ANP.
Karin Amatmoekrim. Foto: Henriette Guest/ANP.
een kosmopoliet met oog voor het alledaagse

Ramdas was een kosmopoliet met oog voor het alledaagse. Op het groteske af wilde hij Nederland ‘verheffen’ door het uitoefenen van ongenadige kritiek. Zelfkritiek beschouwde hij als een intellectuele westerse verworvenheid. Daar deed hij zelf aan, maar vroeg het ook van anderen. Snijden in het eigen vlees voorkwam hoogmoed. Maar juist aan een zekere hoogmoed had Ramdas geen gebrek. Als Zomergast in 1992 probeerde hij met stijl in één klap de bekendste intellectueel van Nederland te worden. Het mocht niet mislukken. Dat deed het ook niet. Amatmoekrim noemt het een ‘komeetachtig begin’. Dat ging bovendien samen met het verschijnen van De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea, zijn vernieuwende essays uit de De Groene Amsterdammer in boekvorm.

Ramdas’ zag zijn eigen dubbelheid terug in de migrantenintellectuelen die hij bewonderde en die hij ook uitnodigde voor het televisieprogramma over de rol van de media Het blauwe licht, dat hij samen met Stephan Sanders presenteerde. De migrantenintellectueel had een bijzondere positie: hij was binnen en buiten, thuis en thuisloos. Hij kon niet meer gereduceerd worden tot zijn land van afkomst. Maar met het thuisgevoel had Ramdas het zelf moeilijk omdat Nederland en ‘het Westen’ hun kostbare verworvenheden in zijn ogen verwaarloosden. Als Zomergast hield hij een lofzang op de rijkdom van het Westen, de rechten die je hebt, de vrijheid die je hebt, de culturele waardigheid als individu: ‘dat is onverwoestbaar’. Hij keek naar Nederland en het Westen met de blik van de buitenstaander, maar dat werd geleidelijk de blik van een onthechte, iemand die het contact met werkelijkheid kwijtraakt. Dat gebeurde toen hij in columns en artikelen Nederland een land van ‘tokkies’ en ‘white trash’ ging noemen, een land waarvan zo’n twee miljoen mensen op rechtspopulistische partijen gingen stemmen.

niet onder controle

Amatmoekrin geeft de nodige voorbeelden van Ramdas’ kritiek die soms pijnlijk doorschoot. Tijdens een lezing in hotel Krasnapolsky in Paramaribo voor een publiek van (uitgerekend) Rotaryleden zei Ramdas dat de maatschappelijke betrokkenheid van de leden van de Rotaryclub geveinsd was en dat ze in werkelijkheid vooral uit waren op het versterken van hun eigen positie. Er was ook verder niet veel goeds aan Suriname, geen wonder dat het publiek ‘furieus reageerde’ en Ramdas zelf uiteindelijk ‘zichtbaar aangeslagen’ was. Tactvol of tactisch wist Ramdas niet altijd te zijn. Hij had zichzelf niet altijd onder controle. Dat werd een probleem toen hij ook zwaar ging drinken.

Het blijft verbazingwekkend dat de zelfverzekerde en intelligente Ramdas zo met zichzelf bleef worstelen en in werkelijkheid een en al onzekerheid was. Hij maakte kwetsbaarheid tot stijlvorm. Hij kon zichzelf op den duur alleen maar zien als een allochtone exoot omdat hij dacht dat anderen hem als zodanig zagen, wat niet het geval was. Wanneer hij geïnterviewd werd, dacht hij dat dat was omdat ze hem als een exotische diersoort zagen ‘die een schier menselijk kunstje heeft geleerd – een aap die kan lezen en schrijven’.

Karen Amatnoekrin heeft een superieure biografie geschreven, breed, intiem, diep, gecombineerd met zijn tijd, de plaats, de politiek, de cultuur, de verhalen.

Ook al schreef Ramdas als vijftiger met Badal een autobiografische roman waarin bij zich presenteert als ‘het eerste volwaardige, zwarte, intellectuele personage’ in de Nederlandse literatuur, hij wist de literatuur, het denken en het schrijven niet genoeg tot het vaderland van zijn verbeelding te maken, zoals dat wel gelukt is door hem bewonderde schrijvers als Salman Rushdie, Stuart Hall, Edward Said, Kwame Anthony Appiah en andere schrijvers die verschillende culturen combineerden. Ramdas bleef verstrikt in zelfkritiek en zelfhaat terwijl de mensen om hem heen daar helemaal geen aanleiding voor zagen. Salman Rushdie schreef met Imaginary Homelands (1991) het perfecte boek voor de thuisloze schrijvers die zich in verschillende landen en culturen bevinden: die maakten hun verbeelding tot hun vaderland.

Karin Amatmoekrim heeft met Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet een superieure biografie geschreven, breed, intiem, diep, gecombineerd met zijn tijd, de plaats, de politiek, de cultuur, de verhalen, de anekdotiek, de vrienden, de familie, zijn boeken, zijn televisiewerk, het komt allemaal genuanceerd en met groot vernuft en verteltechniek ter sprake. Dat maakt het tot een integrale biografie waarin je je kunt blijven verbazen dat iemand zo slim als Anil Ramdas zichzelf niet onder controle kon krijgen.

In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet door Karin Amatmoekrim is uitgegeven door Prometheus.