Mijn Zettertje

‘Ik zit hier op mijn zolderkamer. Buiten dwarrelt de sneeuw. En ik denk aan jou.’

Zeven brieven stuurde VN mij toe in januari 1972. Zakelijke, met alleen de nodige gegevens, maar ook lange, vaak larmoyante epistels. Eentje kwam van een kennis die een kilometer verderop woonde. En een Limburger wou alleen maar reacties via een geheim postadres, want ‘mijn ouders mogen dit niet weten’. Na twee weken vond ik het tijd om te reageren. Maar op wie, en wie eerst?

Ik had nog geen ervaring met contactadvertenties voor ‘ons homofielen’. Toch werd het voor mij de hoogste tijd, ik was 25 en zou binnenkort vanuit Groningen verhuizen naar Utrecht voor mijn eerste serieuze baan. Een vriend van mij had via deze Zettertjes ook een partner gevonden, zij vormden een mooi voorbeeld voor me, het kon dus wel. Het was trouwens de enige fatsoenlijke methode.

Mijn tekst vond ik zelf niet slecht: ‘Student soc.wet., 25, Utrecht of Groningen, zoekt vriend. Iemand die bijvoorbeeld eerst Vrij Nederland leest, en daarna de Zettertjes.’ Want dat had ik wel begrepen: als je te graag wilde, kwam er niets van terecht. Dus een beetje relativering moest er wel bij. Geen dwarrelende sneeuw, geen prinsen op witte paarden, of soortgelijk drama.

Ik besloot de uitgebreide briefteksten links te laten liggen. Mijn oog viel op een klein kaartje: Naam, leeftijd, studie, adres in Utrecht, telefoonnummer en de tekst ‘bel of schrijf eens’. Dat was het, meer niet. Op een zaterdagavond, begin februari – ik was net zo desperaat als die briefschrijver van de dwarrelende sneeuw – pakte ik de telefoon en kreeg Rob aan de telefoon. Het werd zomaar een vlot gesprek, anders dan ik had verwacht. Afspraak maken? Dat werd pas vier weken later, want zowel hij als ik waren de komende weekenden al bezet, drukke baasjes als we waren.

Stipt op tijd stond ik zaterdag 11 maart 1972 ’s avonds om acht uur voor de flat in Overvecht. Het sneeuwde. Op de deurbel werd niet gereageerd. Ik parkeerde mijn oude Ford Cortina zó dat ik via de buitenspiegel kon zien of er al iemand naar binnen ging. Voor de zekerheid liep ik naar de voordeur waar een briefje hing: ‘ik ben wat laat, kom zo terug’. Ik had hem dus gemist. ‘Mooi begin!’ dacht ik nog. Kwart voor negen nog eens geprobeerd. Ik had hem weer gemist, hij was net thuis.

De rest is geschiedenis. We zijn nu bijna vijftig jaar samen. En het begon bij mijn Zettertje.

Herman Beks, Molkwerum

Het Mahlerfeest

Vijfentwintig jaar geleden vierde Amsterdam een groot Mahler-feest. De aanleiding was niet de zoveelste geboorte- of sterfdag van Gustav Mahler, maar het feit dat Willem Mengelberg honderd jaar eerder chef-dirigent van het Concertgebouworkest was geworden. En het was vooral die Mengelberg (een beetje fout in de oorlog en daardoor een dirigeerverbod na de oorlog) die de joodse Mahler in Nederland groot had gemaakt. Mahler kwam regelmatig naar Amsterdam om zijn eigen symfonieën te dirigeren en zo kon Mengelberg de kunst afkijken en doorgeven en op die manier een lange traditie in gang zetten.

Vrij Nederland pakte groots uit in het maartnummer van dat jaar 1995. Ik was toen een gewone liefhebber van klassieke muziek met een voorkeur voor Bach en Mozart. Als koorzanger was ik nogal gecharmeerd van Edward Elgar en de Fransen Fauré, Ravel en Poulenc.

Dat alles zou niet aan de orde zijn geweest als Vrij Nederland mij in 1995 niet op het juiste spoor had gezet.

In genoemd maartnummer wordt de muziek van Mahler omschreven als een doorbraak richting modernisme, maar ook, volgens de socioloog Adorno, als een verschijnsel dat afrekent met de onrechtvaardige romantiek van de klassenmaatschappij. In vele symfonieën en liederen horen we, naast verheven melodieën en klassieke polyfonie, eenvoudige volkswijsjes, walsjes en tromgeroffel van militaire kapellen. Een tweede artikel beschrijft de relatie tussen Mahler en Amsterdam. En dan vooral de vriendschap met Mengelberg en de componist Alphons Diepenbrock. Mahler voelde zich thuis in Amsterdam. Het Concertgebouworkest voldeed aan zijn strenge eisen en de mensen waren aardig voor hem.

Ik heb die twee uitvoerige verhalen uitgeknipt en al die jaren bewaard en regelmatig bestudeerd. Zo kwam ik nog veel meer lectuur over Mahler op het spoor. Ook ben ik me te buiten gegaan aan het aanschaffen van cd’s van bijna al zijn composities in diverse uitvoeringen. Naast Mozart is Mahler de enige componist die mij aan het huilen kan brengen. En dan niet alleen met zijn Kindertotenlieder, maar ook bijvoorbeeld door het slot van zijn Tweede Symfonie waar het koor zingt: ‘Hör auf zu beben bereite dich zum leben’… et cetera.

Dat alles zou niet aan de orde zijn geweest als Vrij Nederland mij in 1995 niet op het juiste spoor had gezet.

Koos van Unen, Oosterbeek

VN op Aruba

In 1968 waren we als jong gezin vanuit Nederland naar Aruba vertrokken, waar mijn vader tot aan zijn pensioen als onderwijzer zou werken. Nederlandse tv en radio – laat staan internet – waren daar toen nog lang niet beschikbaar, dus VN was een graag geziene link met het Nederland dat we achter ons hadden gelaten om zo toch een beetje op de hoogte te blijven van het – politieke – reilen en zeilen van het vaderland.

Het blad werd met grote tussenpozen thuisbezorgd, soms met twee of drie tegelijk, en meestal samen met de Margriet van mijn moeder, afhankelijk van wanneer de zee- of luchtpost aankwam en de postbode zijn ronde buiten de stad deed. Echt actueel was het dus niet meer, maar het ging mijn vader voornamelijk om het leesplezier en de achtergrondinformatie.
En zo was het vaste prik dat hij na het middageten in zijn luie stoel zakte met de VN, tot de tropenwarmte hem in zijn middagslaap deed zakken. ’s Avonds werd er doorgelezen wanneer er niks naar zijn zin op tv was. En zo ging het tot aan zijn dood, nu tien jaar geleden.

Als kind bladerde ik uiteraard liever de kleurige Margriet van mijn moeder door, maar dat vader zo veel wist van de wereld vond ik machtig interessant, en gaandeweg liet hij me bewust specifieke artikelen lezen en bepaalde columns en/of vervolgverhalen werden ook voor mijn broer en mij iets om naar uit te kijken. Bij mij waren vooral artikelen over kunst en literatuur favoriet, en ook voor spreekbeurten of schrijfopdrachten werd VN geraadpleegd. Zo heeft samen met de opvoeding die ik thuis heb genoten ook Vrij Nederland mijn sociaal en politiek denken gevormd.

Elke keer wanneer ik op Aruba was, ging ik steevast naar de Bruna om te kijken of er een VN in de kortingsbak lag.

Tijdens mijn studietijd in Nederland had ik het geld er niet voor (over) om VN te blijven lezen, maar toen ik weer terug naar Aruba verhuisde, bladerde ik het blad altijd door wanneer ik bij mijn ouders was of nam ik het mee naar huis als mijn vader het uit had. Inmiddels was het vanwege de hoge kosten (het kost meer dan twee keer zoveel als in Nederland, vanwege de portokosten en de euro) een gedeeld abonnement en hij las het als laatste van de gezamenlijke abonnees, dus er lag geen tijdsdruk op het lezen.

Na zijn overlijden werd het blad niet meer bij ons in de brievenbus geschoven en kort daarna verhuisde ik naar Puerto Rico. Maar elke keer wanneer ik op Aruba was, ging ik steevast naar de Bruna om te kijken of er een VN in de kortingsbak lag. Voor het leesplezier, maar ook ter ere van mijn vader. Zo ook het nummer waarin de oproep tot dit schrijven stond.

De laatste die bij de Arubaanse Bruna verkrijgbaar was, want een maand later zou de zaak sluiten. Niet vanwege het coronavirus, dat zijn piek heeft nu ik dit schrijf, maar gewoon omdat er niet genoeg omzet was. Ik heb het thuis in Puerto Rico gelezen. Het luchtverkeer naar Aruba is stilgelegd. Als er iets met mijn 80-jarige moeder gebeurt, kan ik er niet komen. Het is een rare wereld. Ik ben benieuwd hoe en wat VN erover schrijft.

Annemieke van Vliet, Puerto Rico

De Zetter

Omdat ik als kamerbewoner regelmatig verhuisde, leek een abonnement me destijds geen goed idee. Liever los kopen dus en de hogere prijs voor lief nemen.

Ik had vage aspiraties in de journalistiek te gaan en VN leek me het onbereikbare walhalla. Elke week spelde ik de overvloedige inhoud. En zo stuitte ik ook op de vele gerubriceerde advertenties onder de kop ‘Zettertjes’. De rubriek bleek een vrijhaven om zich te bevrijden van de benepen seksuele moraal van de jaren vijftig.

De progressieve contactadvertenties met expliciete wensen en omschrijvingen van de eigen kenmerken gaven overduidelijk blijk van de ontworsteling aan het keurslijf van de voorgaande jaren. Ook de vrijmoedigheid waarmee de homoseksuele wereld contacten zocht, baarde opzien.

Er was ook nog een rubriek ‘De Zetter’ die niets met het bovenstaande te maken had en gesymboliseerd werd door een voorovergebogen oude man boven een letterkast. De lezers werd gevraagd een spitsvondigheid in te zenden waarin het zetduiveltje had toegeslagen.

Ik vond het een uitdaging regelmatig een poging te wagen en aldus mijn ego te strelen door mijn naam in VN afgedrukt te zien. Dat lukte een aantal keren en ver weg in mijn archief vond ik ten behoeve van deze lezersoproep een aantal voorbeelden.

Na elke plaatsing zond hoofdredacteur J. van Tijn me een briefje met de kennisgeving dat mijn bijdrage gehonoreerd was met 15 gulden.

Ik moest diep in mijn langetermijngeheugen graven om de achtergrond van die woordgrapjes na te gaan. ‘Fritselen’ sloeg op Frits Bolkestein, die zijn functie van fractieleider van de VVD vermengde met de belangen van de farmaceut MSD. De aanhef van zijn briefje dat uitlekte, luidde: ‘Mevrouw de Minister, Beste Els’. Het zou in de kritische commentaren de maanden erna nog veel geciteerd worden. En ‘handtas telijkheden’ sloeg op de ruzie tussen twee PvdA-Europarlementariërs. Hedy d’Ancona bestookte Leonie van Bladel in Brussel met haar handtas toen Van Bladel aankondigde over te stappen naar ‘Union for Europe’, een zeer rechtse groepering. En dan was er ook nog het ‘Verdrag van Maastrichet’, het historische moment waarop tot de invoering van de euro werd besloten met de Fransman Trichet als geestelijk vader.

Na elke plaatsing zond hoofdredacteur J. van Tijn me een briefje met de kennisgeving dat mijn bijdrage gehonoreerd was met 15 gulden. Hij beloofde tevens dit bedrag binnenkort aan mij over te maken onder eventuele aftrek van een door mij ontvangen voorschot.

Allemaal mooi en aardig, maar het lezen van Vrij Nederland heeft ook mijn verdere leven vormgegeven. Zonder VN was de advertentie van ‘Operation Match’ me hoogstwaarschijnlijk ontgaan.

Het initiatief voor die eerste datingservice via de computer kwam in 1965 van twee Harvard-studenten en was in Amerika meteen een succes. Het concept met studenten als primaire doelgroep waaide enkele jaren later over naar Engeland en Nederland volgde snel erna. Men kon zich tegen een luttel bedrag inschrijven (gegarandeerd heterofiel en niet-getrouwd) waarna 120 vragen beantwoord moesten worden, die door typistes in Londen op ponskaarten verwerkt werden. In een zaal met forse computerkasten kwam dan de match tot stand die tot vier namen met adresgegevens voor iedere deelnemer leidde.

Ik besloot me in eerste instantie te beperken tot twee meisjes op geringe afstand van mijn kamer. Na de geslaagde ontmoetingen ontstond een stressvolle situatie, die nog ongemakkelijker werd toen even later bleek dat ze hartsvriendinnen waren. Mijn keuze leidde tot de vrouw met wie ik nog altijd mijn leven deel.

Het experiment met dat Operation Match, voor beiden gestart als een studentikoos avontuurtje, leidde tot een Perfect Match.

Hans Scheffer, Overveen

Verzet

Mijn schoonvader was net als zijn vader een kapitaalkrachtige herenboer met zorg voor zijn arbeiders en daarnaast bestuurlijke functies. Toen brak de Tweede Wereldoorlog uit. Hij ging in het verzet en joeg met volle energie de vrijheid na.

Na de oorlog voelde hij de tijdgeest aan door goed naar zijn gesprekspartners te luisteren. Welhaast vanzelfsprekend maakte de boerengemeenschap in de kop van Noord-Holland hem tot waarnemend burgemeester. Thuis, op de salontafel, lagen de Katholieke Illustratie, De Boerderij en De Tijd, het katholieke dagblad voor Nederland. Hij had er geen bezwaar tegen dat ik als schoonzoon af en toe Vrij Nederland mee naar zijn huis nam, de belangrijkste verzetskrant in de oorlog.

Het was alweer 1968 toen in Vrij Nederland een artikel stond over seksstandjes. Ik was met trein en bus vanuit Amsterdam naar de boerderij vertrokken en had dat betreffende artikel gelezen. Op de boerderij aangekomen legde ik het nummer bij de andere tijdschriften. Zittend aan de salontafel wierp mijn schoonvader een blik op VN en begon het blad door te bladeren tot hij bij de pagina met de standjes aankwam. Hij vloog uit zijn stoel en wierp met alle kracht die in hem zat het exemplaar in de verste hoek van de kamer.

Voor mij was Vrij Nederland het symbool van een vrijheidsstrijd die mij toen zeer na aan het hart lag.

Harry de Schutter, Den Haag