Je kunt dit verhaal ook beluisteren. Hoofdredacteur Ward Wijndelts heeft het ingesproken.

Een paar maanden geleden verwonderde Daan Roovers zich er in deze rubriek over dat haar in de eerste dagen van de corona-uitbraak al werd gevraagd welke lessen het virus ons zou leren. Ze ging daar niet op in, want wat kon je in de dichte mist van dat moment nou al ontwaren? Hooguit de contouren van denkbeelden die je toch al had.

Nu, drie maanden later, trekt de mist langzaam op. We beginnen te zien hoe sociale, culturele en economische verhoudingen zich herschikken. Ten goede en ten kwade. De economie krimpt, maar de CO2-uitstoot daalt. We hebben minder real life-contact, maar worden wel digitaal vaardiger.

Met de Denker des Vaderlands bespreek ik vijf onderdelen van ons leven die door corona nooit meer hetzelfde zullen zijn. Dat doen we tijdens een doordeweekse wandeling door het Vondelpark in Amsterdam. Het is een warme dag en het park is volgestroomd met jonge mensen die in kluitjes zonnen, beachballen, dansen en drinken. Je zou er zenuwachtig van worden. Is de bedoeling niet om drukte te mijden?

‘De samenleving is maakbaarder dan we dachten.’

Roovers haalt haar schouders op. ‘Het is wel druk, maar de meeste mensen zitten toch wel anderhalve meter of een meter uit elkaar, hoor,’ zegt ze mild. En inderdaad: net als op de soms misleidende nieuwsfoto’s van stranden of demonstraties lijkt het park van een afstandje een gekrioel, maar wordt van dichtbij duidelijk dat de meeste mensen hun best doen om een gatenkaas te vormen.

Roovers lijkt meer dan andere commentatoren geneigd om de positieve kant van deze tijd te zien. Zeker, er pakken zich donkere wolken samen in de vorm van een recessie – een recessie die bovendien vooral de zwaksten zal raken. Maar ze heeft ook oog voor de zon die daarachter schijnt. Veelzeggend is dat ze bij het kamp hoort dat gelooft dat er snel een vaccin is. ‘Ik denk dat we daar nog voor het einde van het jaar uitzicht op hebben.’

Tot het zo ver is, zien we déze vijf verschuivingen gebeuren.

1. We gaan van mobiliteit naar nabijheid

Het is moeilijk voor te stellen, maar in november omschreef Mark Rutte het stikstofdossier als ‘de ergste crisis in zijn negen jaar als premier’, en de daaruit voortvloeiende verlaging van de maximumsnelheid van 130 naar 100 kilometer per uur als ‘verschrikkelijk’ en een ‘rotmaatregel’. Een paar maanden later mochten we al blij zijn als we überhaupt ergens heen konden, met welke snelheid dan ook.

Kort voordat het coronavirus toesloeg, had Roovers voor een essaybundel een stuk geschreven over die rotmaatregel. ‘Veel Nederlanders zagen die maatregel als een verlies van vrijheid. Het aloude idee is: hoe sneller en mobieler je bent, hoe vrijer als mens. Wie sneller kan reizen, kan het zich bijvoorbeeld veroorloven om verder van zijn werk te wonen. Of neem vakantie: de Duitse filosoof Peter Sloterdijk schreef in zijn boek Eurotaoisme uit 1989 over mensen die ’s zomers collectief als één diersoort naar de Franse kust rijden en dat als vrijheid zien.

In mijn essay plaatste ik vraagtekens bij deze verheerlijking van mobiliteit. Een veel beter ideaal is volgens mij nabijheid. Alles in de buurt hebben − je werk, je eten, sport, ontspanning − en niet hóéven te reizen: dat is pas vrijheid.’

Mensen in de verstokte autostad Parijs zijn nu massaal de fiets gaan gebruiken; dat zal een blijvend effect hebben.’

Toen Roovers’ essay eind maart zou verschijnen, sloeg corona toe en stond het thema mobiliteit ineens in een totaal ander licht. De verlaging van de maximumsnelheid was gereduceerd tot een politiek luxeprobleem nu we zoveel mogelijk thuis moesten blijven.

In de nieuwe situatie werd duidelijk hoe waardevol nabijheid is ten opzichte van mobiliteit. Haar pre-corona-essay was een Fremdkörper geworden, zegt Roovers, maar tegelijkertijd actueler dan ooit.

‘Architecten bedenken al jaren vormen van ruimtelijke inrichting waarbij alle belangrijke functies op fietsafstand zitten. Door de coronacrisis kan dat idee een vlucht nemen. Het levert natuurlijk grote economische schade op dat ons woon-werkverkeer is stilgevallen. Maar tegelijkertijd lukt het goed om thuis te werken en zien we de voordelen. We zullen mobiliteit voortaan niet meer zo verheerlijken als we lang hebben gedaan. Het zal minder normaal zijn om de wereld rond te vliegen en ver van je werk te wonen. Ik las dat mensen in de verstokte autostad Parijs nu massaal de fiets zijn gaan gebruiken; dat zal een blijvend effect hebben.’

2. We leren maat houden

Natuurlijk komt er een moment dat het (lucht)verkeer weer op gang komt. In hoeverre we dan de trein zullen pakken in plaats van het vliegtuig en de fiets in plaats van de auto, zal behalve van overheidsbeleid afhangen van onze eigen houding. Dat brengt de Denker des Vaderlands op punt twee: matigheid, temperamentia – door Aristoteles omschreven als een van de vier kardinale deugden.

‘Nu de lockdownregels in Nederland niet meer zo streng zijn, komt het erop aan of we onszelf kunnen matigen. Matigheid in de Aristotelische zin betekent niet dat je gierig of ascetisch bent en ook niet dat je braaf alle regeltjes volgt. Maar wel dat je jezelf bepaalde beperkingen oplegt en je verantwoordelijkheid neemt. Dat vraagt om training van je karakter.

Deze tijd vereist dat je afweegt of het verantwoord is om wel of niet een familielid te bezoeken of een vakantie te boeken. Zulke beslissingen waren voorheen een automatisme. Deze tijd maakt ons ervan bewust dat ook als bepaalde dingen mogen, het niet per se hóéft, omdat elke beslissing invloed kan hebben op de verspreiding van het virus. We leren de vraag stellen: hoeveel vrijheid geef ik mijzelf, ten koste van een ander?

En dat gaat ons verrassend goed af, vind ik. Het is niet zo dat in de publieke ruimte het recht van de sterkste is gaan gelden. Er zijn heus dingen om op te mopperen, zoals het aanvankelijke hamsteren. Maar over het algemeen vind ik het enorm meevallen.’

Daan Roovers

Filosoof Daan Roovers (1970) is tot en met maart 2021 Denker des Vaderlands. Ze werkt voor de Universiteit van Amsterdam en het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed en was tussen 2001 en 2015 hoofdredacteur van Filosofie Magazine.

Roovers is groot pleitbezorger van publieksfilosofie, waarbij filosofie een activiteit is die hardop en midden in de samenleving wordt uitgevoerd en waaraan elke burger kan deelnemen. Journalist Menno van den Bos legt haar in elke maand een grote kwestie van deze tijd voor.

3. De maakbare samenleving is terug van weggeweest

Er gebeuren dingen die we voorheen niet voor mogelijk hielden, zegt Roovers. ‘Van het aan banden leggen van de luchtvaart is jaren gezegd: dat kan niet, dat is te ingrijpend. Dat vond ik altijd heel raar: natuurlijk kon dat wel, we wilden het alleen niet. Nu blijkt inderdaad dat het kan. De samenleving is maakbaarder dan we dachten.’

Het herscheppen van de samenleving zal zich volgens Roovers vooral voordoen in de vorm van het definitief achter ons laten van zaken waar we de afgelopen maanden zonder bleken te kunnen. ‘Er is ons van alles ontnomen, en bij alles wat terugkomt vragen we ons af: hebben we dat echt nodig? De auto, bijvoorbeeld, of elke dag op kantoor zijn. En wat te denken van klaslokalen. De Italiaanse filosoof Alessandro Baricco schrijft in zijn boek The Game dat het onderwijs naast politiek het enige maatschappelijke domein is dat nog weinig is aangetast door de digitale revolutie. Dat proces komt nu alsnog in een stroomversnelling. De vanzelfsprekendheid van het klaslokaal staat na maanden digitaal lesgeven op losse schroeven, wat ik overigens tegelijkertijd betreur.’

4. We herwaarderen de wetenschap

In een eerdere aflevering van deze serie stelden we vast dat het vertrouwen in wetenschap in Nederland kwetsbaar is. Heeft de coronacrisis dat vertrouwen een boost gegeven, of een klap?

Duidelijk is dat wetenschappers – eerst virologen en artsen, daarna ook economen, filosofen en sociale wetenschappers – een enorme rol speelden en spelen bij het duiden van de huidige ontwikkelingen. Tegelijkertijd woekeren in de schaduw van het publieke debat over corona ook de scepsis, de pseudowetenschap en de online complottheorieën. Bovendien hebben experts de nodige foute inschattingen over het virus gemaakt – wat onvermijdelijk is, maar bij sommigen misschien het latente idee van de wetenschap als onfeilbaar instituut heeft verpulverd.

Maar volgens Roovers is er toch vooral sprake van eerherstel. ‘Het kabinet voer in het begin van de corona-aanpak blind op de wetenschappers van het RIVM. Een grote verandering ten opzichte van de situatie in november, toen het kabinet nog zijn best deed om boeren niet tegen te spreken als ze boos waren op het RIVM omdat de modellen niet zouden kloppen – en ze met hun eigen, niet-objectieve berekeningen kwamen.

Ik denk veel aan die andere crisis: klimaatverandering. Het zou mooi zijn als het kabinet ook rond dat thema wetenschappers gaat betrekken. Natuurlijk moeten klimaatwetenschappers niet op de stoel van de politiek gaan zitten, maar het kabinet kan ze, net als het Outbreak Management Team nu, om kennis en advies vragen.

Op hun beurt hebben wetenschappers nu een kans om zich te bewijzen door nadat het stof is neergedaald te blijven meepraten. Ze moeten bij wijze van spreken met hun rapporten onder de arm op het Binnenhof gaan staan en zich met de politiek blijven bemoeien.’

5. We beseffen dat we niet los staan van de natuur

‘De natuur slaat terug’, hoor je wel zeggen over corona. Volgens sommigen vertelt de pandemie ons dat we beter voor plant en dier moeten zorgen. Bijvoorbeeld door te stoppen met intensieve veehouderij, zoals de Partij voor de Dieren bepleitte – stallen zijn immers brandhaarden voor virussen. Tegelijkertijd heerst het idee dat de corona-uitbraak juist goed is voor de natuur: de uitstoot neemt af en op sociale media worden beelden gedeeld van diersoorten die ‘terugkeren’ naar steden – beelden die overigens in veel gevallen niet kloppen.

‘Het virus komt weliswaar voort uit de “natuur”, maar het gedijt dankzij menselijk gedrag.’

Wij mensen zijn geneigd onszelf los te zien van de natuur, zegt Roovers. ‘Sinds de Verlichting zijn we gewend aan het onderscheid “natuur” en “cultuur”, en daarmee rechtvaardigen we dat we “de natuur” naar onze hand zetten. De Franse filosoof Bruno Latour stelt dat dit scherpe onderscheid vooral in ons hoofd bestaat.

Het coronavirus laat zien dat er juist een nauwe wisselwerking bestaat. Het virus komt weliswaar voort uit de “natuur”, maar het gedijt dankzij menselijk gedrag: voedselmarkten, vliegverkeer en mensenmassa’s. Als we dat gedrag niet veranderen, staan ons nog veel meer rampen te wachten. In de poolkappen zitten eeuwenoude virussen die tevoorschijn komen en actief kunnen worden als het ijs smelt.

Het idee dat corona ons laat zien dat we beter voor de natuur moeten zorgen, klinkt mooi, maar gaat uit van precies dezelfde misvatting dat wij losstaan van de natuur. Als je doel is om beter voor “de natuur” te zorgen, kom je alleen tot oppervlakkige oplossingen voor problemen. Bijvoorbeeld iets schoner vliegen. Als je daarentegen erkent dat je onderdeel bent van de natuur, word je ook meer onderdeel van het probleem. De mens en zijn manier van leven staan op het spel; daar is geen technologische oplossing voor.’

Hier vind je alle afleveringen:Op zoek naar antwoorden met Denker des Vaderlands Daan Roovers30 november 2020