De tuindeuren stonden open omdat door dat binnen blijven onze huid vliegtuigschraal dreigde te worden. De kinderen sliepen, de avond was lentekoud. Een huis verder begon iemand te klappen, toen nog iemand. Het leek daar even bij te blijven, maar al snel hoorden we hoe op de hoek van de straat een hele groep inzette. Eén vrouw schreeuwde daarbij als een ontketend dier.

Te gretig

Al die tuintjes, die mensen die daar in het donker stonden, hekjes ertussen, de driftige herrie. ‘Respect voor de zorg! Onze helden! Hoor je mij eigenlijk? Ik ben hie-hier! En jij ook! We leven nog!’

Ontroerend in de poging even door het isolement heen te breken. Maar ook voelde het, terwijl ik daar op ons grasveldje stond, te gretig.

We zijn nog helemaal niet werkelijk tot stilstand gekomen. De echte verveling, eenzaamheid, angst en ontregeling moeten nog beginnen.

Soms lijkt het alsof we ons nu al naar het einde willen haasten: het louterende applaus, de catharsis, de bevrijding. En dat terwijl we nog...