Anderhalf jaar geleden bezocht ik de laatste rustplaats van Nero, de meest beruchte keizer uit de Romeinse geschiedenis. Het was niet eenvoudig geweest die plek te vinden. Het zwarte schaap van de dynastie was natuurlijk niet eervol bijgezet in het statige, keizerlijke familiegraf aan de Tiber. Maar waar dan wel?

Aan de Via Cassia, een van de eeuwenoude uitvalswegen van Rome, staat een monument dat tot op de dag van vandaag de naam ‘Tombe van Nero’ draagt. Maar ook dat bleek het niet te zijn: de inscriptie op dat graf liet weinig ruimte voor twijfel, hier was heel iemand anders (de prefect Publius Vibius Marianus) begraven.

Wat was er gebeurd met het lijk van Nero? Nader onderzoek – in de bibliotheek, niet in de stad – wees uit dat de keizer die zichzelf op dertigjarige leeftijd van het leven beroofde, was bijgezet in het graf van zijn biologische vader, het graf van de Domitius-familie: een niet onaanzienlijke, marmeren tombe die eeuwen later nog bekend stond als het