Toen Ramsey Nasr veertien was, ging zijn moeder naar een astrologe om zijn horoscoop te laten trekken. ‘Ramsey is een intelligente jongen die het ver gaat schoppen,’ zei de astrologe. ‘Maar hij heeft één teer punt: zijn gevoel. Daar moet hij op letten. Want hij heeft de neiging zijn gevoel met zijn ratio te willen overvleugelen.’ Met deze woorden moest zijn moeder het doen. Ramsey zat er niet mee. Als hij nou ergens geen problemen mee had, waren het zijn gevoelens.

Twintig jaar later. Een verblindende winterzon weerkaatst op de ramen van flatgebouwen en herenhuizen. Een gesluierde moslima wandelt achter een kinderwagen, uit een BMW stapt een hooggehakte zakenvrouw. Dit is Antwerpen-Zuid, een kleurrijke mengelmoes van bouwstijlen en mensen, de habitat van Ramsey Nasr, Dichter des Vaderlands.

De dichter doet open, zijn haar in golven, comfortabele sloffen aan zijn voeten. Hij zet sesamkoekjes neer en schuift een tweede stoel aan het eenpersoonstafeltje. De gebruikelijke small talk laat hij soepel omslaan in een serieus gesprek. Nasr is de voorkomendheid zelve, en toch voel ik me een indringer. Is het de snelheid waarmee hij de enscenering heeft voltooid, de rollen verdeeld; hij de geïnterviewde, ik de interviewer? Misschien heeft hij het gewoon druk.

‘Door toegankelijke taal te hanteren kun je mensen een gedicht binnenlokken. En als ze eenmaal binnen zijn, doe je het gedicht op slot en heb je ze gevangen.’

Sinds zijn benoeming tot Dichter des Vaderlands, precies een jaar geleden, wordt Nasr overstelpt met verzoeken, wel tien per dag. Voor interviews, gedichten, presentaties of simpelweg zijn aanwezigheid. Dan is er nog de fanmail. Welke verzoeken te honoreren en welke niet, het is geen makkelijke keuze voor een dichter die poëzie naar het volk wil brengen.

‘Poëzie stoot veel mensen af,’ zegt Nasr (35). ‘Omdat de taal op een andere manier gebruikt wordt dan ze gewend zijn. Maar door een schijnbaar toegankelijke taal te hanteren kun je ze toch een gedicht binnenlokken. En als ze eenmaal binnen zijn, doe je het gedicht op slot en heb je ze gevangen, als een vlieg in een potje. En dan maar schudden.’

Beperkt die aanpassing aan ‘de Nederlander’ uw artistieke vrijheid niet enorm?

‘Nee hoor, als Dichter des Vaderlands schrijf ik weliswaar gelegenheidsgedichten, maar ze moeten ook over vijf jaar nog interessant zijn om te lezen. Daarom geen gedicht over Laura Dekker. Laat dat kind lekker uitvaren, of niet. In mijn eerste dichtbundel 27 Gedichten en geen lied beging ik nogal eens de fout mijn ‘ellende’ leidraad te laten zijn voor mijn kunst. In die bundel wentelt iemand – ik – zich in zijn leed omdat hij zijn geliefde kwijt is. Die gedichten ontstegen soms het persoonlijke niet. En dus is niet alles daarvan afgedrukt in mijn verzameld werk dat vorig jaar verscheen, Tussen lelie en waterstofbom. Ik wil mij als dichter juist opsplitsen, ook de andere stemmen laten horen.’

ramsey nasr
‘Mijn taal is soms banaal, soms verheven, nu eens spreekt de onderbuik, dan weer probeer ik met een visie op de samenleving te komen.’

Gaat dat niet ten koste van uw authenticiteit?

‘Nee, ik heb alleen toen ik begon als stadsdichter van Antwerpen besloten niemand bij voorbaat uit te sluiten. Aan de inhoud van poëzie mag je niet tornen, maar mensen ermee overvallen in een taal die ze denken te herkennen, dat vind ik mooi. Je moet ook bereid zijn om invloeden van buitenaf toe te laten, dat kan je authenticiteit juist vergroten. Mijn taal is soms banaal, soms verheven, nu eens spreekt de onderbuik, dan weer probeer ik met een visie op de samenleving te komen. Verschillende stijlen hanteren wil niet zeggen dat je minder authentiek bent. Mijn werk wordt steeds meer Ramsey.’

Ilja Leonard Pfeiffer maakt een onderscheid tussen moeilijke en makkelijke poëzie. Uw werk behoort volgens hem tot de tweede categorie.

‘Ik geloof niet dat hij nog achter die bewering staat. Maar afgezien daarvan: ik simplificeer niet, de kracht van poëzie is juist dat woorden op verschillende manieren begrepen kunnen worden. Met mijn taal en onderwerpen probeer ik een schijn van herkenbaarheid te creëren, om zo ook Sjefke en Anita op het verkeerde been te zetten. Poëzie is voor iedereen die er moeite voor wil doen. Als stadsdichter van Antwerpen liet ik ook al stemmen horen van kansarmen en illegalen. Meerduidigheid en meerstemmigheid, daar gaat het om.’

Rijk en beroemd

Met zijn poëzie lijkt Nasr iedereen te willen omarmen. Of is het een verlangen zélf omarmd te worden? Van jongs af aan had hij het streven ‘rijk en beroemd’ te worden. Op school was hij een opvallende leerling, die zowel uitblonk in exacte vakken als in literatuur. In het middelpunt van de belangstelling voelde hij zich op zijn best. ‘Ik wilde me onderscheiden, maar niet zo dat ik uitgesloten zou worden. Ik zorgde er wel voor dat iedereen me accepteerde, inclusief de leraren.’

Dat betekende hoge cijfers halen en de lolbroek uithangen; hij wist het moeiteloos te combineren. Bovendien deed hij mee met het schooltoneel. De aandacht die dat opleverde, smaakte naar meer, dus volgde hij na het gymnasium een toneelopleiding bij Studio Herman Teirlinck in Antwerpen: ‘Ik vond het fijn dat mensen op een podium naar mij luisterden.’

‘Natuurlijk is het leuk als je als klein pikkie op de zestigste verjaardag van Gerrit Komrij mag komen spreken.’

Als jonge acteur viel hij op met zijn afstudeermonoloog De doorspeler en meteen daarna werd hij ingelijfd bij het Zuidelijk Toneel. Hij speelde rollen in televisieseries zoals De Enclave en zijn naam in de theaterwereld was gevestigd. Maar na een paar jaar was hij het beu. ‘Het werd een sleur om avond aan avond hetzelfde stuk te spelen. Acteren wordt dan een uitvoerende kunst. Na de première was de lol eraf. Ik wilde als acteur de beste zijn, maar op den duur ontbrak mijn passie.’

Als 22-jarige liet hij zich in een Volkskrant-interview ontvallen dat hij ook gedichten schreef: ‘Misschien zit er iets tussen. Dat zou mij werkelijk gelukkig maken – ja, ik zou graag in een boekenkast willen staan.’ In 2000 stopte hij bij Zuidelijk Toneel en debuteerde met zijn bundel 27 Gedichten en geen lied. Die werd goed ontvangen, een dichter was geboren. De bundel Onhandig bloesemend uit 2004 was een nog groter succes. De Grote Dichters sloten hem in hun armen. ‘Natuurlijk is het leuk als je als klein pikkie op de zestigste vejaardag van Gerrit Komrij mag komen spreken, of als Cees Nooteboom je komt complimenteren met je eerste vaderlandse gedicht.’ Maar zijn missie reikte verder.

Alleen maar bastaarden

Wullah, poetry poet, let mi takki you 1 ding: di trobbi hier is dit ben van me eigen now zo 66 jari & skerieus ben geen racist, aber alle josti op een stokki, uptodate, wats deze shit? Het zou zo de nieuwste hit van De Jeugd van Tegenwoordig kunnen zijn, de rapformatie die verraste met de zelfgebrouwen taal in hun single ‘Watskeburt’. Maar het is de eerste regel van het gedicht Mi have a droom. Nasr schreef het op verzoek van de 4e Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, die vorige week is afgesloten.

Het gedicht gaat over Rotterdam, volgens Nasr de meest open stad van Nederland vanwege de oorlogsgeschiedenis, de haven en de bevolkingssamenstelling. En dus koos hij niet voor het ABN, maar voor Rotterdamse straattaal in het jaar 2059. Een ratjetoe van talen en dialecten zoals die in de nachtmerries van Wilders en zijn stemmers klinkt, onontkoombaar volgens Nasr. ‘En dat is helemaal niet erg,’ zegt hij – zelf half Palestijns. ‘De wereld is niet zuiver en zal dat nooit zijn.’

‘Mensen denken dat traditie een nulpunt van zuiverheid heeft, maar tradities worden juist doorgegeven door ze open te stellen voor iedereen en er nieuwe elementen aan toe te voegen.’

Hij wijst naar het voltallige oeuvre van de Antwerpse volkszanger Wannes van de Velde in zijn kast. ‘Van de Velde is mijn grote held, hij staat als geen ander voor onzuiverheid. Ik was er kapot van toen hij twee jaar geleden overleed. En met mij heel Antwerpen, volk én elite; hij werd door iedereen omarmd. Hij zong traditionele Antwerpse volksliederen en voegde er nieuwe taal aan toe, doorvlocht de klanken met Griekse rembetikou, Spaanse flamenco en Franse jazz. Muziek die hij leerde kennen in de haven van Antwerpen, waar hij met de Grieken en Spanjaarden dronk. Mensen denken dat traditie een nulpunt van zuiverheid heeft, maar tradities worden juist doorgegeven door ze open te stellen voor iedereen en er nieuwe elementen aan toe te voegen. Ik wil net als Van de Velde laveren tussen highbrow en plat.’

En net als Van de Velde wil Nasr met zijn poëzie duidelijk maken dat er geen kern is, geen mono-identiteit. ‘Het leven is gebaseerd op onzuiverheid. Dat is voor veel mensen lastig te verteren, zeker in een nationalistische periode. Maar hoe langer de discussie in Nederland duurt, hoe minder raszuivere mensen er zijn. Uiteindelijk hebben we alleen maar bastaarden. We vergeten graag dat Ramses Shaffy, ook een held van me, van Egyptische en Pools-Russische afkomst was. Hij is dé Grote Nederlander, en terecht, maar er stroomde geen druppel Nederlands bloed door zijn aderen.’

Verloren zoon

Nasr noemt zichzelf ‘bastaard pur sang’: ‘Ik ben een beetje van alles, en dus niets echt. Ik ben een Nederlander, Palestijn, acteur, dichter en ik woon in Antwerpen.’ Dat gaf geen problemen in zijn tot nu toe rimpelloze carrière. Op die ene keer na, toen hij uitverkoren werd tot stadsdichter van Antwerpen in 2005. Zijn benoeming schoot rechtse politici in het verkeerde keelgat vanwege de opinieartikelen die hij over het conflict in het Midden-Oosten had geschreven.

Het werd een mediarel. Ineens was hij, de geboren Rotterdammer, ‘die Palestijnse propagandist’ die zijn dichterlijke positie vast zou misbruiken. ‘De zwartmakerij had meer met mijn achternaam dan met mijn artikelen te maken. Ik pleitte in die stukken voor toepassing van de VN-resoluties en hield een pleidooi voor het internationaal recht.’ Voor het eerst werd hij op zijn afkomst afgerekend. Heb je weer zo’n Marokkaan, dachten sommige Antwerpenaren. Een Palestijn? Nog erger. En dan de verbazing als ze zijn perfecte Nederlands hoorden.

ramsey nasr
Nasr met zijn moeder, na zijn uitverkiezing tot Dichter des Vaderlands. Foto: Patrick Post / HH

Natuurlijk liet Nasr zich niet verleiden tot een conflict. Zijn verweer? Een nieuw opiniestuk gevolgd door zijn eerste stadsgedicht, én een charmeoffensief: in het Sportpaleis van Antwerpen zong hij voor dertienduizend inwoners een volkslied van Wannes van de Velde. De kritiek verstomde en Antwerpen sloot Nasr in de armen. De dichter kon aan de slag. ‘Het was niet eenvoudig voor al die mensen te dichten. Er zat constant een argusbeest op mijn schouder dat mij corrigeerde. Mijn stadsdichterschap heeft mijn visie op de poëzie veranderd: ik móét andere stemmen dan die van mijzelf laten horen. Ik wil geen onthechte poëzie schrijven.’

Op school droeg Ramsey een button met ‘Israel out’, maar wat dat nou echt betekende?

Die betrokkenheid komt mede voort uit zijn achtergrond, beaamt hij. Zijn vader kwam in 1970 min of meer toevallig naar Nederland en bleef voor de liefde. Ramsey en zijn twee broers kregen van hun ouders een ‘elementair humanistische opvoeding’: je trachten in te leven in anderen, bij elke waarheid je vraagtekens plaatsen. Tijdens het avondeten kwam heel de wereld langs, ook Palestina. Maar verder was hun jeugd honderd procent Nederlands, zonder Arabische invloeden. Op school droeg Ramsey een button met ‘Israel out’, maar wat dat nou echt betekende?

Zo groeide hij op in de vage wetenschap dat hij ergens, ver weg, familie had. ‘Mijn vader heeft geprobeerd zijn Palestijnse identiteit en afkomst te vergeten. Hij paste zich extreem aan de Nederlandse cultuur aan. Pas later begreep ik dat hij dat voor ons deed. Anders hadden wij constant moeten uitleggen dat we ons niet bij elke beweging zouden opblazen. Het was geen makkelijke tijd voor een Palestijn in het pro-Israëlische Nederland van toen.’

Vader Nasr wilde pas naar Palestina als de Israëliërs zich hadden teruggetrokken. Dat gebeurde niet. Toen familieleden begonnen te sterven, besloot hij in 1996, na 31 jaar, met zijn zoon terug te keren naar zijn geboorteland. De ontmoeting met zijn Palestijnse familie vormde een keerpunt in Ramseys leven. ‘Ze sloten me als de verloren zoon in hun armen. Ik vond een hechte familie in een prachtig land, maar zag ook de tanks en vlaggen van de Israëliërs. En ik hoorde de verhalen over omgekomen familieleden. Bij elke soldaat voelde een haat opkomen die ik niet kende. Terug in Nederland ben ik mij nog meer gaan verdiepen in de Palestijnse geschiedenis, zionisme en VN-resoluties. De nieuwsuitzendingen over het Midden-Oostenconflict waren niet langer abstract.’

Wat deed de confrontatie met uw familie in het oorlogsgeweld met u?

‘Ik kwam ongewild onthecht en ontheemd in het leven te staan. Het maakte een kwade en bittere boeddhist van me. Tegelijkertijd is relativering de grote kracht in mijn familie. Je moet aan niks al te veel waarde hechten: je huis kan worden platgebrand, je boomgaard ontworteld, je familie gedood. Die kwesties heb je niet in de hand, dus kun je ze maar beter met een zekere lichtheid bezien.’

Alle relativering ten spijt, zodra het gesprek over het Midden-Oostenconflict gaat, fonkelen Nasrs ogen van woede. ‘Het is zo duidelijk wat er moet gebeuren, het staat nota bene in de VN-resoluties, maar het is keer op keer Nederland dat die resoluties tegenhoudt. Dan denk ik: godverdomme, Nederland heeft alle informatie, maar dwarsboomt toch. Niet omdat ze het niet met de resoluties eens zijn, maar omdat ze klakkeloos één partij steunen. Nederland is vanwege die onvoorwaardelijke, blinde steun mede verantwoordelijk voor de huidige situatie. En niet alleen daar, ook in Irak hebben we klakkeloos de VS gesteund.’

U schreef vorige week een furieus sonnet aan Balkenende, ‘Nieuwjaarsgroet’. Wat wilde u bereiken?

‘Ik vond het een vanzelfsprekendheid om daar als Dichter des Vaderlands over te schrijven. Je dicht over nationale aangelegenheden, dus ook over politiek. Waarom zou een kunstenaar zich niet mogen uitlaten over politiek? Als ik achteraf van mensen hoor dat ik ook hún woede heb verwoord en niet alleen namens mijzelf spreek, ben ik blij.’

Sinds uw stadsdichterschap zijn er geen opinieartikelen van u over het Midden-Oostenconflict meer in kranten verschenen. Waarom niet?

‘Ik ben ermee opgehouden ze te schrijven omdat het totaal geen zin heeft. Eerder had ik de hoop mensen te informeren en discussie op gang te brengen. Inmiddels weet iedereen wat er in Gaza gebeurt. Je ziet de doden, de fosfor. Je ziet je eigen regering misdadigers de hand boven het hoofd houden. Onze discussies thuis worden met de dag bitterder. De oplossing is er, maar we zien in dat die nooit gaat komen.

Als je met zulke zaken wordt geconfronteerd, ga je je vanzelf afvragen wat je nog wél kan raken. Ik ben echt bang geweest dat ik een stompe potloodpunt aan het worden was. In dichten vind je houvast, orde in chaos. Dichten is een veilige haven. Bovendien kun je in kunst eerlijker zijn dan in het echte leven. Je sublimeert het, geeft het eigen wetten.’

Tussen lelie en waterstofbom

Maar het leven laat zich niet onderwerpen aan de wetten van de kunst, en de liefde al helemaal niet. ‘Voor de zuivere minnaar bestaat geen verschil tussen lelie en waterstofbom’, dicht hij zijn schrikbeeld van de liefde. Ultieme overgave in de liefde vertroebelt je blik op de wereld en verwijdert je van jezelf. Het is een vorm van fanatisme. In 2000 liep een relatie na vijf jaar op de klippen. ‘We hadden bij wijze van spreken de namen voor onze kinderen al bedacht,’ zegt Nasr. ‘Toch gaat zoiets dan mis. Misschien omdat ik mijn werk in die tijd zo belangrijk vond. Nu zou ik mijn relatie er niet meer door laten ondermijnen. Je kunt niet weigeren samen op vakantie te gaan en als zoethoudertje wel veel uit eten gaan. Dat werkt niet. Een paar jaar geleden moest alles nog wijken voor mijn roman.’

Hoe zit het eigenlijk met De Grote Roman? De aanbiedingscatalogi maken er al jaren melding van, maar verschijnen doet-ie niet.

‘Dat komt omdat hij er nog niet is. Op dit moment zijn het achthonderd pagina’s in een kastje. Er valt nog niks over te zeggen, een deadline heb ik mezelf niet gesteld. Het ligt daar rustig.’

Zou die astrologe met uw ‘gevoelsprobleem’ uw extreme relativering kunnen hebben bedoeld?

Lachend: ‘Nou, het is een horoscoop, geen doktersvoorschrift. En hoewel ik vroeger met deuren smijten het domste vond wat er is, ben ik daar inmiddels een kei in geworden. Dus met die gevoelens zit het wel snor. Maar inderdaad, tot voor kort vond ik het moeilijk om mijn onafhankelijkheid op te geven. Het heeft tijd, energie en mislukkingen gekost voordat ik mij echt voor een ander durfde open te stellen.’

‘Ik ben de ware liefde al in verschillende gedaanten tegengekomen, nu moet ik ervoor gaan, ook al riskeer ik daarmee op mijn bek te gaan.’

Een paar jaar geleden zei u in een interview: een roman zal nooit voor een vrouw wijken.

‘Daar ben ik van teruggekomen. Ik ben toegeeflijker, en minder monomaan bezig met zoiets als De Grote Roman. Ik ben de ware liefde al in verschillende gedaanten tegengekomen, nu moet ik ervoor gaan, ook al riskeer ik daarmee op mijn bek te gaan. Ik wil de dingen graag samen doen met iemand, en ooit kinderen, niets leukers dan dat. Sterker nog, daar gaat het leven om. Nu nog de juiste tegenkomen.’

Hij grijnst: ‘En tot die tijd maak ik veel lol.’ Om meteen te verzuchten dat het zo moeilijk zal zijn zijn vrijheid op te geven. ‘Mijn werk brengt me overal. Wil ik dichten, dan blijf ik binnen, wil ik lol, dan ga ik met mijn vrienden naar het café. Ik verlang veel vrijheid van anderen. De stapel geboortekaartjes van vrienden groeit en belandt op de stapel belastingaanslagen. Met Ramsey heb je lol, zeggen mijn vrienden, áls hij er is. Eigenlijk is dat niet gezond. Ik ben een narcist, zoals alle kunstenaars, maar hopelijk wel in een milde vorm. A.F.Th. van der Heijden liet geloof ik elke dag een redacteur een croissantje langsbrengen met de boodschap dat hij aan het werk moest. Zó ver laat ik het niet komen.’

Hoe vecht u tegen uw ego?

‘Als het je goed vergaat, kun je snel gaan zweven. Ik geniet van mijn succes, maar besef dat mijn leven er anders had uitgezien als ik ergens anders was geboren. Mijn ouders’ achtergrond houdt mij nederig. Mijn Palestijnse roots en mijn moeders gezondheid. Ze lijdt sinds haar jeugd aan zware migraine, heeft sindsdien geen dag zonder hoofdpijn gekend. Als kind merkte ik er weinig van, ze cijferde zich compleet weg voor ons en wist met medicijnen een hoop te onderdrukken. Maar tijdens mijn toneelschooltijd ging haar lichaam haperen, het was op. Op zo’n moment stoppen alle genoegens des levens. Elke dag is een gevecht.’

Hoe beïnvloedt dat u en uw werk?

‘Ik oordeel minder snel. Ik kan televisieprogramma’s als Lingo belachelijk maken, maar mijn moeder kijkt er wel naar, en ik snap ook waarom. Rekening houden met andermans gevoeligheden, ook in mijn werk – dat geeft mij vreemd genoeg een gevoel van verbondenheid met anderen. Dat betekent ook dat je soms minder uitgesproken kunt zijn. Soms zou ik eerlijker willen zijn. Dan denk ik: kon ik maar alles zeggen! Dat dit stom is, en diegene een mongool. Ik voel constant touwtjes aan mij trekken: als ik dat zeg, kwets ik die persoon enorm. Ik weet soms niet wat ik moet zeggen of vinden.’

Dat zal nog blijken als Nasr het interview voor publicatie doorleest. ‘Wil je dit alsjeblieft nét anders formuleren? Anders krijg ik de hermetische dichters straks op mijn dak. En mag deze zin eruit? Daar zal mijn moeder niet blij mee zijn.’ Hij lacht: ‘Ziehier de dichter die probeert het verhaal te herschrijven omdat hij het niet eens is met zichzelf.’

‘Eerlijkheid is niet altijd het belangrijkst. Het gaat erom dat mensen met elkaar voort kunnen, dat je een al onzeker ego niet verder de grond intrapt.’

Verloochent u uzelf zo niet?

‘In een samenleving móét je jezelf constant verloochenen. Beschaving is een vorm van minimaal liegen, iets wat wij in Nederland hebben afgeleerd. Wij moeten eerlijk zijn. Als iemands kop je niet bevalt, moet je dat vooral zeggen. En als hij reageert, sla je ‘m voor zijn bek.’

Is beschaafdheid belangrijker dan eerlijkheid?

‘Etiquette is één grote vorm van oneerlijkheid, maar met die zogezegde leugenachtigheid kun je meer bereiken. Eerlijkheid is niet altijd het belangrijkst. Het gaat erom dat mensen met elkaar voort kunnen, dat je een al onzeker ego niet verder de grond intrapt. Dat je vlak na de première niet tegen een acteur zegt: wat was jij slecht! Je bent sociaal onaangepast als je dat zegt, en veel Nederlanders vinden dat een groot goed, omdat ze niet meer weten wat het verschil is tussen publieke ruimte en privé, tussen eerlijkheid en botheid, en omdat je sinds Pim Fortuyn moet zeggen wat in je opkomt. Het filter tussen onderbuik en strottenhoofd ontbreekt. Juist omdat je een bepaalde mate van oprechtheid wilt behouden, is het constant schipperen: je aanpassen aan de situatie en toch jezelf zijn.’

Is dat niet ook een vorm van acteren? Een kunstje?

‘Iedereen acteert. Je moet alleen zorgen dat je niet vervalt in maniërisme. Ik kan snel schakelen tussen extremen, van poep en pies naar Spinoza, van plat naar verheven, van intens verdriet naar vrolijkheid. Dat kan lastig zijn voor de mensen om mij heen. Met wie ben ik nou eigenlijk aan het praten, denken ze dan. Wel, zo ben ik, ik heb geen kern. Ik zoek naar manieren om mij aan te passen, ben gefascineerd door kameleons en sneeuwuilen. Ik vind het heerlijk om verschillende werelden binnen te lopen. En in elke wereld vervul je een andere rol. Maar iederéén acteert. Je gedraagt je toch anders als je voor de koningin spreekt dan voor je beste vriend die gaat trouwen? Mensen zullen zeggen: wat een nepheid, je bent nooit eens jezelf! Het zal wel. De grootste kunst van het leven is laveren, zonder jezelf te verloochenen. Ik zie het Zelf als een reeks paaltjes waar je omheen slalomt.’

Ineens zat

Tot nu toe heeft de dichter elke vraag beantwoord, altijd binnen de lijnen van het gesprek, binnen zijn rol. En dan ineens, na twee uur, is hij het zat. Of hij een pleaser is, wil ik weten.

‘Ja,’ antwoordt hij afgemeten.

Vindt u dat niet soms vermoeiend?

Geërgerd: ‘Ja.’

Want u bent constant mensen aan het sparen?

‘Maar niet altijd. Eerlijk gezegd vind ik dat dit gesprek nu wel lang genoeg heeft geduurd.’ Hij excuseert zich meteen: ‘Dat was lullig van me! Ik wil je niet weg hebben, maar er is volgens mij wel al veel gezegd.’ Hij verzucht: ‘Soms wou ik dat ik meer een lul was in mijn werk. Dagen achtereen beantwoord ik mailtjes, zometeen maak ik een pakketje geluidsopnames klaar voor een blinde fan. Ik doe het graag, maar ben veel tijd kwijt aan de periferie van mijn werk. Dat maakt me onrustig. Als ik niet schrijf, ben ik bezig de chaos van mijn leven aan te harken.’

Ten afscheid wil de Dichter des Vaderlands nog wel kort zijn toekomst schetsen. In februari verhuist hij naar Amsterdam. Vanaf Valentijnsdag gaat hij met andere dichters door het land met de Saint Amour-tour. De maand daarop beginnen de opnamen voor een twaalfdelige dramaserie van de VARA. Zijn roman, Het Mazensysteem, had er al drie jaar geleden moeten zijn. Maar haast heeft hij niet meer. En als hij die grote liefde tegen het lijf loopt, gaat ze voor. ‘Uiteindelijk streef ik ernaar mezelf weg te cijferen,’ zegt hij, terwijl hij de computer aanzet om mails te beantwoorden. ‘Maar ik vrees dat ik nog acht levens nodig heb om dat te bereiken.’