‘U bent de mysteriën van het werk binnengetreden, alsof mijn brein het uwe is.’ Dit schrijft Gustave Flaubert in oktober 1857 nadat hij het artikel van de dichter Charles Baudelaire over zijn roman Madame Bovary heeft gelezen. Baudelaire heeft het ‘begrepen en diep gevoeld’. Hij heeft hem er het ‘grootst mogelijke plezier’ mee gedaan. Flaubert kijkt ernaar uit hem weer in levenden lijve te ontmoeten. Maar ondertussen geeft hij hem ‘duizend handdrukken, nogmaals’.

Duizend handdrukken! Dat is een substantieel aantal, daar kun je niet omheen, dat telt aan, dat drukt iets uit. Duizend handdrukken. Dat is een bij-wijze-van-spreken-aantal, een symbolisch getal, maar juist die overdaad doet het hem. Het is een geladen getal. Denk niet dat iemand als Flaubert met duizendjes strooit. Die heeft hij alleen paraat wanneer het past.

Twee maanden eerder, in augustus, had hij Baudelaire geschreven om hem een hart onder de riem te steken. Baudelaire was door de rechtbank...