Met La grande bellezza heeft Paolo Sorrentino een meesterwerk afgeleverd.

Groot en mooi, zoals de titel zegt, met alles wat die termen impliceren: de absolute noodzaak de film op het grote doek te zien, met de best mogelijke beeldkwaliteit en het best mogelijke geluid, en de ambitie om grootse gevoelens op te roepen: leven en liefde, ouderdom en dood. Melancholie, cynisme en zelfbedrog. Eenvoud, schoonheid en troost. In één woord: Rome.

Is La grande bellezza daarmee ook, zoals veel mensen schreven, de nieuwe La dolce vita? Nee, zei Rosita Steenbeek in het artikel dat ze onlangs voor Vrij Nederland schreef over Fellini: ‘Dat is onmogelijk, omdat Fellini zo dicht bij zichzelf bleef, compromisloos autobiografisch werkte.’ Ja, toch wel, vind ik, want hoewel La grande bellezza geen slaafse navolger is, zijn de overeenkomsten in inhoud, vorm en sfeer onmiskenbaar en hebben we ook bij Sorrentino te maken met een meester – die overigens, op het diepste niveau, eveneens...