De trieste wanverhouding die in de jazz kan bestaan tussen kwaliteit en bekendheid, is afgelopen week wel heel schril gedemonstreerd. Dat de Brubecks, de Charlie Byrds en de Ramsey Lewissen meer succes hebben dan de Booker Ervins, de Benny Bailey’s en de Duke Jordans, wordt door de meeste jazzliefhebbers geaccepteerd als een betreurenswaardig maar onvermijdelijk uitvloeisel van het feit dat jazz behalve kunst ook business is. Het adjectief ‘onderschat’ (‘underrated ’) is in dit verband zelfs een soort onderscheiding geworden, m et behulp waarvan musici als Clark Terry een niet te versmaden populariteit hebben opgebouwd.

In het geval van pianist Cecil Taylor —  een man die thuishoort in de categorie van musici als Ellington, Parker, Monk en Coltrane — is echter geen sprake van enigszins onderschat worden. H et grote jazzpubliek kent hem eenvoudig niet. De concerten die hij op 29 juni en 1 juli in Amsterdam en Rotterdam gaf, werden in totaal door nog geen duizend...