VN 80
G.K. van het Reve: ‘Er moet een god zijn of iets dat minstens zo erg is’
AuteurBibeb

26 tot 30 minuten leestijd

Gerard van het Reve, Willem van A. en ik reden over een weg door onafzienbare weilanden. Ik zat voorin en vastgeklemd door de veiligheidsriem, waarvan Gerard me de werking secuur had uitgelegd. Bij het naderen van Greonterp (Friesland) wees hij mij het torentje van de kapel en toen ik niet meteen reageerde, zei hij: ‘Slechte ogen, wil geen bril dragen.’ Per brief had hij me als avondmaal een kippetje (1100 gram) met rozijnen beloofd. Maar zodra ik Huize Algra binnen was (12 uur) vroeg hij of ik maagklachten had, en begon op mijn ontkennend antwoord boterhammen met kaas te bakken voor Willem en mij. Ik had toen de asters, chrysanten en grote rode bloemen al bewonderd, op het stukje grond tussen de gevel en de smalle weg, en ik was op het kerkhof geweest. Het ligt schuin tegenover Huize Algra en de buurwoningen aan weerskanten. Het is een kleine heuvel, begroeid met zacht, lang gras. Op het hoogste punt staat het kapelletje en van de graven is er maar één zichtbaar, door een rechthoekige steen. Alle houten kruisen werden, zegt men, opgestookt. We liepen een eind het weiland in, want Gerard wou dat ik zou raden hoeveel een enorme stier kostte. Een Europese kampioen: ƒ 165.000.

Gerelateerd