Ferdinand Columbus mocht als tiener in het jaar 1502 eindelijk een keer met zijn vader mee, op diens vierde reis naar de Nieuwe Wereld. Voor de kust van het hedendaagse Honduras stuitten zij op een groep locals in een grote kano. Met grote verbazing schreef Ferdinand over de stampij die ze maakten ten aanzien van een soort noten die ze bij zich hadden: zodra ze er een verloren doken ze naar de grond ‘alsof er een oog uit hun hoofd was gevallen’.

Waarom die gekke nootjes de locals zo veel waard waren, werd duidelijk toen de Spaanse conquistador Hernán Cortés een kleine twintig jaar later een schuimige, hartige, bruine drank kreeg voorgeschoteld door de Azteekse keizer Montezuma II. Deze cacaoatl – een soort gruwel van water, cacao en maïsmeel – was een zeer prestigieuze, ceremoniële drank, die alleen werd gedronken door de Azteekse adel en krijgers die zegerijk terugkeerden van het slagveld.

Dit is deel zes in een serie van culinair journalist Joël Broekaert over hoe...