Een lange gestalte ijsbeert voor Bodega De Posthoorn in Den Haag. Van veraf lijkt het meneer Foppe die niet naar binnen durft terwijl hij nodig naar de wc moet, ‘maar wat zullen de mensen wel niet denken’. Dichterbij gekomen blijkt het gewoon Wim de Bie te zijn, die te vroeg is. Het café aan de Lange Voorhout waar Kees van Kooten en Wim de Bie in hun radiodagen vaak kwamen, is op deze koude dinsdagochtend nog niet open. Als we wat later binnen zitten – ‘nee, bij nader inzien toch maar liever niet bij het raam’ – blijkt de pas aangetreden professor in de satire in een opperbeste stemming. Logisch ook. De eerste afleveringen van Van Kooten en De Bie sloegen weer toe!, de documentaire van Coen Verbraak, hebben onverwacht veel kijkers getrokken. ‘Van tevoren waren er vrienden die zeiden: “Waarom dóén jullie dit? Waarom zou je het allemaal nog een keer laten zien?” Daar hadden wij zelf eigenlijk geen antwoord op.’ Tegen de twee miljoen mensen keken ernaar, tweemaal zoveel als naar de laatste aflevering van Keek op de Week, alweer veertien jaar geleden. ‘En meestal zaten we zo rond het miljoen. Niet te vergelijken met de echte massatelevisie van Mies Bouwman of Jos Brink.’

Het tijdstip van de uitzending gaf de nostalgie een extra zetje: op zondag, kort na het achtuurjournaal, net als vroeger. Toen de VPRO wegens praktische bezwaren een ander timeslot voorstelde, stuitte dat op een keihard veto van het duo. Het succes heeft De Bie verrast. ‘We waren helemaal niet uit op dit publieke huldebetoon en die warme golf van sympathie en heimwee. Het zat kennelijk in de tijd.’

Ook ditmaal hebben ze het persoonlijke en het zakelijke strikt gescheiden weten te houden, zegt Wim de Bie. Ze hielden zich niet voor niets zo vaak verborgen achter letterlijk honderden door grimeur Arjen van der Grijn vormgegeven alter ego’s. ‘Toch hebben we nooit eerder zo’n uitgebreid kijkje in de keuken gegeven. De scène bij mijn houten duinhuisje bijvoorbeeld, waar ik ten tijde van de opnamen van de documentaire permanent woonde. Ik viel op dat moment zó samen met mijn typetje Walter de Rochebrune dat ik dacht: dat moet ik dan maar een keer laten zien.’

Wim de Bie

Revanche

Inmiddels is Wim de Bie (72) verhuisd naar een echt huis in het centrum van zijn geboortestad Den Haag, waar hij vijftig jaar geleden was vertrokken. Daar bereidt hij zijn colleges voor zijn tijdelijke professoraat aan de universiteit van Tilburg voor. Hij kreeg de felicitaties van collega’s als prof. Zonnebloem, prof. Lupardi, prof. Sickbock, prof. Barabas en prof. Prlwytzkofsky, twitterde De Bie. Het is dan ook een vorm van revanche: de rol van Nationale Mental Coach, die Wim de Bie zich twee jaar geleden had aangemeten, is niet helemaal geworden wat hij zich ervan had voorgesteld. ‘Nederland kon in deze crisistijd heel goed een mental coach gebruiken. Maar ikzelf eigenlijk ook, dus ik heb er niet alles uit kunnen halen wat er in zat. Ik heb er te weinig energie ingestoken.’

Zijn hoogleraarschap gaat hij anders aanpakken. De Bie heeft de nodige ervaring als professor, hij trad eerder onder andere naar buiten als de onzichtbaarheidsdeskundige prof. dr. B. Vingerling, de Rembrandtspecialist prof. dr. F. Banningh Cock en prof. dr. H. Goring die, getooid met hitlerkapsel en een bijpassend snorretje, onderzoek deed met ‘proef-Marokkanen’. ‘De geleerde is natuurlijk een ideale satirische vorm. Er is een lijst met al onze typetjes, met een foto erbij, waaruit blijkt dat we samen tientallen professoren hebben gespeeld.’ Maar na al die persiflages op deskundo’s en hooggeleerden mag hij zich nu serieus prof. W. de Bie noemen. ‘Een hele eer, en dat terwijl ik mijn MO Nederlands niet eens heb afgemaakt. Het is op zichzelf al satire om als professor te worden benoemd aan de Stapel-universiteit. Natuurlijk worden er flauwe grappen over gemaakt, maar dan zeg ik: als professor in de satire mag ik onbeperkt verzonnen onderzoeken publiceren. En wat wij indertijd als Koot & Bie aan valse data hebben geproduceerd, daar steekt collega Stapel heel bleekjes bij af.’

Het wachten is op iets dat weer eens wat kabaal kan veroorzaken

Wiki-bronnen

De rol van hoogleraar ligt hem wel, zegt De Bie, zolang hij tenminste geen hoorcolleges hoeft te geven. ‘Ik heb meteen besloten dat ik niet twaalf keer vier uur ga staan oreren. Dat kan ik niet, die stof heb ik ook helemaal niet. Ik heb het altijd ook maar gewoon gedáán. Maar inmiddels doe ik dat wel al een halve eeuw en daarover wil ik mijn studenten vertellen. Dat is de basis, ze leren dat je het meeste over satire opsteekt door het zelf te bedrijven. Vandaar dat ik de twaalf colleges de vorm heb gegeven van redactievergaderingen. Met zijn zestienen gaan we naar de wereld kijken zoals Kees en ik vroeger. Met verbazing, met woede maar vooral ook met de vraag: kunnen we er wat mee? Er is een besloten werkblog, waarop de studenten kunnen publiceren. Die blog moet uitmonden in een eigen satirische krant die naar buiten kan.’

Pas nu hij zich er wat meer in heeft verdiept – ‘al steunt deze professor vooral op Wiki-bronnen’ – realiseert hij zich in welke lange literaire traditie Kees van Kooten en hijzelf hebben gewerkt. ‘In alle bescheidenheid hoor, maar we hebben het dan wel over schrijvers als Erasmus, Voltaire, George Orwell, Jonathan Swift, Cervantes.’ De Lof der Zotheid, Candide en 1984 behandelt hij met zijn studenten. ‘We zagen die grote auteurs vroeger echt niet als collega’s. Ik heb me nooit zo met de theorie van de satire beziggehouden. Maar het is een eer om daarbij te horen.’

De makers van Jiskefet distantieerden zich ooit van het genre en daarmee van hun voorgangers bij de VPRO. ‘Satire is een karikatuur maken, iets uitvergroten, en vervolgens onderuithalen,’ zei Herman Koch in Vrij Nederland. ‘Cabaretiers doen dat. Koot & Bie doen dat. Het is niet iets wat mij aantrekt.’ Wim de Bie relativeert: ‘Wij richtten ons meestal op de actualiteit, Jiskefet deed dat veel minder. Maar Koch moet niet beweren dat hij geen satire maakte: hun grootste successen zoals de Lullo’s en Debiteuren/Crediteuren zijn onvervalste satire. En wat is Herman Kochs Kommissar Tampert anders dan een geslaagde, satirische parodie op de serie Derrick? Maar ik begrijp zijn neerbuigende toontje goed: cabaret was ook voor ons een scheldwoord en ook Kees en ik hebben het woord “satire” nooit gebruikt of uitsluitend ironisch, we deden er lacherig over: het zal wel satire zijn.’

Schokgolf

Na de bekendmaking van zijn professoraat kreeg De Bie veel spontane tips. Aan de universiteit van Utrecht blijkt net een groot wetenschappelijk onderzoek te worden verricht naar ‘De macht van satire’. De wetenschappers boden hun diensten aan hun nieuwe collega aan. Cabaretier en columnist Micha Wertheim wees hem voor de literatuurlijst op zijn eigen essay ‘Satire in het tijdperk van de manische reproduceerbaarheid’, waarin Wertheim betoogt dat het tegen de aard van satire in gaat om iets anders te doen dan twijfel zaaien. Interessant, vindt De Bie, ‘al hebben Kees en ik geloof ik maar weinig satire bedreven die twijfel zaaide’. De vertalers van South Park willen graag langskomen om een gastcollege te geven. De Bie voelt daar wel voor. ‘De makers van South Park deinzen nergens voor terug en zo hoort het ook. Daar is het wachten ook in Nederland op, iets dat weer eens wat kabaal kan veroorzaken. Dat je van tevoren de spanning voelt: wie zouden ze deze keer hebben, wie gaat er vandaag op de korrel? Zoals je dat bijvoorbeeld hebt als je The Daily Show met Jon Stewart volgt. Dat is er nu totaal niet in Nederland.’

Satire die serieus wordt genomen, gaat in Nederland steevast over het koningshuis, racisme of religie. Het meest recente voorbeeld was de arrestatie van cartoonist Gregorius Nekschot wegens ‘aanzetten tot haat’. Een klassieker is het item ‘Beeldreligie’ in Zo is het toevallig ook nog eens een keer waarin Peter Lohr een gebed uitsprak tot het beeld en dakantennes als kruisbeelden werden getoond. Wim de Bie: ‘Zo’n programma zouden we weer eens moeten maken. Een paar mannen en vrouwen achter een tafel, meer was het niet. Het waren in feite columnisten die opeens op de televisie kwamen. Ze zorgden voor een schokgolf, de jaren zestig werden daar echt ingeluid door helden als Jan Blokker, Rinus Ferdinandusse en Dimitri Frenkel Frank.’

Wim de Bie

Proef-Marokkanen

De satire van Kees van Kooten en Wim de Bie zelf werd door de meeste kijkers als tamelijk mild ervaren, zegt De Bie. Des te vrolijker maakte hij zich onlangs over een stukje op de site van HP/De Tijd, waarin Koot & Bie werd verweten dat ze de discussie over de multiculturele samenleving hebben gedwarsboomd. ‘Fantastisch,’ roept hij schaterlachend. ‘Als je dertig jaar na dato nog boosheid kunt opwekken, dan heb je toch nog iets bereikt. Wij zouden jarenlang het integratiedebat hebben gefrustreerd. Het argument is, als ik het goed begrijp, dat weldenkende mensen geen kritiek meer konden uitoefenen op de gebrekkige integratie van allochtonen doordat wij Jacobse en Van Es afbeeldden als patjepeeërs met wie niemand geassocieerd wilde worden. Hahaha. Ik hoop dat ze dat stukje straks nog in hun papieren maandblad kunnen meenemen.’

De ‘aanpassingscursus voor proef-Marokkanen om de nationale cultuur mee te beschermen’ van het duo was wel profetisch, halverwege de jaren tachtig. De Bie beaamt: je kunt er nu niet naar kijken zonder te denken aan de oproep van Geert Wilders, ruim twintig jaar later, om ‘de tsunami van de islamisering’ te stoppen die ‘ons raakt in ons hart, in onze identiteit, in onze cultuur’. ‘Maar daar kunnen wij ook niets aan doen. Je kunt ons moeilijk met terugwerkende kracht verwijten dat we Wilders gedemoniseerd hebben.’ Het zou natuurlijk kunnen dat Geert Wilders die uitzending destijds als jongeman van begin twintig heeft bekeken. In dat geval heeft hij gezien hoe de in het wit geklede professoren Goring en Gobels (‘hoogleraren aan de Universiteit van Arnhem’) in een buurthuis te Juinen een clubje allochtonen aan een onderzoek onderwierpen. De hooggeleerden ‘bouwen aan de fundamenten waarmee de overheid de allochtonen­springvloed zal kunnen keren’. In hoeverre zijn zij in staat zich aan te passen aan onze nationale culturele verworvenheden? Het blijkt een hopeloze missie: 99,3 procent van de proef-Marokkanen kent het ‘Hoeperdepoep zat op de stoep’ niet en de meesten smeren hun snot niet als echte Hollanders onder de stoel maar snuiten hun neus in een zakdoek. ‘Er is heel weinig affiniteit met de Nederlandse cultuur,’ concluderen Goring en Gobels.

Groentenist

De Bie was zeker niet de meer politieke en moralistische helft van het duo, zegt hij. ‘Het was een kwestie van rolverdeling voor de camera, achter de schermen dachten we er hetzelfde over. Dat ik de grote lijn zou bewaken en dat Kees daaromheen zou dribbelen, dat beeld is ons wel eens opgedrongen, maar het klopt niet. Tot op de dag van vandaag word ik daarop gecast, ik wéét het zogenaamd zo goed. Dus word ik gevraagd voor lezingen en om in essays de Nederlandse samenleving door te lichten. Dat kan ik dus helemaal niet.’

De stelling dat Van Kooten en De Bie lange tijd ‘opinieleiders van links’ waren, heeft De Bie altijd verbaasd. ‘Daar hebben we ons ook nooit iets van aangetrokken. Wij maakten een keuze uit de grote stroom van actualiteiten, die keuze was niet politiek maar gebaseerd op simpele criteria als: zit er een typetje in? Of: benoemen we de tijd ermee? Ook woede en irritatie speelden een rol, maar die was niet politiek geladen. Het grappige is dat met de blik van 2012 sketches als “de groentenist en de Turk” inmiddels een totaal andere betekenis hebben gekregen. Mehmet Pamuk, onze Turk die zo goed Nederlands sprak dat er niet naar hem werd geluisterd, was een eerstegeneratiegastarbeider. Nu gaat de derde generatie Turken naar de universiteit, of zit in de politiek. Zo’n scène zouden we nu nooit meer kunnen maken.’

Jan de Heus en Mehmet Pamuk. 'Onze keus uit de actualiteiten was niet politiek maar gebaseerd op simpele criteria als: zit er een typetje in? Fotocredit: Beeld en Geluid/Roel Bazen
Jan de Heus en Mehmet Pamuk. ‘Onze keus uit de actualiteiten was niet politiek maar gebaseerd op simpele criteria als: zit er een typetje in? Fotocredit: Beeld en Geluid/Roel Bazen

Weerzinwekkend

Soms stuitten Van Kooten en De Bie, ook naar hun eigen maatstaven, op de grenzen van de satire. Als ze echt te ver gingen, waren zijzelf de eersten om dat toe te geven. ‘In mijn colleges zal ik een paar voorbeelden behandelen,’ zegt De Bie. ‘Voor Hadimassa, de wat meer ironische opvolger van Zo is het…, maakten we de scène “Weerzinwekkende gesprekken”, die wat kabaal heeft veroorzaakt. We signaleerden dat er in cafés nog steeds antisemitische moppen werden verteld, maar we deden dat – in de week voor de Dodenherdenking, ook dat nog – door zelf een heel slechte gaskamergrap te vertellen. Toen bleek weer eens dat dubbele bodem, omkering, ironie vaak niet worden herkend. Het veroorzaakte een middelgrote rel, vierhonderd opzeggingen bij de VARA. We hebben die scène een dag later teruggenomen door live op televisie toe te geven dat we een fout hadden gemaakt. Ook dát is ons weer kwalijk genomen, satire mag je niet terugnemen. Maar wij vonden het nodig – en dat vind ik nog steeds – omdat we de verkeerde mensen troffen, namelijk de slachtoffers.’

Een ander moment dat de grens ook volgens Koot & Bie zelf werd overschreden, was toen Joop Glimmerveen van de extreem-rechtse Nederlandse Volks-Unie een foto van Jacobse en Van Es, oprichters van De Tegenpartij, voorop zijn partijblad plaatste. ‘Dat was voor ons de druppel.’ De Tegenpartij, in 1980 door ons opgericht om nog een jaar door te kunnen gaan met de typetjes Jacobse en Van Es, werd dus nog bínnen het jaar weer opgeruimd door het duo bij een staatsgreep op het Binnenhof te laten omkomen. ‘De Tegenpartij vertegenwoordigde het “samen voor ons eigen”-gevoel zoals verwoord in het verkiezingsprogramma Rugop ’81,’ zegt De Bie. ‘Terwijl, dat was nog maar het begin, we hebben in de loop van de jaren regelmatig tegen elkaar gezegd dat de werkelijkheid de satire ruimschoots had ingehaald. Een jaar na de opheffing werd Janmaat voor de Centrumpartij in de Tweede Kamer gekozen. En daarna kreeg je de reeks Fortuyn, Verdonk, Wilders, daar waren we echt niet overheen gekomen.’

Later hadden ze nog vaak spijt van de dood van Jacobse en Van Es. ‘We hadden de heren nog goed kunnen gebruiken,’ zegt De Bie. ‘Ze waren hun tijd ver vooruit, de slogan van De Tegenpartij “geen gezeik, iedereen rijk”, heeft pas later breed navolging gekregen. Soms lieten we ze nog wel eens opduiken: tijdens de Falkland­oorlog waren ze wapenhandelaren, in Nieuw-Zeeland troffen we ze aan op een landweg met een seksshop. En ze hebben nog een autorace gehouden op het Binnenhof. Fout natuurlijk, dood is dood.’

Enge buren

Professor De Bie zal in Tilburg niet blijven steken in het verleden en bij zijn colleges ook jongere collega’s als Micha Wertheim, Ernest van der Kwast en anderen behandelen, belooft hij. ‘En Hans Teeuwen; van de cabaretiers vind ik hem nummer 1, juist door zijn engagement.’ Daarnaast volgt hij sites als De Speld en pro­stress 2.0 van kunstenaar Han Hoogerbrugge. ‘Maar ik lach ook elke dag om Gummbah in de Volkskrant. Is dat allemaal satire? Die indeling is lastig, satirici noemen zichzelf nu eenmaal zelden zo.’

De voorkantjes van de Bescheurkalender zouden we nu via Twitter doen

De televisie is niet meer de plaats waar echte satire wordt bedreven, op LuckyTV en een zeldzame uitzending van Koefnoen na. Andere media hebben de televisie ingehaald en Wim de Bie zelf beweegt zich, nadat hij zijn Bieslog tot verdriet van zijn tweehonderdduizend bezoekers had opgeheven, alweer een paar jaar vooral op Twitter. Zijn volgers wijst hij op actuele satire (‘Gedurfde satire in Syrië. De dictator is een handpopje’) maar ook op de sketch over de Volkspartij tegen Enge Buren van het Simplisties Verbond: Nederlanders werden opgeroepen hun enge buren aan te geven. ‘Iedereen met Griekse, Turkse, Spaanse, Surinaamse of gewoon enge Nederlandse buren. Onze eerste maatregel zal zijn: alle enge buren onderbrengen in speciale enge buurten.’

Hij gebruikt Twitter niet als sociaal medium, zegt De Bie. ‘Het is een bescheiden podiumpje, ja, ook voor satirische teksten. Ik heb nu bijna zesenzestigduizend volgers en er komen er elke dag honderd bij, een klein publiek dat bericht krijgt als ik iets publiceer. Het is volstrekt níéts vergeleken met het aantal volgers van Stephen Fry, die heeft er 3,5 miljoen. Maar aan de andere kant, het is wel driemaal de oplage van HP/De Tijd.’ Hij ziet wel wat in het idee, geopperd door Arnon Grunberg op een redactievergadering van Vrij Nederland, om de tweets van Geert Wilders bij wijze van satire onder elkaar af te drukken. ‘Ik ben trouwens benieuwd of Wilders het kan volhouden, oppositie per Twitter.’ Als De Bie een eigen bericht over de regering Rutte krijgt voorgelegd (‘Dit door een paar brutalo’s bijeengekonkelefoesde clubje erken ik nog steeds niet als mijn regering!’) maakt hij een afwerend gebaar. ‘Hohoho, als je het zo uitgeprint ziet, dat is niet de bedoeling. Ik verstuur zoiets impulsief, het is niet geschikt voor publicatie, vaak halen mijn opmerkingen de avond niet. Een voordeel is dat het publiek er zo dicht bovenop zit, binnen twintig seconden krijg ik reacties en wordt het een paar honderd keer geretweet. Toen ik twitterde “Gezien in Den Haag: een kabinetslid zwaaide naar het publiek alvorens in zijn dienstauto te stappen. Maar er stond niemand,” had ik gehoopt op de vraag: “Wie was dat?” Helaas begreep iedereen meteen dat het wel over kereltje Bleker moest gaan.’ De dwang van een maximaal aantal lettertekens herinnert De Bie aan de voorkantjes van de Bescheurkalender waarvan er eind vorige eeuw veertien verschenen. ‘Dat zouden we nu zeker via Twitter hebben gedaan.’

Wim Kan

Schrijven was altijd de basis voor Wim de Bie, hij vond onlangs de stapels poëzie terug die hij schreef in zijn middelbareschooltijd, geïnspireerd door Lucebert (‘een van de allergrootste kunstenaars’) en de andere Vijftigers. ‘Pákken gedichten heb ik gemaakt, en ook veel pentekeningen, allemaal begin jaren zestig. Maar het is schrikken geblazen als je daar doorheen bladert. Je ziet pas nu wat voor een epigoon ik was.’

Juist het schrijven maakte Wim Kan tot het grote voorbeeld voor Van Kooten en De Bie, die al hun scènes altijd eerst op papier hebben gezet. ‘Kan schreef zijn teksten zelf, we weten nu uit zijn dagboeken hoe hij daarmee ploeterde. Hij schakelde soms ook hulptroepen in: Simon Carmiggelt, maar hij heeft ook Kees om teksten gevraagd en hij mocht van ons vrijelijk over de teksten van de Bescheurkalender beschikken.’ Aan zijn studenten liet De Bie de oudejaarsconference van Wim Kan zien. ‘De meesten zijn twintigers, ze hadden dat nog nooit gezien. Kan begon in 1954 op de radio en deed het pas in 1973 op televisie, want hij durfde nooit. Maar het bleek dat hij een geweldige televisiemanier van spelen had. Zo intiem op de zaal spelen, dat kan niemand zo goed als hij en dat werkt ook op camera. Maar zijn onderwerpen, het kabinet-Den Uyl en zo, waren voor mijn studenten onbegrijpelijk. Over koningin Juliana zei Kan: “Lieve vrouw hoor, die koningin. Ze heeft de Troonrede voorgelezen, dan stopt ze die in haar tasje en je ziet haar denken: nou, dat moet ik thuis nóg eens lezen.” Voor die dagen ging dat vér. Er ontspon zich tussen mijn studenten een discussie over de ontwikkeling van satire over het koningshuis: Wim T. Schippers, Koefnoen, Hans Teeuwen, LuckyTV, Wilders. Zorgde de spruitjeskoningin van Van Oekel nog voor een rel, Teeuwen kon vertellen over seks met de majesteit en haar “een geile slet” noemen zonder dat er een haan naar kraaide.’

Een jaar voor zijn dood maakten Van Kooten en De Bie twee filmpjes met Wim Kan, spotjes voor een ledenwerfactie van de VPRO. ‘We hadden een vorm bedacht, hij was ambtenaar Van Puthoven die zich – ja, toen ook al – bezighield met bezuinigingen op de kunsten (“er moeten bákken violen weg. Een paar violen minder merkt geen mens”). Hij tikte ons in dat spotje op de vingers omdat wij zogenaamd te lang reclame hadden gemaakt voor de VPRO. Kan wilde ons van tevoren niet spreken. Die ene dag dat wij hem zouden ontmoeten, was bijzonder spannend. Pas in de loop van de dag begrepen we dat hij het als een soort wedstrijd zag, hij dacht: die jongens gaan mij uitdagen. Toen het af was, liet hij ons weken in onzekerheid of hij het wel door zou laten gaan. De gemonteerde versie heeft hij dagelijks zitten bekijken en dan belde Frans Rühl, zijn assistent: hij heeft wel één keer gelachen. Dat ging zo door, tot hij vlak voor de uitzending zijn zegen gaf. Gelukkig gebeurde wat we hoopten, hij werd groot in de kranten herkend als Wim Kan. Het was ons eerbetoon aan de meester.’

Het duo samen met Wim Kan in een ledenwerfspotje. Fotocredit: VPRO
Het duo samen met Wim Kan in een ledenwerfspotje. Fotocredit: VPRO
Heroïsch

Hij is nu zelf zo oud als Wim Kan toen. Hoelang kan een satiricus eigenlijk doorgaan, behalve dan als professor? Freek de Jonge, iets jonger, treedt nog steeds op voor uitverkochte zalen -al zijn ze een stuk kleiner geworden. Maar Freek de Jonge bestreek een heel ander vlak, was meer een erfgenaam van Toon Hermans, zegt Wim de Bie. ‘Wij waren veel klassieker, met sketches, dialogen. Hij maakte er een verhaal van, hij heeft daarmee het theater zeker vernieuwd. Zijn slinkende publiek zie ik trouwens niet als een achteruitgang, zoals hij zelf steeds benadrukt, ik vind het eerder heroïsch.’

Een andere generatiegenoot, John Cleese, heeft hij vanaf het allereerste begin gevolgd. Samen met Kees van Kooten en Hadimassa-regisseur Dimitri Frenkel Frank reisde Wim de Bie in 1969 af naar Engeland, waar ze bij de BBC een paar ongemonteerde afleveringen te zien kregen. ‘We gingen van onze stoelen. Regisseur Ian MacNaughton was erbij, hij zei: “We zijn net aan het repeteren, dus we willen jullie graag aan de heren voorstellen.” In een zaaltje in Noord-Londen hebben we John Cleese toen zijn silly walks zien oefenen. Ian MacNaughton zei tegen hen: “Ze hebben gelachen.” Dat vonden ze geweldig: we waren de eerste buitenlanders die het zagen, ze dachten dat het veel te Engels voor ons zou zijn. Wij vonden het juist een openbaring, sketches zonder duidelijke clou. Dat absurde hebben wij ook geprobeerd, maar we hadden het niet echt in huis. Televisie heeft Monty Python uiteindelijk maar een paar seizoenen gedaan, al lijkt het meer doordat ze het zo slim en commercieel recyclen. Hun films hebben het meeste stof doen opwaaien, met name Life of Brian. Hilarische televisie is de uitzending waarin ze over Life of Brian in discussie gaan met de bisschop van Southwark, die ze aan het slot toebijt dat ze als judassen “hun dertig zilverlingen zeker zullen ontvangen”. Die zal ik zeker aan mijn studenten laten zien.’

John Cleese kondigde onlangs een nieuwe Monty Python-speelfilm aan, Absolutely Anything. Wim de Bie, een half jaar ouder dan Cleese, gaat ook iets nieuws proberen: hij gaat het theater in. ‘Ik ben nu een voorstelling aan het maken, De beul van Den Haag.’ Daarin staat zijn vader centraal, in het dagelijks leven een keurige kantoorman en natuurliefhebber. ‘Maar in een historische optocht liep hij mee als beul, met een enorme hakbijl. De stille wraak van de trouwe ambtenaar.’ Bij Crossing Border voerde De Bie vorig jaar een eerste try-out op. ‘Gelukkig stond die om kwart over elf ’s ochtends geprogrammeerd en was het aangekondigd als een lezing, dat beviel me op slag. Ik zat achter een eenvoudige houten tafel, dat kan zich dan later ontwikkelen tot een soort act, een talkshow met video en muziek. Nu komt dit professoraat ertussen, dat moet eind mei tot een openbare lezing leiden, misschien doe ik de voorstelling bij die gelegenheid een tweede keer. En daarna graag het theater in.’ De paradox van de verlegen man die in het middelpunt van de aandacht wil staan, op de televisie, via Twitter of op een theaterpodium, kan de professor zelf ook niet verklaren. ‘Nee, dat is een ander vakgebied. Ik weet alleen dat publiek me stimuleert, ik heb het nodig. Zonder toeschouwers ben ik overgeleverd aan mijn meneer Foppe-syndroom.’