Net als veel anderen maakte Thijs Lijster (1981) tijdens de lockdowns regelmatig een wandeling. Op een dag stuitte hij op een gemeenschapstuintje. Er waren bloemen en planten, een insectenhotel en een bankje. Buurtbewoners werden – zo las hij op een bordje – aangemoedigd om lekker te gaan zitten, te picknicken, kruiden of bloemen te plukken of groenten te oogsten. Alleen voor eigen gebruik en niet meer dan noodzakelijk. En het zou natuurlijk prettig zijn wanneer ze een bijdrage wilden leveren aan de verzorging en het onderhoud van de tuin.

Wat een verschil met de manier waarop wij onze samenleving hebben ingericht, dacht Lijster. Hij liet een cascade van crises passeren: de huisvestingscrisis, de ecologische crisis, de coronacrisis, de burn-outcrisis, de politieke crisis rondom het gebrek aan gemeenschapszin, de vormen van fascisme en autoritarisme die steeds meer mensen aantrekken. Grote problemen, veroorzaakt door bijna vijf decennia neoliberalisme.

Natuurlijk, in en rondom zo’n tuintje gebeurt ook weleens wat, maar dat weerhield hem er niet van om te dagdromen over hoe het zou zijn wanneer een stad, land of zelfs de hele wereld op die manier georganiseerd zou zijn. Hij dacht aan Elinor Ostrom, de Amerikaanse econoom die in 2009 als eerste vrouw ooit de Nobelprijs voor de economie kreeg, en, nog belangrijker in dit verband, uitgebreid heeft geschreven over gemeenschappelijk beheerde domeinen of bronnen die privaat noch publiek zijn: commons. Of meenten, in het Nederlands. Ostrom heeft laten zien dat het kapitalisme, en het neoliberalisme nog nadrukkelijker, weliswaar continu jaagt op de meent, maar die toch ook weer niet helemaal met uitsterven kan bedreigen. De meent vecht zich telkens terug.

Lijsters dagdroom leidde uiteindelijk tot een nieuw boek: Wat we gemeen hebben: een filosofie van de meenten, onlangs verschenen bij De Bezige Bij. Lijster, als universitair docent kunst- en cultuurfilosofie verbonden aan Rijksuniversiteit Groningen, schreef eerder onder meer De grote vlucht inwaarts (2016) en Verenigt u! (2019). In die boeken levert hij stevige kritiek op het neoliberalisme. In Wat we gemeen hebben borduurt hij daarop verder, maar belangrijker nog: verkent hij een alternatieve manier van leven, waarin niet de koopwaar, maar de meent centraal staat.

agendahedonisme

Journalist Tom Grosfeld schreef voor Vrij Nederland een boek over agendahedonisme. Efficiëntie, productiviteit en doelmatigheid hebben niet alleen onze werktijd, maar ook ons privéleven gekoloniseerd. We timmeren ons bestaan zo goed dicht dat er geen enkele ruimte meer is voor spontaniteit of verveling. Heel efficiënt, maar er is een keerzijde. Bestel het boek in onze webshop.

Gemeenschappelijke velden

Dat is geen eenvoudige opgave, want de meent, zo moet Lijster toegeven, gedijt niet zo lekker binnen het kapitalistische systeem. In feite ontleent het moderne kapitalisme zijn bestaansrecht aan het onteigenen en in privébezit veranderen (‘enclosure of the commons’, schreef Karl Marx) van de meent.

In de middeleeuwse samenleving waren meenten overvloedig aanwezig. Het begrip verwees naar plekken waar iedereen gebruik van kon maken om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Gemeenschappelijke velden waar je vee kon laten grazen en groenten kon verbouwen, bossen waar je hout kon sprokkelen, bronnen waar je in kon vissen of water uit kon putten. Het was van niemand en iedereen kon er gebruik van maken, zolang je maar niet meer pakte dan nodig was.

Getransformeerd tot koopwaar

Die meenten werden voor het eerst serieus bedreigd toen er landeigenaren verschenen aan wie boeren huur moesten betalen. Lijster: ‘Zij zetten in principe een hek om zo’n meent. De grond was voortaan van hen. Het gevolg was dat veel mensen niet meer in hun eigen levensonderhoud konden voorzien. Ze werden gedwongen om naar de stad te trekken en daar hun arbeid op de markt te verkopen. Dat vormde het startschot voor de ontwikkeling van het kapitalisme.’

Lijster fronst zijn wenkbrauwen, denkt even na. ‘Wanneer je uitzoomt,’ zegt hij, ‘en met een buitenaardse blik naar onze wereld kijkt, is het eigenlijk heel vreemd. Hoezo zou die grond aan hen toebehoren? Of neem een flesje water. Hoezo is zoiets natuurlijks getransformeerd tot koopwaar? Dat zou eigenlijk toch niet zomaar moeten kunnen?’

Lijster herpakt zijn verhaal. ‘Er ontstond een soort kat-en-muisspel. Het kapitalisme onteigende steeds meer meenten, maar er werden ook telkens weer nieuwe meenten gecreëerd, die vervolgens opnieuw onteigend werden. Aan de ene kant is het kapitalisme dus telkens afhankelijk van gemeenschappelijkheid, van het delen van kennis en vaardigheden, en tegelijkertijd trekt het telkens een wissel op die gemeenschappelijkheid.’

‘Een platform als Instagram zou ook een publieke dienst kunnen zijn, waarbij alle waarde die gegenereerd wordt, teruggaat naar de gebruiker.’

Hij noemt als voorbeeld de arbeiders die in de negentiende eeuw samenkwamen in fabrieken. ‘Er ontstond een nieuwe vorm van samenwerking. De condities zijn geschapen door het kapitalisme, zij creëerden immers de fabriek. Tegelijkertijd moet die samenwerking onder controle worden gehouden en op zo’n manier gemanipuleerd worden dat het kapitaal daar de waarde aan kan onttrekken.’

Die vorm van onteigening is vandaag de dag terug te zien op bijvoorbeeld sociale media. ‘Er worden platforms gecreëerd die enorme creativiteit doen ontstaan,’ zegt Lijster. ‘We zijn elkaar voortdurend aan het vermaken op Instagram en TikTok, onderhouden relaties via Facebook, delen data, beelden en memes, en de industrie pakt alle waarde ervan af. Een platform als Instagram zou ook een publieke dienst kunnen zijn, waarbij alle waarde die gegenereerd wordt, teruggaat naar de gebruiker.’

Dat klinkt misschien onhaalbaar, maar Lijster ziet geen praktische reden waarom dat niet zou kunnen. Voorheen deden we niet anders. Hij wijst op het bestaan van Wikipedia, dat als een van de weinige digitale platforms een stichting is. ‘Het houdt zichzelf in stand via donaties en vrijwillige bijdragen. En breder getrokken: van oudsher waren er al publieke diensten zoals openbare nutsvoorzieningen.’

Gemeenzin

We associëren de meent al snel met iets tastbaars zoals een gemeenschapstuintje, een bos of een rivier. Maar het kan ook een digitale ruimte zijn. Of zoiets als een universiteit of stad. In die gevallen is de meent een soort afgebakend gebied, aangevuld met de praktijk van het delen en de gemeenschap die de meent in stand houdt. Maar nog meer dan dat is de meent een manier van kijken en denken, volgens Lijster. Het is door de lens van de meent naar de wereld om ons heen kijken. Gemeenzin, noemt Lijster dat: ons vermogen om meenten te zien en te herkennen.

In die zin zou je ‘gemeenzin’ diametraal tegenover de neoliberale mentaliteit kunnen plaatsen, waarbinnen alles om ons heen wordt beschouwd als markt- en koopwaar. ‘Het neoliberalisme heeft actief markten geschapen waar ze nog niet waren, en van nature ook niet zo snel zouden ontstaan,’ zegt Lijster. ‘Bijvoorbeeld binnen de zorg en het onderwijs, maar ook in het domein van ons persoonlijke leven. We gingen onszelf als een marktspeler beschouwen, een “zelf als ondernemer”.

Het is wat de Servisch-Amerikaanse econoom Branko Milanović schrijft in zijn boek Capitalism Alone (2019): door de verregaande vercommercialisering van zaken die voorheen niet-commercieel waren, worden we langzaam getransformeerd tot ‘dagelijkse kapitalisten’. Op alles wat we doen en bezitten wordt een prijs geplakt.

Het idee van Lijster: die domeinen niet langer bekijken door de bril van het neoliberalisme, maar door die van de meent. Dan zal verandering vanzelf optreden. Als voorbeeld noemt hij de universiteit. ‘Dat is onder het neoliberalisme een soort research & development-afdeling geworden van de “bv Nederland”. Een middeleeuws manuscript bestuderen levert niets op voor onze economie. Daar moet op bezuinigd worden. Maar wanneer je de universiteit beschouwt als kennismeent, zou dat betekenen dat niet alles hoeft te leiden tot winst, of nut moet hebben. Tegelijkertijd zal het gevolgen hebben voor de organisatie. Minder een top down-structuur, maar in plaats daarvan een flinke vinger in de pap voor de mensen die daadwerkelijk onderzoek doen en onderwijs geven.’

Ratrace

Wanneer we die mentaliteit op onszelf richten, zou die er bovendien toe kunnen leiden dat we loskomen van de kapitalistische mentaliteit die we hebben geïnternaliseerd en die ons ertoe aanzet om altijd maar efficiënt en productief te zijn en overal het maximale uit te willen halen, waardoor we ons – ondanks alle burn-outs en andere stressverschijnselen – maar blijven vastklampen aan de ratrace.

‘Zowel ons succes als ons falen zijn niet uitsluitend onze eigen verdiensten.’

‘De filosofie van de meenten kan ons helpen om te herkennen dat we er niet alleen voorstaan,’ zegt Lijster. ‘Dat we beseffen dat zowel ons succes als falen niet uitsluitend onze eigen verdiensten zijn. Zodra je dat ziet en erkent, ben je beter in staat om gezamenlijk een vuist te maken. Freelancers kunnen samen optrekken en bepaalde voorzieningen en zekerheden afdwingen. Het zou kunnen leiden tot nieuwe vormen van collectieve organisatie, zoals je tegenwoordig al ziet in de vorm van broodfondsen. De ratrace komt daardoor minder puur en alleen op je eigen bordje te liggen.’

Daarnaast, zegt Lijster, kan het ertoe leiden dat we minder gericht zijn op productiviteit uit arbeid. ‘Dat je doorkrijgt dat er meer is in het leven dan enkel succesvol zijn in je werk. Misschien heb je daarnaast nog een buurtgemeenschap of familiegemeenschap waarvoor je je dienstbaar kunt maken, wat ook essentieel is voor het functioneren van de samenleving. Via die weg kan de meent een gat slaan in het dominante neoliberale verhaal.’

Pais en vree

Het klinkt veelbelovend. Wie door de lens van de meent kijkt, ziet al gauw een wereld waarin alles pais en vree is. Maar hoe zorgen we ervoor dat zo’n tegenbeweging, of zo’n tegengestelde, antikapitalistische mentaliteit, niet wordt geabsorbeerd door het systeem? Het kapitalisme heeft immers de reputatie dat het – linksom of rechtsom – alles wat het bedreigt uiteindelijk opslokt en aan zijn kant krijgt. Kan dat ook niet gebeuren met de filosofie van de meenten?

‘Zeker,’ zegt Lijster. ‘De deeleconomie is daar een mooi voorbeeld van. Airbnb beroept zich bijvoorbeeld op het vertoog van de meent, op de praktijk van het delen, terwijl het eigenlijk eerder draait om het ontsluiten van allerlei onontgonnen domeinen voor de markt. De slaapkamer die eerst niet werd gebruikt of werd uitgeleend aan een vriend, stel je nu beschikbaar voor de markt. Airbnb creëert het platform, en pakt de winst. Dus het is absoluut een risico. Maar ik denk dat er in wezen niets is dat niet door het kapitalisme kan worden ingekapseld. Zie alleen al de beeltenis van Che Guevara op allerlei tassen en kleding. Het is onvermijdelijk, maar dat zou nooit een reden moeten zijn om niet over dat soort dingen na te denken, of ons ermee bezig te houden. We moeten kritiek blijven leveren op het systeem.’