Een lentedag in 1943 in de Vondelstraat in Amsterdam Oud-West, tegen de avond. Bert van Eyk, scheikundeleraar op het Barlaeus Gymnasium en broer van schrijfster Henriëtte van Eyk, loopt via zijn voortuin op nummer 17 de straat op, in de richting van de Stadhouderskade. Verkleed als chique prostituee is hij op weg naar het Amstel Hotel om bij Duitse militairen informatie in te winnen over de chemische oorlogsindustrie van de nazi’s.

In het souterrain onder het huis van Van Eyk en zijn vrouw Sytske Bessem wonen altijd wel een paar onderduikers. Nu zitten Jaap en Loes van Amerongen er verscholen, een joods stel dat twee weken na de inval is getrouwd en samen naar Palestina wilde afreizen. Nadat de route naar het beloofde land was afgesneden, waren ze hier ondergedoken.

De buren, acteurs Ko van Dijk en Elly van Stekelenburg, organiseren op nummer 19 clandestiene theateravonden. Bezoekers betalen met drank en voedsel, of hout om te stoken. Een paar huizen verderop, op de hoek met de...