Onder een grote boom aan de oever van de Nijl kijken zo’n dertig Zuid-Soedanese soldaten geconcentreerd naar miniatuurtjes op de grond. Er staan tanks, een ziekenhuis, verschillende poppetjes, een kerk en een moskee. ‘Burgers zijn geen doelwit,’ zegt een jongen in gebrekkig Engels terwijl hij wijst naar een poppetje op de grond. ‘Dus ze moeten weg uit de vuurlinie. Ik zou ze naar de kerk brengen.’

De Nederlandse Albert Schoneveld (54) neemt de aanwijsstok terug. ‘Thank you private. Wie heeft er een ander idee?’

De opdracht is om de commandant te adviseren in een oorlogssituatie; het sluitstuk van een drie uur durend college over ‘the rules of war’, zoals Schoneveld het oorlogsrecht consequent noemt. Een oudere soldaat steekt zijn hand op. ‘Als ik het dorp zou aanvallen dan…’ begint hij, maar nog voordat hij zijn zin kan afmaken kapt Schoneveld hem af. ‘We zijn het dorp aan het verdedigen,’ roept hij geïrriteerd. ‘No attack. Defending!

Schoneveld is er de man niet naar om zijn frustraties te verbergen en waarschijnlijk is hij ze daarom snel weer kwijt. Wanneer hem later wordt gevraagd hoe het ging, vertelt hij dat er een paar goed meededen. ‘Maar er lagen er ook een paar te slapen. Zo gaat dat. Die mannen hebben misschien wel twee dagen moeten lopen om hier naartoe te komen en in die tijd amper gegeten. Ze hebben honger.’ Schoneveld brengt thee mee en een geit, tijdens de les wordt het beest geslacht. Het feestmaal na afloop zorgt ervoor dat er altijd weer soldaten zijn.

De moreel juist handelende militair

Het is een klein wonder dat we het mogen filmen. In Zuid-Soedan woedt sinds 2013 een bloedige burgeroorlog en journalisten die het wagen zich kritisch uit te laten over de gebeurtenissen verdwijnen of worden het land uitgejaagd. Dat wij als filmcrew toch zijn binnengelaten, heeft alles te maken met de organisatie onder wiens vleugels Schoneveld opereert: The International Committee of the Red Cross (ICRC). Het vertrouwen dat ICRC geniet onder de strijdende partijen is groot.

‘Er lagen er ook een paar te slapen. Die mannen hebben misschien wel twee dagen moeten lopen om hier naartoe te komen en in die tijd amper gegeten. Ze hebben honger.’

De missie van Schoneveld voert hem door alle uithoeken van Zuid-Soedan. Elke militie die hij bezoekt houdt hij hetzelfde voor: ook jullie oorlog kent grenzen. Die zijn getrokken in de Conventies van Genève; de internationale verdragen waarin staat hoe burgers, gewonden en krijgsgevangen tijdens een oorlog moeten worden behandeld. Wie zijn vak serieus neemt, is de belangrijkste boodschap van Schoneveld, volgt de regels die voortvloeien uit het soldaat-zijn.

Zijn betoog leunt op het idee dat er zoiets bestaat als een archetype van de moreel juist handelende militair. Deze zou gestalte moeten krijgen in alle soldaten ter wereld en Schoneveld is de man die hem in Zuid-Soedan tot leven moet wekken. Een niet te onderschatten taak, aangezien er gegronde vermoedens zijn over wijdverspreide oorlogsmisdaden.

Kan een universele moraal stollen in een anarchistische toestand waarin iedereen eerst en vooral bezig lijkt te zijn met overleven?

Hoe verhoudt een universele ethiek zich tot een conflict dat bol staat van de etnische spanningen? Schonevelds missie biedt een perspectief dat vaak ontbreekt in de verhitte discussies over het internationale oorlogsrecht. Namelijk: hoe werkt dat in de praktijk? Elke keer als Schoneveld zijn praatje houdt, rollen de idealen zoals opgetekend in de Verdragen van Genève over zijn lippen naar de werkelijkheid. Kan een universele moraal stollen in een anarchistische toestand waarin iedereen eerst en vooral bezig lijkt te zijn met overleven?

Rules of War

In de documentaire Rules of War (werktitel, Lemming Film & VPRO) onderzoekt regisseur en scenarist Guido Hendrikx de verhouding tussen ICRC Armed forces delegate Albert Schoneveld en de soldaten, om deze te plaatsen in context van de sociale conditie die met de Zuid-Soedanese burgeroorlog is ontstaan. Het team ter plekke bestond verder uit cameraman en mede-scenarist Emo Weemhoff, geluidsman Taco Drijfhout en mede-scenarist en researcher Victor de Kok. De release staat gepland voor de zomer van 2020.

Prikkeldraad

Begin september staan we op het vliegveld van Juba. We wapperen met een uitnodigingsbrief van het Internationale Rode Kruis. Een klein legertje van politiemannen en douaniers onderzoekt de kisten en tassen die van de krakkemikkige bagageband zijn komen rollen. Sommigen laten de apparatuur van de cameraman en geluidsman stoïcijns door hun landen glijden, anderen bestuderen de objecten als een wetenschapper die niet precies weet wat voor materiaal hij omhooghoudt, maar wel dat het iets waardevols moet zijn.

Wanneer we Juba binnen rijden, zien we dat de burgeroorlog zich als een transparant overlegvel over het alledaagse leven heeft gelegd. Het prikkeldraad krult over de metershoge muren voor de voornaamste gebouwen. De weinige billboards zijn beplakt met foto’s van veiligheidsofficieren in militaire kleding, die je voor elk hotel ziet staan waar ze met spiegels de onderkant van auto’s inspecteren. Op de verkeersborden staat naast de richting voor het vliegveld, UNMISS aangegeven, de militaire basis van The United Nations Mission in the South Sudan. Het land lijkt zich te hebben neergelegd bij een permanente aanwezigheid van de Verenigde Naties (VN).

Honger is de norm, seksueel geweld tegen vrouwen aan de orde van de dag, en de vrije pers wordt met grof geweld onderdrukt.

Wie een werkende bankautomaat vindt en vijftig dollar opneemt, krijgt een pak Zuid-Soedanese ponden dat je in een tasje moet vervoeren. Het land is volledig ingestort, concludeert ook Yasmin Sooka, de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad in Zuid-Soedan in haar laatste rapportage. Honger is de norm, seksueel geweld tegen vrouwen aan de orde van de dag, en de vrije pers wordt met grof geweld onderdrukt. Sinds 2013 zijn er meer dan 4.200 journalisten en mensenrechtenactivisten vermist.

De vorig jaar getekende vrede is broos. Buiten het feit dat een aantal belangrijke strijdende partijen het vredesverdrag niet ondertekende, bleek dat de regeringstroepen van president Salva Kiir en het oppositieleger van Riek Machar de vredesdoelstellingen niet hadden behaald. Er zou een nieuw nationaal veiligheidsleger worden geformeerd, bestaande uit soldaten van beide kampen, en er zouden flink wat wapens worden ingeleverd. Begin december werd de implementatie van het vredesverdrag met honderd dagen uitgesteld, maar er heerst cynisme over de vraag of de vrede er wel echt gaat komen. Een recent veiligheidsrapport van de VN wijst erop dat Salva Kiir in tegenspraak met het verdrag tienduizend strijders heeft gerekruteerd.

Oude stammenrivaliteiten

De ‘rebellen’ van Machar houden zich op rondom dorpen in dampende papyrusmoerassen ten zuiden van Malakal, de hoofdstad van de noordelijk gelegen staat Upper Nile, waar de afgelopen jaren hevig werd gevochten. Zij zien zichzelf als de rechtmatige strijdkracht, wat ook blijkt uit hun naam: ze voegden In Opposition toe aan South Sudanese People Liberation Army (SPLA), het leger waartoe ze eerst behoorden, zodat de SPLA-IO ook in naam nergens afstand van doet. Als we halt worden gehouden aan hun kant van de Nijl heeft de wapperende Rode Kruis-vlag op de speedboot al alle spanning uit de lucht gehaald. Enthousiast schudden de soldaten handen van de ICRC-medewerkers en later die van ons. Wanneer we vragen waarom ze op goede voet staan met het Internationale Rode Kruis weten we al wat ze zullen zeggen, namelijk hetzelfde als hun vijanden aan de andere kant: The Red Cross was already here when we were still in the bush.

Door de burgeroorlog vielen bijna vierhonderdduizend doden, onder zowel soldaten als burgers.

De burgeroorlog in Zuid-Soedan kent een geschiedenis die zich veel verder uitstrekt dan 2013, toen de Dinka en de Nuer, de twee grootste stammen van het land, zich tegen elkaar keerden. Daarvoor waren ze verenigd door een onafhankelijkheidsoorlog tegen het overwegend Islamitische Noorden, het huidige Soedan. Vanuit de ‘bush’ werd er gevochten voor een zelfstandige natie, die er ook kwam, toen in 2011 99 procent van de Zuid-Soedanezen via een referendum voor onafhankelijkheid stemde. De Verenigde Naties jubelden over een zege van de democratie: het jongste land ter wereld kon aan een nieuwe toekomst bouwen.

Van dat optimisme was twee jaar later weinig over. Oude stammenrivaliteiten laaiden op en Zuid-Soedan stortte zichzelf in een spiraal van geweld. Door de burgeroorlog vielen bijna vierhonderdduizend doden, onder zowel soldaten als burgers. De in aantallen grootste vluchtelingencrisis ter wereld was het gevolg. Tot op de dag van vandaag zijn 2,2 miljoen Zuid-Soedanezen het land uit gevlucht en 1,9 miljoen mensen binnen de grenzen op drift geslagen.

Aanklacht tegen de oorlogsmores

In zo’n brandhaard voelt het Internationale Rode Kruis zich op zijn best. De grootste humanitaire beweging ter wereld werd in 1859 verwekt door vergelijkbare ellende, op een Italiaans slagveld in het Noord-Italiaanse Solferino. Daar kruisten de troepen van Napoleon de derde en de Oostenrijkse keizer Franz Josef de degens. Of beter gezegd: de kanonnen en de geweren.

Als voetsoldaat het slagveld opgaan betekende je dood of een verwonding tegemoet lopen.

Door technologische ontwikkelingen werden wapens steeds dodelijker. Als voetsoldaat het slagveld opgaan betekende je dood of een verwonding tegemoet lopen. Wanneer de stofwolken waren opgetrokken lagen er duizenden mannen te kermen van de pijn, tussen gestorven collega’s die er net zo lang bleven liggen tot het ontbindingsproces hen in de grond liet wegzakken.

Vanaf een van de heuvelen rondom Solferino keek een 33-jarige rijke Zwitserse ondernemer toe hoe de soldaten elkaar te lijf gingen. Die ervaring heeft Jean-Henri Dunant nooit losgelaten. In zijn boek Een herinnering aan Solferino tekende hij zijn getuigenissen op. Naast een intense beschrijving van de gruwelijkheden werd het een aanklacht tegen de oorlogsmores. Overal in Europa las men het boek en Dunant werd het gezicht van een lobby voor medische zorg op het slagveld. In 1864 kwamen in het Zwitserse Genève vertegenwoordigers van vijftien Europese landen en de Verenigde Staten samen om een conventie te ondertekenen waarin stond dat medici op het slagveld voortaan als neutraal beschouwd zouden worden. De eerst conventie van Genève was geboren.

Het verdrag van Genève

De conventies van Genève bestaan anno 2019 uit vier verdragen, de laatste keer herzien in 1949, tijdens de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Toen werden de oude conventies gemoderniseerd en twee verdragen toegevoegd. In de loop der tijd zijn er nog drie protocollen aan toe gevoegd, over bescherming van slachtoffers in internationale en nationale conflicten, en de aanvaarding van het rode kristal als embleem. Alle landen ter wereld hebben de conventies ondertekend, maar niet alle protocollen zijn aanvaard. De vier verdragen bestaan uit:
– Verdrag (I) van Genève gaat over de verbetering van het lot van gewonden en zieken, die zich bevinden bij de strijdkrachten ter plaatse.
– Verdrag (II) van Genève gaat over de verbetering van het lot van gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten op zee.
– Verdrag (III) van Genève gaat over de behandeling van krijgsgevangenen.
– Verdrag (IV) van Genève gaat over de bescherming van burgers in oorlogstijd.

Neutraliteit en onpartijdigheid

Inmiddels kent zo’n beetje iedereen het symbool van The International Committee of the Red Cross. In veel islamitische landen prijkt een rode halvemaan op de witte vlag, in plaats van het kruis. In gebieden waar deze allebei gevoelig liggen, kan er worden gekozen voor een rood kristal. Als ICRC zo’n rood logo op een witte jeep schildert, kan het betrekkelijk veilig door een oorlog rijden, hoewel er een aantal voorbeelden zijn waarin het gruwelijk misging. Dat de hulporganisatie toegang heeft tot zo’n beetje alle brandwaarden ter wereld komt door twee heiligverklaarde waarden: neutraliteit en onpartijdigheid. Door deze met onwrikbare discipline na te leven – een Rode Kruis-chauffeur zal bijvoorbeeld nooit een VN-medewerker in zijn busje meenemen – lukt het om altijd aan twee of meerdere kanten van een conflict te werken.

Er is geen functionerende overheid die haar burgers kan beschermen, waardoor dorpen zichzelf bewapenen.

De Dinka (president Kiir) en de Nuer (Machar) kwamen tot een wapenstilstand, maar in Zuid-Soedan zijn nog meer stammen belangrijk voor de verhoudingen. Van oudsher kent het land een tribale samenleving waarin stammen zichzelf bedruipen met jacht, kleinschalige landbouw en veeteelt of visserij. Koeien zijn het onroerend goed: het aantal bepaalt de rijkdom van een familie. In veel gebieden moet een man koeien meenemen als hij een meisje wil huwen. Hoe rijker haar familie, des te meer koeien die wil zien. Om ze te verkrijgen, is roven een acceptabele optie. Vroeger gebeurde zo’n overval met speren, tegenwoordig met oude AK-47’s die het land overspoelen. Daardoor vallen er veel meer doden en gewonden en is er een dodelijke spiraal ontstaan van wraakacties. Tel daarbij op dat er geen functionerende overheid is die haar burgers kan beschermen, waardoor dorpen zichzelf bewapenen, en de uitkomst is een explosief kruitvat waarin verschillende groepen elkaar naar het leven staan.

You can kill, but I cannot

Schoneveld schudt de hand van de SPLA-IO-generaal en klopt vervolgens op zijn schouders, volgens goed Zuid-Soedanees gebruik. Alles is goed. Een paar soldaten zetten stoelen neer en voor de generaal een tafeltje, dat verder nergens toe dient. Nadat er beleefdheden zijn uitgewisseld neemt Schoneveld het woord. Met zijn toon en houding plaatst hij zichzelf naast de officieren, al ziet degene die iets langer kijkt in de verte iets van nederigheid. Het duurt nooit lang voordat hij laat vallen dat hij als majoor heeft gediend in het Nederlandse leger. Oók een officier, valt dan te lezen op de gezichten van de generaal en de hoge piefen om hem heen. 

Wat maakt een soldaat, een soldaat? Als een wapen het onderscheidende aspect is, wat doe je dan met een gewapende burger?

Als hij de volgende dag voor zijn klas staat, komt de leraar in Schoneveld naar boven. ‘Ga jij naar de gevangenis als je iemand doodschiet tijdens het vechten,’ vraag hij aan een van de mannen voor hem. Nee, wordt er na wat discussie geconcludeerd, want hij is immers een soldaat. ‘Ga ík naar de gevangenis als ik iemand doodschiet?’ Als iemand antwoordt dat hij als burger wel naar de gevangenis moet, veinst Schoneveld een enthousiaste dankbaarheid. ‘Thank you private!’ roept hij uit. ‘So that makes you very special guys! You can kill, but I cannot!’ Daarna stelt hij vergelijkbare vragen. Wat maakt een soldaat, een soldaat? Als een wapen het onderscheidende aspect is, wat doe je dan met een gewapende burger?

Boodschap in camouflagepapier

Het is bewonderenswaardig hoe Schoneveld de soldaten om zijn vingers windt. Zijn verhaal is zo scherp geslepen dat er een bandje met tromgeroffel zou kunnen meelopen wanneer hij verschillende verhaallijntjes laat samenkomen. Vaak charmeert hij de soldaten door hun vakmanschap te benadrukken. Dan zegt hij dat hij weet met wie hij te maken heeft. Jongens die je midden in de nacht wakker kunt maken om een AK-47 te demonteren. Met een blinddoek om, als het moet. Als de laatste lach wegebt, grijpt hij ze weer bij de lurven: ‘En precies op die manier wil ik dat jullie over de regels van oorlog nadenken. Het moet dezelfde reflex worden als jullie wapens demonteren. Iets waar jullie niet over na hoeven te denken.’

Een regel op zichzelf is niks waard. Pas wanneer iemand zich eraan onderwerpt, krijgt hij kracht.

Schoneveld wikkelt zijn boodschap in camouflagepapier. In feite zegt hij: ik ben hier om jullie betere soldaten te maken. De beste soldaat vecht met waardigheid; een burger verwonden of zelfs doden is daar ver beneden. Zo hoopt hij dat de strijders niet alleen het onderscheid maken tussen burgers en soldaten, maar ook gaan voelen. Een regel op zichzelf is niks waard. Pas wanneer iemand zich eraan onderwerpt, krijgt hij kracht.

Beroepscodes voor strijders

De Canadese politicus, schrijver en hoogleraar Michael Ignatieff spreekt daarom van The warrior’s honor. Net zoals andere internationaal recht-deskundigen traceert hij de traditie om soldaten aan te spreken op hun eer al ver voor de Geneefse conventies. Hij schrijft dat er in zo’n beetje alle culturen beroepscodes bestonden voor strijders, van de Japanse samoerai tot de kruisvaarders in de Middeleeuwen. Deze creëerden een lotsverbondenheid maar ook een ethisch systeem waarin het onderscheid tussen strijder en niet-strijder centraal stond. Er golden normen over de proportionaliteit van wapengebruik, het gevangennemen van de vijand en het verzorgen van gewonden. Deze beperkten zich echter tot de eigen groep. De ridderlijkheid van de kruisvaarders belette het hen niet om de barbaren in het heilige land gruwelijk te mishandelen.

Volgens Ignatieff is het logisch dat juist in het Europa van de negentiende eeuw het idee ontstond om deze particuliere tradities een universele lading te geven. Vanaf de zestiende eeuw zochten natuurrechtfilosofen al naar een rechtssysteem dat voor iedereen gold. De Verlichting bracht geloof in een universele rede. Bovendien ontstond bij de gegoede burgerij de gedachte dat het haar ethische opdracht was om ook de rest van de wereld te verheffen. Filantropie bedrijven droeg bij aan de familiestatus en er waren dus meer dan genoeg kandidaten om bij te dragen aan de oprichting van het Internationale Rode Kruis.

De grootste humanitaire beweging ter wereld

We write it down.’ Schoneveld gebruikt het als een mantra aan het einde van een paar zinnen. Hij heeft de soldaten net verteld dat ze met iedereen praten in conflictgebied. Met burgers, soldaten en journalisten. ‘When they tell us that the soldiers came to steal cattle. To rape women. To kill our men. We write it down.’

Het Internationale Rode Kruis verzamelt zoveel mogelijk informatie over oorlogsmisdaden. De vraag uit het publiek is wat ze daarmee doen. Worden de Verenigde Naties ingelicht, zodat de soldaten later voor het gerecht worden gesleept? ‘Nee,’ bezweert Schoneveld. ‘Wij leggen de informatie voor aan jullie meerderen. Aan jullie officieren. En die moeten ervoor zorgen dat er straffen worden uitgedeeld.’

Het ICRC ziet oorlog als een antropologisch fenomeen dat met oorlogsregels kan worden getemd.

ICRC heeft het Zwitserse DNA van haar oprichter Dunant. Zelfs onder de grootste druk zal het de sleutel niet afgeven van de kluis waarin haar neutraliteit wordt bewaard. Wanneer IRCR een standpunt zou innemen over de rechtvaardigheid van een oorlog, dreigt het de claim op neutraliteit voorgoed te verliezen. Ook in Zuid-Soedan zweert het internationale Rode Kruis bij vertrouwelijkheid. Het werk van de VN-Mensenrechtenraad zou veel gemakkelijker zijn als ICRC informatie deelde. Een van de afspraken van het vredesbestand is de oprichting van een hybride rechtbank, waarvan nog niets is terechtgekomen. De VN heeft 66 officieren op de korrel die zich zouden moeten verantwoorden voor ernstige oorlogsmisdaden. Wanneer Rode Kruis-medewerkers een boekje opendoen zouden dat er vermoedelijk veel meer zijn.

Het ICRC ziet oorlog als een antropologisch fenomeen dat met oorlogsregels kan worden getemd. Overtreders bestraffen is daar een belangrijk onderdeel van, maar het behoort niet tot haar takenpakket. Het mandaat van ICRC bestaat uit het beschermen van oorlogsslachtoffers. Dat mandaat is overigens letterlijk te nemen, want medewerkers van het Internationale Rode Kruis kennen diplomatieke onschendbaarheid. Een werknemer als Albert Schoneveld is een delegate Armed Forces: een gedelegeerde van de grootste humanitaire beweging ter wereld.

Een burger is geen doelwit

Terug in regeringsgebied reizen we naar de hoofdkazerne van Malakal. De hoogste generaal heeft toestemming gegeven om te filmen wat we willen en daarom zoeken we naar een geschikte locatie voor een scène waarin we het leven van de soldaten kunnen vastleggen. Het complex verkeert in een staat van ontbinding. De ramen zijn uit de gebouwen geslagen, de stenen brokkelen van de muren. Voor drie verroeste legervoertuigen met lekke banden raken we aan de praat met een aantal soldaten.

Peter Mamur Deng (19) vertelt dat hij wil studeren als de oorlog ten einde is, een belofte waar meer soldaten zich aan vastklampen. Met honderdduizenden vormen ze een zelfstandige onderklasse in Zuid-Soedan. De keuze voor het leger betekent een heel klein beetje geld, eten en een doel in het leven. Het is moeilijk na te gaan hoeveel impact de colleges in het oorlogsrecht op de soldaten hebben gehad. Vraag het op de soldaat af en je krijgt sociaal-wenselijke antwoorden. Natúúrlijk waren het waardevolle lessen. Een burger is geen doelwit en een kerk ook niet, lepelt Mamur Deng braaf op.

‘We introduceren regels waardoor we überhaupt van het schenden daarvan kunnen spreken.’

Kan The warrior’s honor in zo’n chaotisch conflict het oorlogsrecht begeleiden? Schoneveld kan wel een aantal voorbeelden geven waaruit blijkt dat zijn werk vruchten afwerpt. Soms krijgt hij een belletje van door hem getrainde officieren met de mededeling dat ze gevangenen willen laten ophalen om hen te laten verplegen. Die werden eerst afgemaakt. Meerdere malen heeft een gesprek met strijdende partijen over de oorlogsregels ervoor gezorgd dat het vechten werd stilgelegd voor ICRC-medewerkers, zodat die voedsel en medicijnen konden uitdelen.

‘Mijn werk gaat over invloed en dat is niet gemakkelijk te bewijzen,’ zegt Schoneveld. ‘Je wil immers laten zien dat iets níet gebeurt. We introduceren regels waardoor we überhaupt van het schenden daarvan kunnen spreken. Daarom willen we ook met name de officieren bekendmaken met de regels. Orders volgen is het belangrijkste voor een soldaat, die zal hij altijd volgen. Als het een order is om je te houden aan the rules of war, dan creëer je een standaard van gedragsvormen die de levens redden van mensen die niet aan de strijd deelnemen.’

Gereedschap

Volgens de voormalige soldaat Mangar Djangkok (38) moet er aan meer knoppen worden gedraaid, willen de Zuid-Soedanese soldaten zich aan de oorlogsregels houden. ‘In Zuid-Soedan hoort een vijand bij het leven, elkaar bevechten hoort erbij. Maar nu hebben onze leiders de soldaten wijsgemaakt dat de vijand in de weg staat van de toekomst en daarom vernietigd moet worden. Het is een verhaal dat het goed doet in deze armoede en ellende, iemand moet daar de schuld van krijgen. Wij kunnen soldaten aanspreken op hun eer, maar tegelijkertijd moeten we werken aan de omstandigheden waarin we hier leven.’

Het bijbrengen van het oorlogsrecht is maar een klein onderdeel van het totale programma.

Het ICRC deelt in Zuid-Soedan voedselpakketten uit, slaat waterputten, vaccineert vee, voert medische operaties uit, behandelt zieken, bezoekt gevangenen, brengt families bij elkaar en deelt gereedschap uit voor landbouw. In dat licht is het bijbrengen van het oorlogsrecht maar een klein onderdeel van het totale programma. Toch wordt het als een van de belangrijkste taken gezien, omdat het een gereedschap biedt waarmee direct aan de ‘voorkant’ van een oorlog kan worden gesleuteld, nog vóórdat militaire operaties van start gaan.

Waardigheid

‘Het is de afgelopen decennia steeds moeilijker geworden om soldaten op hun eer aan te spreken,’ zegt universitair hoofddocent Robert Heinsch, directeur van het Kalshoven-Gieskes Forum, een instituut van de Universiteit Leiden vernoemd naar Frits Kalshoven, de gerenommeerde Nederlandse hoogleraar. ‘Het oorlogsrecht is een Europees kindje, gemodelleerd naar onze vroegere manier van oorlog voeren. Honderdvijftig jaar geleden, toen de eerste Geneefse Conventie werd ontworpen, stonden er voornamelijk natiestaten tegenover elkaar. Nu lopen we tegen het probleem aan dat de meerderheid van de conflicten niet-staat-gerelateerd zijn. We zien milities bestaande uit vijftienjarige jongens in witte T-shirts, met om hun hoofd een bandana geknoopt. Ze houden hun geweren omhoog zoals rappers dat doen. Het is sowieso al moeilijk om een puber aan te spreken, laat staan op zijn waardigheid als soldaat. Ze begrijpen het punt niet.’

Een bont pallet aan camouflagekleuren

De troepen die Schoneveld deze reis bezoekt dragen bijna allemaal uniformen, zij het verschillende, waardoor ze een bont pallet aan camouflagekleuren vormen. Veel kinderen lopen er niet tussen, hoewel we ons af en toe afvragen of iemand ouder is dan zestien. Een realistisch beeld geeft het niet; het is bekend dat er veel kindsoldaten worden gerekruteerd. Die zullen wij niet zo snel tegenkomen, want zowel de regeringstroepen als de oppositie grijpt de komst van een cameraploeg aan om te laten zien hoe belangrijk ze het internationale oorlogsrecht vinden.

‘Dáár ligt de sleutel: in alle religies en zelfs de oudste samenlevingen zijn er tradities te vinden die vertellen hoe soldaten zich dienen te gedragen tijdens de oorlog.’

In die zin heeft de Zuid-Soedanese tak van ICRC het gemakkelijker dan zusterafdelingen in andere delen van de wereld, waar strijders zich juist keren tegen de internationale orde. Salafistisch-jihadistische organisaties als ISIS willen een revolte ontketenen tegen het westerse idee van leven in zijn algemeenheid. Zij zien het oorlogsrecht als een onderdeel van het systeem dat ze bestrijden. Het niet respecteren van de oorlogsregels kan dan zelfs onderdeel worden van een propaganda-strategie, denk aan de filmpjes waarin IS-strijders westerlingen op gruwelijke wijze afmaken.

Heinsch: ‘Wat ICRC probeert in dit soort situaties, is om de Geneefse Conventies te relateren aan religieus geïnspireerde teksten. Daaruit moet blijken dat ook in hun cultuur sprake is van een oorlogstraditie met respect voor de vijand. Dáár ligt de sleutel: in alle religies en zelfs de oudste samenlevingen zijn er tradities te vinden die vertellen hoe soldaten zich dienen te gedragen tijdens de oorlog.’

Representant van het Westen

Ook in Zuid-Soedan wordt Schoneveld gezien als een representant van het Westen. Dat is daar minder een probleem, omdat er bij de meeste Zuid-Soedanese soldaten een droomvoorstelling bestaat van die wereld. Zij vinden het juist goed dat er een ‘kawadja’ voor de groep staat. De witte mens heeft volgens hen meer gezag omdat hij geen aandeel heeft in het conflict en daarmee boven alle partijen staat. Eén keer wordt de bal teruggekaatst, wanneer een in het buitenland opgeleide officier vraagt of de Verenigde Staten zich dan wel zo goed houden aan die internationale oorlogsregels. Hij vertelt dat militairen met drone-aanvallen burgerslachtoffers maken waarvoor ze zich nooit zullen hoeven te verantwoorden. Zijn het zelf wel zulke waardige strijders?

De soldaten moeten er niet vanuit gaan dat er niemand meekijkt tijdens hun gevechten.

De geschiedenis van nazi-Duitsland kennen sommige Zuid-Soedanezen wel en daarom vertelt Schoneveld dat hun hoogste officieren in Neurenberg voor het gerecht zijn gesleept. Gedrag kan in de toekomst nog veroordeeld worden, wil hij maar zeggen, dat geldt ook voor westerse landen. De soldaten moeten er dus niet vanuit gaan dat er niemand meekijkt tijdens hun gevechten. Wanneer hij het heeft gezegd, laat hij een pauze vallen. De stilte laat de achtergrond naar voren treden. De wind laat takken buigen, vanuit alle richtingen kwetteren vogels, in de verte stijgt het geluid van kinderstemmen op. We kijken naar de strakke gezichten van de soldaten. Er valt niets meer op af te lezen dan de projecties van onze gedachten.

Dan pakt Schoneveld de draad weer op. De veroordeling van de soldaten is niet aan hem, hij is hier om ze vertrouwd te maken met de principes van de Verdragen van Genève. Hij wil dat de ‘rules of war’ in hun achterhoofd zitten bij elke handeling die ze verrichten. Dat is het streven. Hij gelooft erin dat ze later zullen terugdenken aan zijn verhaal. En dat hij zo voorkomen heeft dat de oorlog nog meer slachtoffers maakte.