De wieken van de molens in het Limburgse weidelandschap draaien gestaag. Bij vlagen valt er regen. Aan de rand van het veld staan een informatiebord, een picknicktafel en een oplaadpunt voor e-bikes. De twee molens zijn in bezit van de Limburgse energiecoöperatie Zuidenwind. Bestuurslid Andres Bauer wijst naar een perceel met grashalmen en struiken: ‘Dat is een voedselbos. Het ziet er alleen een beetje troosteloos uit in de herfst.’

In een elektriciteitshuisje, beschut tegen wind en regen, vertellen Bauer en buurtbewoner Pieter Nuij over de ontwikkeling van windturbines in het dorpje Ospeldijk, een paar kilometer verderop. ‘Het leek me een leuke uitdaging om ervoor te zorgen dat die in lokaal eigendom zouden komen,’ zegt Bauer. Nuij, de oprichter van de Dorpsraad, trad op als gespreksleider bij de eerste informatieavond. ‘Er waren gelijk aanvallen op de persoon,’ vertelt Nuij. ‘Dat had buskruit kunnen zijn.’ Maar het lukte om de boel te sussen. De coöperatie hield goed contact met kritische omwonenden en de molens kwamen er in recordtempo. Bauer is er trots op: ‘Ik ben geen communicatiedeskundige. Ik was gewoon een pottenbakker die toevallig z’n vinger opstak.’

Toevallig? Niet helemaal. Achteraf ziet hij het bouwen van de windmolens als een belangrijke stap in zijn zoektocht naar een betere samenleving. Een zoektocht waarbij een veldje met windturbines, een voedselbos en een e-bike-oplaadpunt een rolletje krijgen in een grote politieke ideeënstrijd: het communisme versus het kapitalisme.

Domineeszoon in de DDR

Die zoektocht begon in zijn ouderlijk huis. Hier leerde hij om kritisch naar de samenleving te kijken, ook al was zo’n blik niet vanzelfsprekend. Bauer werd in 1967 geboren in Dresden in Oost-Duitsland, het communistische land dat door de beruchte Stasi in een ijzeren greep werd gehouden. ‘In de DDR behoorde ik tot een kleine groep van bevoorrechte mensen,’ vertelt hij aan de keukentafel. ‘Mijn vader was dominee. Niet zozeer om het woord van god te verkondigen, maar omdat de kerk in Oost-Duitsland een van de weinige plekken was waar je voor jezelf mocht denken.’

‘Mij werd thuis geleerd: doseer goed, dan kun je meer veranderen dan als je je honderd procent radicaal opstelt.’

Maar wel met mate. ‘Het was koorddansen. Als je met protestborden over straat liep dan verdween je naar de gevangenis. Er waren veel mensen die het vreselijk hadden. Die vertellen een ander verhaal dan ik. Daarom werd mij thuis geleerd: doseer goed, dan kun je meer veranderen dan als je je honderd procent radicaal opstelt.’

Inkomensverschillen

Zijn komst naar Nederland was geen vlucht uit de DDR, ondanks de schaarste – ‘boter kocht je wanneer er boter was’ – en onvrijheid. ‘Ik heb nooit geloofd dat het gras in het westen zoveel groener was. Mijn vriendin studeerde in Nederland en ik was al afgestudeerd, dus het was een praktische overweging, voor de liefde.’

En het gras heeft hij ook nooit als groener ervaren. ‘Het was anders, maar ook niet perfect. Ik had al gauw door dat je hier zo vrij bent als dat je portemonnee dik is. In Nederland waren de inkomensverschillen veel groter dan in Oost-Duitsland. Daar verdiende een chirurg hoogstens twee keer zoveel als een fabrieksarbeider. De dokter woonde in een iets mooier huis en had andere vrienden, maar het verschil met die arbeider was uiteindelijk niet zo groot.’

Vanuit Nederland zag Bauer hoe de Berlijnse muur in 1989 viel, waardoor oost en west niet langer van elkaar gescheiden waren. Er waaide een nieuwe wind. ‘Ik hoopte op een beter socialisme, maar dat kwam er niet. Toen begon mijn zoektocht naar een tussenvorm. Met het dwingend gemeenschappelijke van communistisch Oost-Duitsland aan de ene kant. Waar je samenwerkt om basisbehoeften te vervullen, maar je geen eigen initiatief mag nemen. En aan de andere kant het liberale kapitalisme van Nederland, waar winstbejag en individuele creativiteit worden beloond, maar ongelijkheid in de hand wordt gewerkt. Ik heb beide samenlevingen meegemaakt, verenig ze in mijn lijf, en ben altijd blijven zoeken naar een rechtvaardiger midden.’

‘Ik wil gewoon molens bouwen’

Die zoektocht voerde hem langs de studies antropologie en sociologie en in de tussentijd zag hij hoe Nederland ongelijker werd, maar het leven ging door. Via een omweg kwam hij in Nederweert terecht, een dorpje in Midden-Limburg, waar hij aan de slag ging als pottenbakker. ‘Ik maakte replica’s van oude kannen, kookpotjes en drinkbekers voor musea en de gemeente.’

‘Langzaam zag ik dat de coöperatieve vorm precies de tussenvorm is waar ik naar op zoek was. Als Zuidenwind werken we samen aan het vervullen van een basisbehoefte.’

Hij voelde zich thuis in Limburg en waardeerde de gemeenschapszin. ‘Toen we hier kwamen, werden we op dag één uitgenodigd om lid te worden van de buurtvereniging en onze buurman bood meteen aan ons met zijn trekker te helpen bij de verhuizing.’ Jaren later wilde hij dat saamhorigheidsgevoel verder aanwakkeren. ‘Ik kon makkelijk een dagdeel in de week vrijmaken om iets terug te geven aan de gemeenschap.’

Zo kwam hij bij de energiecoöperatie Zuidenwind terecht.

In eerste instantie legde hij geen link met zijn politieke zoektocht, dat kwam pas later. ‘Ik werd gevraagd om bij het bestuur te komen. Tijdens de eerste vergadering riep ik nog: “Die hele coöperatie kan me niet veel schelen, ik wil gewoon molens bouwen!”’

‘Ausgetrickst’

Zo geschiedde. Bauer hielp met de ontwikkeling van windpark Ospeldijk, waardoor het aantal molens in bezit van Zuidenwind opliep tot vijf. De turbines bezorgden de coöperatie in 2021 bijna 1,7 miljoen euro winst en in 2022 zelfs 4,5 miljoen dankzij de hoge energieprijzen.

Al dit geld vloeit weer terug naar de omgeving. Zo krijgen de coöperatieleden die geld inlegden voor de molens rendement. Daarnaast stroomt er geld naar lokale verenigingen en omgevingsfondsen waar buurtbewoners aanspraak op kunnen maken. Zo is in het dorp Heibloem weer een busdienst opgetuigd met een bijdrage uit zo’n fonds. Het laatste deel gebruikt Zuidenwind om nieuwe windmolens te bouwen en andere coöperaties te ondersteunen.

Gaandeweg begon Bauer steeds meer te zien in de coöperatieve aanpak. ‘Ik zat eindeloos in de auto met onze secretaris, Albert Jansen. Keer op keer legde hij de ideeën achter de coöperatie uit. Langzaam zag ik dat de coöperatieve vorm precies de tussenvorm is waar ik naar op zoek was. Als Zuidenwind werken we samen aan het vervullen van een basisbehoefte, in dit geval stroom, maar de winsten gaan niet naar een klein groepje mensen, maar naar de omgeving. Tegelijk wordt de coöperatie gestimuleerd om te ondernemen en creatief te zijn. We willen nieuwe molens bouwen en andere projecten realiseren. Precies dit soort initiatief werd in Oost-Duistland de kop ingedrukt. De winst kan niet hoog genoeg zijn, maar dat is geen individuele winst. Dit geld komt ten goede aan de gemeenschap. Mensen vragen me weleens naar het grootste succes van onze coöperatie. Dan antwoord ik met een Duitse zin, die zich niet makkelijk laat vertalen: ‘

Wir haben den Kapitalismus ausgetrickst. Het betekent iets als: We zijn het kapitalisme te slim af geweest. We hebben die molens aan de markt ontfutseld om ze voor de gemeenschap te laten werken. En dit hebben we niet theoretisch uitgedacht, maar gewoon gedaan. We maken de samenleving een beetje rechtvaardiger zonder revolutie. Ik krijg daar nog altijd kippenvel van.’

Twee buitenstaanders

Geen revolutie, maar wel een flinke dosis tact. Terug bij het windpark vertellen Nuij en Bauer dat het vooral voor hen, als ‘import’, voorzichtig werken is. Ook Nuij komt oorspronkelijk niet uit de omgeving. ‘In deze gemeenschap worden problemen vaak toegeschreven aan de ‘hoge heren in Holland’. Als je als buitenstaander met wilde ideeën komt, word je gauw als ‘Hollander’ weggezet.’

Nuij is op verzoek van Bauer meegekomen om te illustreren hoe voorzichtig ze te werk moeten gaan. Nuij is doordrongen van de noodzaak van de energietransitie – ‘anders kan ik mijn kinderen niet meer recht in de ogen aankijken’. Hij is nog altijd betrokken bij het beheer van het omgevingsfonds van Windpark Ospeldijk. Toch werd hij geen lid van Zuidenwind, juist om de coöperatie te steunen: ‘Zo heb ik geen financieel belang bij besluiten over de molens en kan ik mijn onafhankelijkheid bewaken.’

‘Ik kan niet in m’n eentje een windpark bouwen. Alle coöperatieleden, omwonenden, de gemeente en allerlei bedrijven, die moeten dat uiteindelijk doen. Allemaal.’

Ook Bauer zelf gaat strategisch te werk. Niet iedereen krijgt een groot verhaal over politieke idealen voorgeschoteld. Hij vertelt graag over de Provinciale Statenverkiezingen in 2019, toen hij aanklopte bij de PVV. Landelijk wilde de partij geen nieuwe windmolens op land, maar Bauer wist de Limburgse afdeling ervan te overtuigen dat ‘Henk en Ingrid’ kunnen profiteren van molens in lokaal eigendom. In het provinciale verkiezingsprogramma uit 2019 is dan ook te lezen dat PVV geen enkele nieuwe molen wilde, met uitzondering van ‘buurtgedragen, coöperatieve initiatieven’.

Maar Bauer heeft nog een tweede reden waarom hij Nuij uitnodigde: hij wil niet de indruk wekken dat hij het allemaal alleen doet. ‘Ik kan niet in m’n eentje een windpark bouwen. Alle coöperatieleden, omwonenden, de gemeente en allerlei bedrijven, die moeten dat uiteindelijk doen. Allemaal.’