Uit het archief: toen Met het oog op morgen geen 40, maar pas 25 jaar bestond. ‘Nieuwe aanwinst’ Jeroen Pauw is met zijn 40 jaar een groentje. Koos Postema een veteraan, al 68. ‘Ach leeftijd,’ verzucht de oudgediende. ‘Alle presentatoren zijn toch een jaar of veertien gebleven.’

Een van de eerste presentatoren van Met het oog op morgen was Koos Postema. Jeroen Pauw is de nieuwste aanwinst. Na precies vijfentwintig jaar over het actualiteitenprogramma, dat als klassieker te boek staat. Een terugblik: ‘Het is zeker de bedoeling dat we ze allemaal de grond inboren?’

Op instigatie van Koos Postema (68) spreken we af in De Jonge Haan. Sinds jaar en dag hét omroepcafé van Hilversum. Postema bracht er menig uurtje door in zijn tijd als programmamaker. ‘En je kunt je auto er tenminste fatsoenlijk parkeren,’ verzekert hij. Jeroen Pauw (40) vindt het best, maar zijn favoriete lokatie is het beslist niet. Hij associeert het etablissement met omroeproddel en oude jenever. Meer iets voor ouderen. Met zijn veertig jaar is Pauw de jongste presentator van het huidige team. In zijn bijdrage voor het boek Buiten is het twaalf graden…, uitgegeven vanwege het vijfentwintigjarig bestaan van het radioprogramma, zinspeelt hij subtiel op de hoge gemiddelde leeftijd van de presentatoren. Geen presentator kon zijn naam aan het programma binden, stelt hij. Het oog is ‘door velen bemind, maar nooit bezeten. (…) Haar minnaars vormen het Rosa Spierhuis van de radio, maar zelf blijft ze dartel met haar vijfentwintig jaar.’

‘Ach leeftijd,’ verzucht Postema. ‘Alle presentatoren zijn toch een jaar of veertien gebleven. Die Pauw is vijftien jaar. Ik ben zeventien, net geworden. Als je die baldadigheid niet hebt, ben je een ouwe lul. Dan kun je geen leuke radio maken.’ Na een korte begroeting begint Postema met een mengeling van wantrouwen en ironie aan het gesprek. Een terugblik spreekt hem aan, maar dat een paar groepsfoto’s van presentatoren uit het jubileumboek als leidraad dienen, zint hem niet helemaal. ‘Het is zeker de bedoeling dat we ze allemaal de grond in gaan boren?’ Hij laat de foto’s voorlopig voor wat ze zijn en steekt van wal met een hagiografie voor de oprichter en bedenker van Met het oog op morgen, Kees Buurman. Jeroen Pauw concentreert zich ondertussen op zijn broodje pastrami.

Postema: ‘Kees Buurman heeft het programma veroverd op de zuilen. Voor hem moet een groot standbeeld worden opgericht. Hij zat al die verschrikkelijke vergaderingen uit met al die omroepmensen die riepen dat zo’n dagelijks horizontaal programma niet de taak van de NOS was. Dat enorme gelul waar de omroepen al zestig jaar onder lijden, gaat door tot op de dag van vandaag. Verschrikkelijk vermoeiend.’

Toen de omroepen erachter kwamen dat ‘hun’ presentatoren betaald kregen voor het wekelijkse uurtje NOS werd dat onmiddellijk ongedaan gemaakt. Postema: ‘Ik werkte bij de Vara en kreeg inderdaad extra betaald voor mijn bijdrage aan Het oog. De somma van 321 gulden en 84 cent.’ Pauw veert op: ‘Dan zijn we er behoorlijk op vooruit gegaan. Nu is het 517 gulden, geloof ik.’ Postema: ‘Het was een eer als je gevraagd werd voor Met het oog op morgen. Er liepen niet alleen goede presentatoren rond, maar ook uitstekende redacteuren. De ene Tonko Dop na de andere Suzanne Bosman werkte daar. Voor niets had ik het ook gedaan.’ Pauw: ‘Het was mijn jeugddroom. Als jongen van eenentwintig die bij de Wereldomroep werkte, stond het toen heel ver van me af. Het leek onbereikbaar. Ik had een kennismakingsgesprekje met hoofdredacteur radio Henk van Hoorn dat maar een kwartiertje duurde. Het kan dus toch snel bij de publieke omroep, dacht ik nog. Bij het weggaan zei Van Hoorn nog snel even wat ik ging verdienen. Als hij twee cadeaubonnen had aangeboden, had ik het ook gedaan.’

Niet omdat hij nu naast me zit, maar ik vind Koos wel een icoon van de omroepjournalistiek.

De eerste foto wordt door Pauw en Postema grondig bestudeerd. Een jubileumopname uit 1985, toen het programma zijn tienjarig bestaan vierde. Postema: ‘Ik sta er opdringerig bij, zeg. Terwijl ik alleen voor dat tienjarig bestaan in die tuin kwam staan.’ Pauw: ‘Wie is deze man?’ Postema imiteert een zware bas: ‘Buiten is het twaalf graden, binnen zit…’ Pauw: ‘O, Hans Hogendoorn!’ Violet Falkenburg herinneren ze zich niet als presentatrice. Hetzelfde geldt voor Gerard van den Berg van Zo vader zo zoon. Postema: ‘Gerard werkte daarvoor als journalist bij Hier en nu, vergis je niet.’ Frits Spits en Karel van de Graaf completeren het gezelschap. De vraag dringt zich op of dit nu de top van journalistiek Nederland was. Pauw: ‘Niet omdat hij nu naast me zit, maar ik vind Koos wel een icoon van de omroepjournalistiek. En verder, tja, het relativeert je herinnering als je hoort wie er eigenlijk allemaal presenteerden.’

Pauw vond Karel van de Graaf ‘erg goed als presentator van Nachtradio’, bij de Avro in de nacht van maandag op dinsdag. ‘Hij was toen veel scherper dan later in zijn televisieprogramma’s. Verder ga ik geen lullige dingen over hem zeggen. Ik ben veertig nu, kom op, zeg. Ook al zit ik bij BNN, ja.’ Postema: ‘Het programma van Van de Graaf was gebaseerd op een leuk idee. Iemand heeft een probleem en een andere luisteraar lost het op.’ Pauw: ‘Hij sneed er echt doorheen. Dat ik het nu nog weet, zegt genoeg. Het was opvallende radio.’

Frits Spits was toen nog niet het journalistieke zwaargewicht van wie je een stevig interview kon verwachten. Toch presenteerde hij Met het oog op morgen vijftien jaar lang. Postema: ‘Frits is meneer radio, hè. Maar hij was geen radiojournalist toen hij bij Het oog kwam.’ Pauw: ‘Hij is programmamaker, verzint steeds nieuwe ideetjes. Maar Het oog was vroeger toch geen zwaar, scherp programma? Het was toch ongeveer net zoiets als nu? Je neemt op een beetje laid-back manier de dag door. Wat was het nieuws? Wat staat er in de kranten? Af en toe hoor je een scherp interview. Maar vaker niet.’ Postema: ‘Maar John Jansen van Galen en Frits Spits, dat rijmt niet. Jansen van Galen is een journalist pur sang. Ik weet niet wat Spits jarenlang tussen zes en zeven in De avondspits deed, maar mijn dochters luisterden wel altijd.’ Pauw: ‘Ik vond Frits Spits, nu we toch bij zijn graf staan, een inhoudelijke diskjockey. Net als Felix Meurders. Je had ook technische deejays als Ferry Maat, met een absoluut muzikaal gehoor. In Hilversum ben je al snel inhoudelijk als je niet monosyllabisch bent. Als je weet hoe de burgemeester van Rotterdam heet en wat de hoofdstad van Denemarken is, denken ze: kiene jongen. Die moeten we in de gaten houden. Frits Spits maakte een heel snel programma op Hilversum 3 in die tijd. Een opvallende radioman die hoog in de Hilversumse hiërarchie stond. Hij had ook gestudeerd en was leraar Nederlands geweest. Maar van zijn Oog-tijd kan ik me niets meer herinneren. Sorry, Frits.’

De groepsfoto uit 1987, met wederom Frits Spits en Violet Falkenburg, toont één man die voor Pauw en Postema een zwart gat vertegenwoordigt: Dick Poons. ‘Heeft die gepresenteerd dan?’ klinkt het in koor. Ze weten alleen dat hij al jaren bij de Avro werkt en zijn stem met enige regelmaat leent aan commercials. De man in het midden brengt meer enthousiasme teweeg. Pauw: ‘Ik ben een fan van Arie Kleijwegt. Die stem alleen al! En natuurlijk zijn prachtige formuleringen.’ Postema: ‘Hij had een hekel aan het bestel, maar genoot van de onzin die hij hoorde tijdens omroepvergaderingen waar hij als VPRO-directeur verplicht bij aan moest schuiven. Na afloop kwam hij ons in het café vertellen waarom bijvoorbeeld de KRO besloten had een bepaald programma niet uit te zenden omdat het kwetsend kon zijn of iets dergelijks. Hij gierde het uit en wij lachten ons blauw. Hij werd ook aangesteld om te arbitreren tussen twee claims, omdat hij ten tijde van Herrijzend Nederland al bij de omroep betrokken was. De NCRV wilde iets maken, maar de Avro zei: dat hebben wij al. Arie kwam ons juichend vertellen aan wie hij de claim toewees.’

Dat Wim Bosboom en Arie Kleijwegt samen op een foto staan, is niet zo gek als het voor een jongere generatie misschien lijkt, doceert Postema. ‘Arie is begonnen bij Achter het nieuws, de actualiteitenrubriek van de Vara. Daar werkte hij met een zeer goede cameraman: Jan Willem Bosboom. Arie heeft mij indertijd aangenomen. Hij vroeg ook wat je biljartgemiddelde was. Dat was een van de criteria. Ik heb zo verschrikkelijk veel met die mannen gelachen. Dat kun je je niet voorstellen.’ Quasi-hoofdschuddend: ‘Ik moet Bosboom altijd tegen een jongere generatie verdedigen. Die hebben alleen die knorrepot gehoord. Ik vond hem meesterlijk toen hij in 1980 van de Vara naar de Tros overstapte en zei dat hij nu bij een echte arbeidersomroep ging werken. Dat sloeg op de Heuvellaan (waar de Vara kantoor hield – PvL) als een neutronenbom in. Ze waren hels toen ze het hoorden.’ Pauw: ‘Hij werd Wim Trosboom genoemd. Ik weet dat ik me als luisteraar enorm zat te ergeren aan die volstrekte nonchalance van hem en aan dat gehijg. Ik had ook het idee dat hij altijd z’n spullen kwijt was. Het maakte een geweldig lawaai op de radio als hij naar zijn blaadje met presentatietekst op zoek was.’ Postema: ‘Hahahaha.’ Pauw: ‘Je keek bij de Wereldomroep naar die mensen van Het oog op en dan zat daar opeens Wim Bosboom! Nou was in die tijd Bosboom-bashing heel stoer. Ik heb er ook aan meegedaan. Later heb ik hem ontmoet en gemerkt dat hij heel slim was.’ Postema: ‘Erudiet, meneer! Niemand onder de veertig gelooft het. Als Arie Kleijwegt de brieven van Van het Reve uit Tirade voorlas, lag hij met dat grote lichaam helemaal voorover van het lachen. En als hij een debat in de Tweede Kamer met vier camera’s regisseerde, wist hij wie die kamerleden waren. Moderne regisseurs weten niks. Op dat gebied.’ Pauw: ‘Toch deed hij ook verschrikkelijke dingen. Hij dweepte met die ontzettend foute rechtse Elsevier-columnist Nic. van Rossum. Nu denk ik: wat leuk eigenlijk dat hij overal tegenaan schopte. Hilversum was veel politiek correcter dan tegenwoordig. Hij was zijn tijd vooruit.’

Als ik sprak met een vrouw van veertig die debuteerde zei ik: Wat heeft u al die jaren daarvoor dan gedaan? Stofzuigen?

Prominent voor op de foto staat Hanneke Groenteman, die volgens Pauw en Postema veel te lang gewacht heeft die plaats op de voorgrond in te nemen. Postema: ‘Ik ken haar nog als jong meisje dat Frans studeerde in Amsterdam. Merkwaardig dat ze veel te lang een verlegen, bescheiden vrouw is gebleven. Ze begon laat met radio en pas veel later met De plantage. Dan heet je een laatbloeier, maar waarom was zij dat? Ze was altijd al geestig, scherp en intelligent. Veel te lang dacht ze dat ze het niet kon. Bleef te lang bij die radio hangen. Op de Vara-televisie had ze natuurlijk Sonja Barend en Paul Witteman voor zich. Nu maakt ze bij de VPRO een alleraardigst programma op de zondagmiddag. Leuk om met een glas erbij naar te kijken. Of met twee glazen. Haar humor komt er goed naar voren en ze praat er met wonderlijke mannen als Klaas Goebbels van uitgeverij Veen. Moeilijk, hoor. Ik hoor haar zeggen dat ze ermee moet ophouden nu ze bijna zestig is. Wat een onzin. Met die markante kop en die schitterende ogen moet ze gewoon doorgaan.’ Pauw: ‘Met Felix Rottenberg, Willem van Beusekom en nog een paar mensen heb ik het programma Ophef & vertier bedacht voor de Vara op Radio 1. Dat presenteerde ik tot ik in 1989 naar RTL/Veronique ging. Hanneke nam het van me over. Al die tijd was ze geparkeerd op Radio 5, met Hoor haar (een feministisch programma). Ze had ook dat stempel. Lag niet lekker bij de Vara die aan het vernieuwen was en niet alleen meer in Karel Roskammen dacht. Hanneke was chagrijnig dat een snotneus als ik voor Ophef & vertier gevraagd was. Ze voelde zich gepasseerd. Samen met Berend Boudewijn nam ze het van me over. Dat deed ze uitstekend. Ze heeft pech gehad dat het zo lang duurde. Ik vind haar goed. Niet heel erg goed. Het is leuk dat ze haar persoonlijkheid laat doorklinken, maar ze beschouwt kunst nog iets te veel alsof het van een andere wereld komt.’ Postema: ‘Jij was ook relatief laat. Een kwestie van kiezen dateert van slechts een paar jaar terug.’ Pauw: ‘Het heeft met lef te maken. Toch durfde ik al veel in 1986 in Ophef & vertier. Als ik sprak met een vrouw van veertig die debuteerde zei ik: “Wat heeft u al die jaren daarvoor dan gedaan? Stofzuigen?”‘

De foto uit 1999 laat ze grotendeels onberoerd. Pauw, verbaasd: ‘Als je niet beter wist, zou je denken dat dit een foto uit 1984 is.’ Joop van Zijl staat erop. Vanzelfsprekend. Postema denkt bij John Jansen van Galen, Jan Tromp en Max van Weezel vooral aan ‘schrijvende journalisten van wie ik de artikelen graag lees’. Postema: ‘Ik luister niet zoveel naar Het oog. In de tijd dat ik presenteerde ook niet.’ Pauw: ‘Het zit niet in mijn systeem. In de auto vang ik flarden op, maar ik nam me de eerste twee maanden dat ik het zelf deed voor helemaal niet te luisteren. Voor je het weet, ga je iemand nadoen. Als ik ’s avonds thuis ben, kijk ik naar Barend en Van Dorp of kruip met een boekje in een hoekje.’ Wel herinnert hij zich Henk van Hoorn. ‘Hij stelde in Het oog altijd scherpe vragen aan zijn eigen correspondenten. “Hoe gaat het verder in Israël?” Als een correspondent er dan omheen draaide, zei hij: “Nee, geef nu eens antwoord op mijn vraag.” Als de man het antwoord schuldig moest blijven, verzuchtte hij: “Waarom weet je dat nou niet?” Vond ik zo leuk dat ik het onthouden heb. Ook mooi dat hij bij Den Haag Vandaag weigerde stropdassen te dragen. Aan de ene kant is die man onlosmakelijk met het systeem verbonden, aan de andere kant duwt hij er steeds tegenaan. Ik hou daar wel van.’

Annet van Trigt tijdens de uitzending van Met het oog op morgen. Foto: Marco Okhuizen/HH

‘Hoezo is Annette van Trigt licht?’ vraagt Jeroen Pauw. Koos Postema springt hem bij. ‘Voor Veronica presenteerde ze op de radio een uur lang Kletskop. Dat kon heel pittig zijn.’ Pauw: ‘Kun je je nog herinneren dat Joop van den Ende daar een keer boos is weggelopen? Omdat hij de vragen te beledigend vond.’ Postema: ‘Annette van Trigt is bij Studio Sport nooit meer dezelfde geweest die ze bij de jonge omroep Veronica was.’ Pauw: ‘Zou het niet door dat heel dwingende korset van dat programma komen?’ Postema: ‘Waar je van de autocue moet voorlezen dat RKC erin geslaagd is een tweede trainer aan te trekken.’ Pauw: ‘Smeets zit daar pontificaal en kondigt met een draai naar links aan dat “we eerst de uitslagen” gaan doen: “Tom!” Wat kun je daaraan toevoegen?’

Over elkaar zijn ze kort. Pauw heeft alle respect voor Postema als ‘icoon van de omroep’, maar soms was hij te veel ‘oom Koos’. Ging hij te dicht bij de mensen staan, meent Pauw. ‘Dan bestaat het gevaar dat je je in de vorm gaat verliezen. Dat gebeurt mij ook als ik me nog tien jaar lang als het quasi-brutaaltje gedraag.’ Postema: ‘Ik zou Pauw weleens op zondagmiddag bij Buitenhof willen zien. Op de plek van Peter van Ingen. Ik kan he-le-maal niet tegen Van Ingen. Het is echt de oude VPRO wat hij doet: iedereen is een lul, behalve ik. Nee, zet die Pauw daar maar neer. Maar ach, het zal omroeppolitiek gezien wel weer niet kunnen.’