Opnieuw relevant, want

Can Dündar werd op 23 december 2020 veroordeeld tot 27 jaar cel. Dündar was een icoon van de onafhankelijke Turkse journalistiek – en dus een vijand van premier Erdogan. Journalist Fidan Ekiz sprak hem in 2016 voor Vrij Nederland.

Twee dagen nadat ik de Turkse journalist Can Dündar heb ontmoet op zijn onderduikadres, ergens in Europa, valt de politie in Istanbul de kantoren binnen van oppositiekrant Cumhuriyet. Tot zijn gedwongen vertrek afgelopen zomer was Dündar daar hoofdredacteur. ‘Ze vallen het laatste bastion aan,’ twittert hij terneergeslagen naar zijn 3.680.000 volgers.

Cumhuriyet (‘De Republiek’) is de oudste en meest invloedrijke krant van het ‘seculiere’ Turkije. Het is het enige dagblad dat nog openlijk het regime van de autoritaire president Recep Tayyip Erdogan durft te bekritiseren. Tijdens onze ontmoeting sprak Can Dündar (55) nog vol hoop over Cumhuriyet, een krant met een oplage van vijftigduizend exemplaren. ‘Ons kunnen ze niet zo makkelijk omver blazen,’ zei hij. ‘De krant is bijna honderd jaar oud, heeft een sterk fundament, een enorm netwerk en een stevige traditie. Wij hebben de middelen om terug te vechten. Alle andere media hebben rijke ondernemers als eigenaren die afhankelijk zijn van het regime. Wij hebben geen baas, ons kunnen ze niet de mond snoeren.’

Toch walst Erdogan nu ook over dit laatste bastion heen. Sinds de mislukte zomercoup en de daarop volgende zuiveringen heeft hij zijn pijlen meer dan ooit gericht op de media.

Uitreisverbod

Can Dündar is een tenger gebouwde, charismatische man met pretogen. Hij verontschuldigt zich voor zijn schorre stem. ‘Ik ben een beetje ziek en heel moe, vergeef me.’

Nadat hij eerder was ‘uitgenodigd’ om voor de rechter te verschijnen, is er recent een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd.

Het is de eerste keer dat ik dit icoon van de onafhankelijke Turkse journalistiek ontmoet en hij is precies zo eloquent, aimabel en charmant als ik had verwacht. Ik bestudeer hem terwijl hij wordt gefotografeerd. Hij lacht vriendelijk in de camera, maar als de fotograaf even wegloopt, zie ik hem met de handen in de zakken en het hoofd gebogen, diep in gedachten. Het breekt mijn hart dat deze zachtmoedige intellectueel, die wordt bewonderd door Turken die staan voor democratie en secularisme, niet naar huis kan omdat daar een klopjacht op hem bezig is. Nadat hij eerder was ‘uitgenodigd’ om voor de rechter te verschijnen, is er recent een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd.

Erdogan zet Dündar, die onder meer is aangeklaagd wegens ‘misdaden tegen de overheid’, het liefst voor altijd achter slot en grendel. Het Turkse OM eiste levenslang tegen de hoofdredacteur en zijn collega Erdem Gül nadat Cumhuriyet in juni vorig jaar beelden had gepubliceerd van Turkse wapenleveranties aan rebellen in Syrië die vermoedelijk bij terreurbeweging Islamitische Staat (IS) terechtkwamen. Ze werden beschuldigd van spionage, lidmaatschap van een terroristische organisatie en schending van de nationale veiligheid. Het Constitutionele Hof gelastte na 92 dagen weliswaar hun vrijlating, zeer tot ongenoegen van Erdogan, maar ze werden niet vrijgesproken.

Afgelopen mei overleefde Dündar een moordaanslag. Op weg naar de rechtbank in Istanbul werd hij beschoten door een man die hem uitschold voor ‘verrader’. De schutter werd deze maand vrijgelaten. Na die aanslag werd Dündar veroordeeld tot zes jaar cel en hij week uit naar het buitenland, waardoor hij zijn functie als hoofdredacteur moest neerleggen. Zijn vrouw Dilek Dündar kreeg een uitreisverbod opgelegd.

Dode zoon

‘Ze straffen mij door Dilek daar vast te houden. Niemand geeft haar een verklaring, er loopt geen enkel onderzoek tegen haar. Ze wordt gewoon gegijzeld, ze pakken mij via mijn gezin. Dat zijn maffiamethodes.’ Dündar heeft dagelijks contact met zijn vrouw. Zij kregen internationale bekendheid door de controversiële documentaires die ze samen maakten, onder meer over ‘de mens Atatürk’, de vader des vaderlands. Het was zijn echtgenote die, in een buitengewoon dappere reflex, samen met Dündars advocaat de aanslagpleger wist te stoppen door hem aan te vliegen en uit te schakelen.
‘Natuurlijk is ze is enorm verdrietig, maar als je journalist bent in Turkije, ben je voorbereid op bedreigingen, intimidaties, celstraffen, onterechte beschuldigingen,’ zegt Dündar. ‘We brengen de helft van ons leven sowieso door in de rechtbank. Mijn moeder van 75 is blij is dat ik er weg ben en dat ik nog leef. “Als je nu hier in Turkije was geweest, zat je in de gevangenis of had ik een dode zoon,” zegt ze. Ik vrees dat ze gelijk heeft, ik zou zeker niet de eerste zijn.’

En dan?

Ik ken de geschiedenissen waar Dündar naar verwijst. Ik woonde en werkte als correspondent in Turkije toen in 2007 de 52-jarige Turks-Armeense journalist Hrant Dink op klaarlichte dag werd vermoord voor zijn kantoor in Istanbul. Kort ervoor had ik hem geïnterviewd voor RTL Nieuws. In 1993 kwam onderzoeksjournalist Ugur Mumcu, die werkte bij Cumhuriyet, om het leven toen een bom onder zijn auto ontplofte. De daders zijn nooit gearresteerd. Verschillende islamistische groeperingen eisten die aanslag op. Een andere bekende vermoorde journalist is Metin Göktepe, die in 1993 in elkaar werd geslagen door een groep politieagenten en werd doodgemarteld. Journalisten hebben altijd duistere tijden gekend in Turkije, ook in de jaren na de staatsgreep van 1980.

Dit is de grootste crack down op de media die ik heb meegemaakt en ik werk al meer dan 35 jaar als journalist.

Maar zo erg als nu was het niet eerder, weet Dündar. ‘Dit is de grootste crack down op de media die ik heb meegemaakt en ik werk al meer dan 35 jaar als journalist. Ik was al verslaggever tijdens de junta. Er zitten nu 130 journalisten in de gevangenis in een land dat kandidaat-lid is van de Europese Unie. De rest is bang, en angst is een groter gevaar voor de vrijheid van meningsuiting dan de gevangenis. Angst maakt dat niemand nog iets durft te zeggen of te schrijven. De zelfcensuur is zorgwekkend, we kunnen de waarheid niet vertellen en de bevolking heeft dus geen idee van wat er speelt. De burgers weten niets over de corruptie van hun president, niets over onze oorlog in Syrië. Er zijn nog maar een paar kranten en één tv-zender over die kritisch durven te zijn over de regering. Die wachten af tot zij aan de beurt zijn. En dan?’ Dündar herhaalt de retorische vraag en kijkt me even zwijgend aan. Hij lijkt het antwoord te willen uitstellen, dan antwoordt hij resoluut: ‘Heeft het fascisme gewonnen.’ Hij lijkt te schrikken van zijn eigen woorden. ‘Dan is het allemaal voorbij. Dat betekent het einde van de vrije en onafhankelijke media in Turkije.’

Overgenomen door de staat

Sinds de couppoging werden meer dan dertigduizend mensen vastgezet. Honderdduizend mensen uit media, veiligheidsdiensten, rechterlijke macht, de ambtenarij en het onderwijs zijn ontslagen op verdenking van banden met de beweging van de geestelijke leider Fethullah Gülen, de voormalige vriend en nu aartsvijand van Erdogan, die achter de staatsgreep zou zitten. Volgens Dündar – en hij is niet de enige die dit denkt – misbruikt Erdogan de noodtoestand om zich middels grootschalige zuiveringen in één keer te ontdoen van al zijn (politieke) tegenstanders. ‘Erdogan is machtiger dan ooit. En hij zal die macht nooit opgeven tenzij hij daartoe wordt gedwongen door ons, het volk, en vooral de journalisten die de mensen de waarheid moeten blijven vertellen. We moeten moedig zijn en ons blijven verzetten tegen die onderdrukking.’

Dündar probeert dat verzet voort te zetten vanuit zijn schuiladres. Anderen gaven zich gewonnen. ‘Ze konden niet anders,’ zegt hij. ‘Ze zijn ontslagen; de meeste kranten, radio- en tv-stations zijn gesloten of overgenomen door de staat. Meer dan tweeduizend journalisten zijn werkloos. De moedigste collega’s en de kwaliteitsmedia liggen eruit. Wat kunnen zij doen? De rest steunt de regering min of meer. Erdogan heeft de mainstream media in handen en heeft als een soort Turkse Berlusconi zijn eigen media gecreëerd in drie stappen: hij legde enorme belastingboetes op aan mediabedrijven en dwong bevriende ondernemers om kranten, tv- en radio-stations te kopen. De overige journalisten klaagde hij aan wegens belediging van de president. Hij is nu zelf de grootste mediamagnaat van Turkije.’

Hard aangepakt

Ik vertel Dündar dat ik vorig jaar, tijdens het draaien van de documentaire-serie De pen & het Zwaard over de beperking van persvrijheid wereldwijd, schrok van de angst en het onderlinge wantrouwen tussen Turkse journalisten. Er kon weleens een ‘mol van Erdogan’ tussen zitten. Deels herkende ik die argwaan omdat ik tussen 2000 en 2007 als correspondent regelmatig werkte bij de Turks-Syrische en de Turks-Iraakse grens. Daar werd ik gevolgd en afgeluisterd door de Turkse MIT, de binnenlandse veiligheidsdienst. Je moest voorzichtig zijn met alles wat je zei, telefoongesprekken werden afgeluisterd.Maar angst voor collega’s was er destijds niet.

In Istanbul sprak ik onder anderen met journalist Tuncer Tasdögen van de krant Hurriyet. Het was ontluisterend om te zien hoe bang Tasdögen was voor zijn collega’s op de redactie. Hij had geen idee wie hij er nog kon vertrouwen. Toch wilde Tasdögen zijn verhaal kwijt. ‘Nu kan het nog. We hebben jullie solidariteit nodig,’ fluisterde hij. Na de mislukte coup heb ik geprobeerd met hem in contact te komen.
‘Ik heb niks meer van hem gehoord,’ zeg ik tegen Can Dündar. ‘Hij kan geen contact met jou opnemen,’ zegt Dündar. ‘Dat is te gevaarlijk, voor hem, maar waarschijnlijk neemt hij daarmee ook jou in bescherming. Onder Erdogan is een systeem van verklikkers opgebouwd: iedereen die negatief spreekt en schrijft over de president moet worden aangegeven.’

Ik vraag Dündar of hij zich gesteund voelt door zijn collega’s. In Istanbul sprak ik ook met Mustafa Hos, de oud-hoofdredacteur van NTV, een commerciële nieuwszender. Die werd ontslagen omdat hij weigerde zelfcensuur toe te passen. Hos vertelde ons hoe je er als journalist in Turkije dan helemaal alleen voor staat. Hij werd in de steek gelaten door zijn bange collega’s. ‘Het is alsof je letterlijk van een berg afrolt en niet meer bestaat. Niemand kijkt meer naar je om, je bent in één keer weg. De anderen zeggen er niets van omdat ze bang zijn dat het hun ook overkomt.’

Hoewel zijn collega’s veel voor hem hebben gedaan tijdens zijn gevangenschap, zijn journalisten in Turkije niet goed genoeg georganiseerd om een vuist te maken, zegt Dündar: ‘Na de staatsgreep van 1980 zijn de vakbonden hard aangepakt, die hebben geen enkele macht meer. Met een bond achter je sta je sterker wanneer de overheid belachelijk hoge belastingboetes oplegt of je ontslag eist, maar wij staan er alleen voor. Eén potlood breek je makkelijk doormidden, bindt er een paar aan elkaar vast en probeer het dan nog maar eens. Maar we zijn niet eensgezind, niet solidair.’

‘Ze doden je levend’

‘Eerst kwamen ze de collega’s halen die Gülen aanhangen,’ zegt Dündar. ‘“Ach, laat gaan, het zijn aanhangers van Gülen, dat verdienen ze vast,” werd gezegd door collega’s. Toen kwamen ze voor iedereen die links is. Toen reageerden de gelovige moslims: “Dat verdienen ze vast.” Daarna volgden de Koerden en zeiden we: “Ach, het zijn Koerden, vast PKK-sympathisanten, laat ze die maar opsluiten.” En nu is er niemand meer over. Iedereen zit vast of werkloos thuis.’

Wat vindt hij van collega’s die beweren dat ze geen andere keus hebben? Dat ze wel zelfcensuur móéten toepassen omdat ze een gezin moeten onderhouden? ‘Dat respecteer ik, ik begrijp dat heel goed. Maar het onrecht waarmee we nu te maken hebben als persoon, als land, als bevolking, is zo ongelooflijk groot dat niemand van ons nog het recht heeft om te zwijgen. We lijden, sommigen gaan eraan onderdoor. We worden niet alleen fysiek bedreigd en geïntimideerd, we worden ook mentaal gepakt,’ zegt hij.

In de documentaire Persona Non Grata van regisseur Tuluhan Tekelioglu vertellen Turkse journalisten over de psychische gevolgen van de massa-ontslagen in hun branche. Journalist en schrijver Bekir Coskun, ontslagen bij de krant Haber Türk en aangeklaagd wegens belediging van Erdogan, legt uit hoe journalisten worden ‘uitgeschakeld’: ‘Het zijn geen heren, Erdogan en de zijnen, ze halen je niet neer met bommen en kogels. Nee, ze kiezen voor een andere methode: ze doden je levend. Ze lekken audio-tapes van je, ze intimideren je, ze vinden een manier om je te vermoorden en in een levende dode te veranderen. Ze beledigen je, onteren je, spelen met je trots. Ze maken je kapot.’

De ontslagen fotograaf Uluc Özcü vertelt hoe hij elke nacht als hij naar bed ging, hoopte dat hij niet meer wakker zou worden. ‘Mijn leven was ondersteboven gekeerd. Ik kon niet meer eten, niet slapen. Ik kon niet eens meer naar het toilet. Ik wilde niemand meer zien. Toen ik dacht dat ik mijn verstand aan het verliezen was, ben ik naar een psychiater gegaan.’

Gehersenspoeld

Naast de moedige journalisten en degenen die er liever het zwijgen toe doen, is er nog een groep die collega’s als Dündar openlijk bekritiseert en aanvalt. Zoals Ahmet Kekec, opiniemaker bij de krant Star, die als de spreekbuis van Erdogan wordt gezien. Ik sprak Kekec voor mijn documentaire De Pen & het Zwaard. In zijn ogen waren de journalisten die nu onder vuur liggen helemaal geen helden: ‘Die hebben allemaal bloed aan hun handen.’

Veel van de journalisten die door Erdogan worden aangepakt, steunden vroeger de seculiere en militaire machthebbers van Turkije, vertelde Kekec. ‘Het is maar net vanuit welke ideologie je te werk gaat als journalist en of je dan wel of niet oppositie voert tegen de machthebbers. Ik ben wel honderd keer aangeklaagd omdat ik tegen militarisme ben, tegen de bemoeienis van het leger met de politiek. Toen stond niemand aan mijn zijde. Waar waren jullie toen? De laatste tien jaar kunnen we over persvrijheid discussiëren juist dankzij iemand als Erdogan die nu als haatobject wordt neergezet.’
Dündar windt zich op als ik de uitspraken van Kekec aan hem voorleg. ‘Tja, helaas worstelen wij niet alleen met het regime, maar ook met mensen die zich voordoen als onze collega’s. Het zijn ook helemaal geen journalisten. Tegen hen zeg ik dit: Turkije heeft nog nooit zo geleden onder onderdrukking als nu. Ik kan me niet herinneren dat zij ooit de gevangenis in zijn gegooid. Wij horen samen ons beklag te doen over de situatie waarin we verkeren. Als je je tegen ons keert, ben je geen collega, een echte journalist zou zoiets nooit doen.’

Is er nog hoop voor een seculier, vrij en democratisch Turkije?
‘Dat hangt van ons af,’ zegt Dündar. ‘We moeten terugvechten, moedig en sterk zijn. Dan kunnen we overleven. De situatie verslechtert steeds verder: Erdogan stort het land in chaos. Hij ligt op ramkoers en wil van Turkije een islamofascistisch land maken.’

De vraag is hoe Dündar en de zijnen kunnen terugvechten wanneer een meerderheid van het land fanatiek op Erdogan en diens AKP blijft stemmen. Hoe is dat eigenlijk mogelijk?
‘De burgers van Turkije zien dit allemaal niet, want er zijn geen media meer die de waarheid over Erdogan en zijn bewind naar buiten brengen. Er is geen parlement, dat staat buitenspel, er zijn geen vakbonden, geen universiteiten, geen jongerenbewegingen. Ze hebben de rechterlijke macht, de media en een meerderheid in het parlement in hun zak. Alleen de president spreekt de godganse dag via de zenders tot het volk. Er is geen ander geluid dan de AKP, daarom stemt iedereen massaal op Erdogan. Ze zijn gehersenspoeld.’

Traangasgranaat

Drie jaar geleden lieten de tegenstanders van de regering zich nog wel massaal horen: duizenden tegenstanders van de AKP gingen de straat op en demonstreerden tegen Erdogans bewind. Wat begon als protesten tegen plannen voor een bouwproject in het Gezi-park in Istanbul breidde zich – door het gewelddadige ingrijpen van de politie – uit tot landelijke demonstraties waaraan miljoenen mensen deelnamen. Bij die demonstraties vielen uiteindelijke 22 doden, duizenden demonstranten raakten gewond.
Waar zijn die jonge Turken van de Gezi-demonstraties gebleven? ‘Die hebben ze gedood,’ zegt Dündar geëmotioneerd. ‘Die hebben ze door hun hoofd geschoten. We hebben te maken met een regering die bereid is om een vijftienjarige onschuldige jongen (Berkan Elvan, die een traangasgranaat tegen zijn hoofd kreeg, FE) te vermoorden. Ik begrijp heel goed dat mensen bang zijn, er is op ze geschoten en tientallen jongeren zijn gewond geraakt. Maar ze zijn er nog steeds, die demonstranten van toen. Ze houden zich stil, ze sparen hun woede op. Als je een groep mensen alles afpakt, hun stem, hun woorden, en hen in een hoek drukt, dan komen ze op een dag weer in opstand. Zoals de beroemde schrijver Atilla Ilhan in een van zijn romans zo mooi zegt: “Als een land verandert in een tafel met wolven die bereid zijn om elkaar te verslinden, dan zijn opstand en verzet gerechtvaardigd. Voor ons volk is verzet een recht.”’

Vuile vluchtelingendeal

Dündar is zwaar teleurgesteld in Europa. ‘Helaas kregen we onvoldoende steun van jullie, integendeel: Europa steunde en steunt dit Turkse regime vanwege de vluchtelingendeal. Ze waren in Europa zo bang voor de vluchtelingen dat ze hun ogen sloten voor de zuiveringen, bang dat Erdogan de poort opendoet en de vluchtelingen doorlaat.’

Erdogan heeft Europa in de tang, volgens Dündar. Terwijl hij de Europese Unie in feite al jaren geleden de rug had toegekeerd. Daar heeft Europa zelf ook een aandeel in, vindt hij. ‘De EU heeft Turkije een halve eeuw in de wachtkamer laten zitten en zich met man en macht verzet tegen toetreding. Erdogan kon het heel makkelijk aan zijn volk verkopen: “Willen jullie lid worden van een Unie die jullie niet wil?” vroeg hij. Waar ooit 80 procent van de bevolking voor toetreding was, daalde die steun naar 30 procent. Europa heeft Turkije verloren en de Turken zijn Europa kwijt. Beiden zullen daar in de toekomst last van ondervinden.’

Als Europa de deur niet had dichtgedaan, was de situatie in Turkije dan anders geweest? ‘Absoluut,’ meent Dündar. ‘Voor de Turkse democratie is de EU een belangrijk houvast, een stok achter de deur. Europa had bovendien kunnen laten zien dat de EU niet alleen een christelijke club is, het had de islamofobie in Europa kunnen temperen. Nu wordt Brussel geconfronteerd met een islamofoob Europa en een islamofascistisch Turkije. Het was heel belangrijk om het enige islamitisch-seculiere land in de regio te vriend te houden. Turkije mag niet geïsoleerd raken, dat isolement is alleen maar in het belang van Erdogan.’

Europa moet stoppen de huidige Turkse regering te steunen, waarschuwt Dündar. ‘Onze Europese collega’s moeten hun regeringen daar tegen waarschuwen. Die vluchtelingendeal was zo vuil. Mijn collega-journalisten en de kritische Turkse burgers waren zo ontzettend teleurgesteld in Europa. Jullie zouden ons moeten steunen, wij vertegenwoordigen het andere, het seculiere, democratische Turkije. Wij zijn degenen die de westerse waarden, de westerse idealen delen. Jullie zouden aan onze kant moeten staan in plaats van aan de foute, duistere kant.’

Bang is hij nog altijd niet, ondanks alles. ‘Ik heb een aanslag overleefd en als je in de loop van een wapen hebt gekeken, dan kunnen er twee dingen gebeuren: je wordt bang of niet bang. Ik ben nergens meer bang voor. Bij Cumhuriyet liepen we elke ochtend langs de portretten van zes vermoorde collega’s. Zij gingen tot het uiterste. Als je In Turkije journalist wordt, ken je de risico’s van het vak. Moed is helaas vaak belangrijker dan talent in Turkije.’

Geen dictatuur is voor eeuwig

Is hij bereid om te sterven voor zijn werk? ‘Het zou wel heel ver gaan om dat zo te stellen, want laten we eerlijk zijn, wie wil er nou dood? Maar ik ben zeker bereid risico’s te nemen en ik zou vechten voor mijn werk als dat zou moeten. Ik ben bereid om er alles voor te doen en alles voor op te geven. Als ik als journalist onthullingen uit angst niet publiceer, dan pleeg ik verraad aan mijn vak. Dan is sterven minder erg.’

Loopt zijn familie daarmee niet ook een groot risico? ‘Als je daar te veel over nadenkt, kun je je beroep niet meer uitoefenen. Je moet kiezen: of je trekt je stilletjes terug en verstopt je en kijkt toe, of je doet mee. Als je tot het laatste besluit, is er geen weg terug. Dat is geen opoffering, wij verdedigen ons beroep, wij verdedigen ons land. Er zijn moedige mensen in Turkije die meedoen, die op de barricades staan voor onze vrijheid. Over de hele wereld zijn er moedige en dappere journalisten. Als je het zo bekijkt, zijn we één grote familie, dus uiteindelijk staan we niet alleen. Het heeft ook geen zin om pessimistisch te zijn, zelfs in de gevangenis bleef ik optimistisch over de toekomst. Ik vertrouw erop dat de democratie zal overwinnen. Het zal heel zwaar worden, we zullen lijden, maar ik heb genoeg historische kennis om te weten dat geen enkele dictatuur eeuwig bestaat. Als een volk zich blijft verzetten, komt een dictator uiteindelijk ten val.’

Niks te verbergen

Die ondergang lijkt nog ver weg, vrees ik, terwijl ik, weer thuis in Nederland, op de Turkse televisie kijk naar de arrestaties bij Cumhuriyet. De media laten beelden van de inval zien en kort erna volgt een opgewonden toespraak van de Turkse premier Binali Yildirim: ‘Dan hebben ze het in Europa over persvrijheid, alsof ze ook maar iets begrijpen van onze strijd tegen terreur. Wat hadden ze dan verwacht, dat wij journalisten die terroristen steunen vrij spel geven? Wij bepalen die grenzen van de persvrijheid. Jullie moeten ons niet vertellen wat persvrijheid is!’ Op die laatste woorden volgen luid gejuich en applaus.

Buiten het gebouw van Cumhuriyet demonstreren intussen enkele honderden dappere mensen, onder wie ook afgevaardigden van de grootste oppositiepartij CHP. Ik hoor dat de politie het huis van de Dündars doorzoekt, waar zijn echtgenote Dilek nog verblijft. Ze zijn op zoek naar haar man en naar bewijzen voor zijn betrokkenheid bij terroristische organisaties.

‘Die gaan ze niet vinden, ik heb niks te verbergen,’ zegt Dündar als het me ten slotte gelukt is hem nogmaals, dit keer telefonisch, te bereiken op zijn Europese onderduikadres. ‘Alles wat ik doe en schrijf, ligt open en bloot op mijn kantoor of thuis. Alles wat ik doe, is transparant.’

Can Dündar blijkt onveranderd vastbesloten na de inval bij zijn krant Cumhuriyet, dat de oplage de dag na de inval zag verdubbelen. ‘De arrestatie van mijn collega’s is een aanval op de persvrijheid en de democratie. Maar de regering kan onmogelijk alle journalisten in de gevangenis gooien, het zal ze nooit lukken om ons monddood te maken. Ze kunnen onze kantoren sluiten, maar dan gaan we online verder. En als ze die weg blokkeren, dan schrijven we ons verhaal op de muren.’