Leuk nieuws: in onze najaarsvangst zitten verrassend veel Nederlandse titels die je nekharen overeind zetten. Vijf sterren-schrijver Boris O. Dittrich bewijst in Het laatste woord dat niemand in het niets kan verdwijnen – er is altijd een (akelige) verklaring. Gouden Strop-winnaar Gauke Andriesse schildert in Dodelijke gelijkenis het Baltimore van de jaren zestig, waar een hobby-lobotomist huishoudt, en Thomas Olde Heuvelt waagt zich in November aan een moderne benadering van het faustiaanse pact. Sinds zijn internationale bestseller HEX is Olde Heuvelt een grote naam in de wereld van het spannende boek, en toch is hij nog nooit door ons aan de tand gevoeld. Tot nu dan – klik hier voor het interview. Veel leesplezier!

boris o. dittrich, het laatste woord

Nederlands (2022), Ambo|Anthos, € 22,99

Zoals zoveel schrijvers vindt Boris Dittrich inspiratie voor zijn whodunits in zijn werkomgeving en zijn dagelijks leven. De beroepen die hij heeft (gehad) lenen zich daar bij uitstek voor. De meeste mensen kennen hem waarschijnlijk als ‘die man van D66’ – dat hij behalve politicus ook advocaat, rechter en medewerker van Human Rights Watch op zijn cv heeft staan, is minder bekend. Als men weet dat Dittrich voor Human Rights Watch de hele wereld over reist en dat hij bij voorkeur in het vliegtuig schrijft, is het eigenlijk een wonder dat hij niet nog veel meer boeken heeft geschreven. En dat we vijf jaar hebben moeten wachten op zijn vijfde detective.

Het laatste woord begint in het jaar 2000 en het huwelijk van politieman Feenstra staat op springen. Zelf heeft hij dat overigens amper in de gaten, maar echtgenote Netty Geel, uit wiens perspectief de eerste helft van het boek wordt verteld, laat er geen twijfel over bestaan: ze heeft het helemaal gehad met dat huwelijk. Ondanks het feit dat ze samen een zoontje van bijna vier hebben, besluit Netty ervandoor te gaan. Voorlopig zonder oogappel Leon, eerst moet ze haar nieuwe huis op orde krijgen. Ze laat een uitvoerige afscheidsbrief achter, waarin ze alles uitlegt. Alleen… daarna lijkt ze wel in rook opgelost. Na een week doet haar man aangifte van vermissing.

Aardig is verder de beschrijving van Amsterdam in coronatijd – we zijn alweer bijna vergeten hoe paradijselijk de stad was zonder constante toeristenstroom.

Een jonge Maya Oliphant, Dittrichs geliefde speurder, wordt op de zaak gezet. Hoewel zij het gevoel heeft dat de verlaten echtgenoot meer weet, is daarvoor geen enkele concrete aanwijzing te vinden. Noodgedwongen sluit zij de zaak.

We springen naar het jaar 2020. Zoontje Leon is inmiddels volwassen en een zeer succesvol singer-songwriter. Zijn leven heeft altijd in het teken van zijn verdwenen moeder gestaan, desondanks is hij redelijk gelukkig geworden. Met zijn vriend woont hij in het voormalige ouderlijk huis. Zijn vader heeft de politie verlaten en werkt in Berlijn. En dan komt Leon door een akelig toeval achter de vreselijke waarheid. De politie wordt ingeschakeld, Maya Oliphant pakt de zaak weer op. Dit keer is er geen enkele twijfel over de dader, die prompt wordt gearresteerd. Het enige onbevredigende aan de zaak is dat de dader niet bekent en zich blijft beroepen op zijn zwijgrecht.

Dittrich beweegt zich op het hybride vlak tussen roman en detective. Hij beschrijft zijn personages, die vaak homo of lesbisch zijn, zonder dat daarop expliciet de nadruk wordt gelegd, zo levendig en minutieus dat de (eventuele) misdaad bijna bijzaak lijkt. En hoewel de doorgewinterde thrillerlezer ruim voor het einde wel doorheeft hoe de vork in de steel zit, weet de schrijver je toch gespannen te laten doorlezen om te achterhalen hoe het nu precies zit. Aardig is verder de beschrijving van Amsterdam in coronatijd – we zijn alweer bijna vergeten hoe paradijselijk de stad was zonder constante toeristenstroom. En natuurlijk speelt corona een rol bij de ontknoping. Zo is deze thriller, die voor de verandering nu eens met recht ‘literair’ mag heten, ook een buitengewoon aardig tijdsmonument geworden.

Barbara van IJzeren

d&t-brief

Wil je het hele jaar door op de hoogte blijven van alle ins & outs van het spannende boek? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse Detective & Thrillerbrief.

camilla grebe, iedereen liegt

Zweeds (Alla ljuger, 2021), Cargo, € 22,99

Maria Foukara is dolgelukkig met haar samengestelde gezin, maar in een thriller kan dat natuurlijk nooit lang duren. En inderdaad, al na twee pagina’s verdwijnt haar stiefdochter Yasmin spoorloos. Ze is ’s nachts voor het laatst gezien bij een steile, hoge klif waar ook haar laarzen zijn aangetroffen. In de ene zit een afscheidsbrief. ‘Sorry,’ staat erin, ‘ik kan niet meer, ik hou van jullie. Y.’ Maria herkent onmiddellijk haar ronde, licht achteroverhellende handschrift. Voor de politieagenten Gunnar en Ann-Britt lijkt dit een routineklus, werk, business as usual. Ze hebben er meteen hun vrijetijdskleding bij aangetrokken: beiden dragen een comfortabele, gebreide wintertrui.

Aan de keukentafel mag Maria vertellen waar haar temperamentvolle echtgenoot Samir de avond ervoor uithing. Ann-Britt vraagt het haar op een verraderlijk milde toon. Maria antwoordt dat hij de hele avond bij haar zoon Vincent was, een jongen met het syndroom van Down. En voor we het als lezers goed en wel in de gaten hebben, is Samir al opgepakt. Zijn vingerafdrukken staan per slot van rekening op Yasmins laarzen, aldus de Zweedse speurders. Ze gaan uit van een eerwraakmoord, want Yasmin zoende immers met blonde Zweedse buurjongens. Aan vooroordelen geen gebrek in dit boek, Camilla Grebe vlecht dat thema overal steeds vaardig doorheen.

Bij gebrek aan bewijs komt Samir, die oorspronkelijk uit Marokko komt en in Frankrijk al zijn eerste vrouw en een dochter verloor bij een auto-ongeluk, weer vrij. Maria’s leven is dan al volledig verpulverd. Samir wordt pardoes in het bos vermoord en Vincent praat van de weeromstuit niet meer. Het familieleven is, kortom, niet meer hetzelfde. Daarna lezen we steeds vanuit een ander personage wat er volgens hem of haar is gebeurd tijdens die ijskoude decembernacht.

Het aardige van al die perspectiefwisselingen is dat de personages heel anders over elkaar denken dan wij dachten. Zo leek Maria een meelevende, vriendelijke vrouw, maar puber Yasmin vertelt dat ze haar etensresten niet mocht weggooien van haar gruwelijke stiefmoeder, maar op de composthoop moest gooien. Volgens haar is Vincent ‘de enige die in dit achterlijke gezin normaal is’. En politieman Gunnar blijkt er – inmiddels zijn we dan twee decennia verder in de tijd – een frivoler leven op na te houden dan de rest. Hij heeft tal van minnaressen. Net als hij er met eentje in bed ligt, stapt haar moeder ook nietsvermoedend het huis binnen. Dat levert typisch Zweeds vuurwerk op: ‘Wat doe jíj hier in vredesnaam?’

Gunnar moet er vervolgens als de wiedeweerga vandoor (dat komt goed uit), want er is daarnet bij de klif een opgerold tapijt met twintig jaar oude lichaamsresten uit zee opgevist – wat ons nou niet heel geloofwaardig lijkt. Maar verder heeft Grebe een intrigerende geschiedenis geschreven. De geleidelijkheid waarmee ze de losse draden aan het einde bij elkaar laat komen, maakte ons soms wat ongeduldig, maar de ontknoping komt juist daardoor des te harder en adembenemender binnen.

Anne Versloot

Gauke Andriesse, Dodelijke gelijkenis

Nederlands (2022), Volt, €22,99

Policiers van vaderlandse en Belgische schrijvers kunnen negen van de tien keer niet eens in de schaduw staan van de boeken van Engelse en Amerikaanse auteurs. Peter James, M.J. Arlidge en natuurlijk de onbetwiste nummer één, Michael Connelly, hebben met respectievelijk Roy Grace, Helen Grace en Harry Bosch onvergetelijke goede speurders geschapen.

Niet alleen raken deze speurders keer op keer verzeild in moordzaken die zelfs de geoefende lezer verbijsterd achterlaten. Daarenboven zijn Roy, Helen en Harry ijzersterke karakters wier soms onnavolgbare gedrag en denkwijze deze politieromans op een nóg hoger niveau tillen. Het doet ons een onuitsprekelijk genoegen om te kunnen constateren dat de Nederlandse Gauke Andriesse met rechercheur moordzaken Leo Boorman zich bij de eerdergenoemde elite voegt.

Boorman, net als zijn collega’s een einzelgänger, werkt bij het korps van het Amerikaanse Baltimore. Het is 1964, Kennedy is net vermoord, de Koude Oorlog vergt zijn tol, racisme tiert welig, de sfeer is om te snijden in het land. In de plaatselijke psychiatrische inrichting Maryland Asylum for the Insane wordt een zwaar mishandelde arts aangetroffen. Hij heeft een lobotomie ondergaan, waarbij boven de oogbol een pen in de hersenen wordt geslagen. Dat was een tijdlang een veel gebruikte methode om bijvoorbeeld schizofrenie te genezen. Zijn eigen specialisatie, die hem nu bijna het leven heeft gekost.

Het open einde is de opmaat naar de volgende delen van de aankondigde trilogie.

Kort daarna komen een verpleegster en een oud-verpleger van het gesticht om het leven na eenzelfde behandeling die zij op de patiënten loslieten. Als ook nog een rechter koud wordt gemaakt, en een priester daarbij een vreemde rol lijkt te spelen, breekt de hel op het politiebureau los. Want hier gaat het om notabelen, om de kerk, om politiek, om instituties die het voor het zeggen hebben in de grootste stad van de staat Maryland.

Dat de eigengereide Boorman in aanvaring komt met zijn leidinggevende, zien we van grote afstand aankomen. En dat de politieman van de zaak wordt afgehaald en toch onverstoorbaar doorgaat met zijn onderzoek naar onder meer ‘Gods afgezant’ en diens bemoeienis met een meisjesschool, is eveneens in de lijn der verwachtingen. Zo gaat het met goede dienders als Bosch. Ze geven niet op, waar anderen kiezen voor de gemakkelijkste weg.

Boorman wordt geschorst, moet penning en wapen inleveren. En nog gooit hij het bijltje er niet bij neer. De beerputten met pedofilie en seksueel misbruik gaan wijd open.

Het prachtig beschreven open einde is de opmaat naar de volgende delen van de aankondigde trilogie. Waarin we hopelijk ook Eelin Nurmi en John B. Harding III tegenkomen. De eerste is Boormans vriendin, een alcoholiste. De tweede een rechercheur die in een rolstoel is beland na een fatale schietpartij. Zij geven, geheel op hun eigen manier, Dodelijke gelijkenis dat beetje extra dat we kennen van en waarderen bij Connelly.

Een laatste compliment: de sfeer. Andriesse is uitzonderlijk goed in de beschrijving van de tijdgeest, van de hippies die fel tegen de oorlog in Vietnam zijn en wat dan weer de ongecontroleerde woede opwekt van veteranen als Boorman.

Arno Ruitenbeek

gillian mcallister, verkeerde plaats, verkeerde moment

Engels (Wrong Place, Wrong Time, 2022), Cargo, €22,99

Er zijn twee scenario’s die ouders het meest vrezen. Eén: je kind gaat dood, en twee: je kind doodt iemand anders. Het tweede overkomt Jen, in de nacht dat de wintertijd ingaat en haar zeventienjarige zoon een onbekende man neersteekt op de stoep voor hun huis. De jongen wordt opgepakt, de toekomst wordt bleek en Jen valt met moeite in slaap. De volgende ochtend ontwaakt ze niet op de ochtend van de volgende dag, maar… op de ochtend van de dag daarvoor. Na de daaropvolgende nacht is het weer raak: als Jen wakker wordt is het gisteren, in plaats van morgen. Ze is teruggeslingerd in de tijd en krijgt al slingerend de kans haar zoon te behoeden voor de moord.

Alle fictie over tijdreizen vereist een (plaatselijke) verdoving van kritische vermogens. De eerste in het Nederlands verschenen thriller van de Engelse bestsellerauteur Gillian McAllister is daar geen uitzondering op. Makkelijk maakt ze het de lezer wel: ze doet geen poging het tijdreizen met halfbakken wetenschap te verklaren, en vestigt zo minimale aandacht op de zin en onzin ervan. Ook brandt ze haar vingers niet aan het vaste setje problemen en paradoxen. Elke tegenstrijdigheid die een wijziging in het verleden veroorzaakt kan pas later kenbaar worden, en dat later blijft lang uit beeld – vijfennegentig procent van het boek gaat Jen de andere kant op.

De omgedraaide tijd is een leuke vondst, maar niet zonder nadelen. Voor de spanning is het zelfs funest. Zolang de toekomst onzichtbaar is, zijn de gevolgen van een gebeurtenis dat ook. Dit ontneemt het heden de tanden. Zonder een morgen staat er vandaag niet veel op het spel.

Wat overblijft is iets intiems, een tweede beschouwing van een bekend verleden, het inzicht dat ogenschijnlijk irrelevante details een heel verhaal vertellen. Het boek roept dan ook een typische sensatie op: het ogenblik dat nieuwe informatie een herinnering in een ander daglicht zet. Dat je denkt: ah, daarom gedroeg ze zich zo. Of: dát bedoelde hij dus. Voor een moeder die de teruggetrokkenheid van haar zoon aan pubergrillen wijdde, en nu begrijpt dat hij een moord gaat plegen, is dat de opmaat naar iets heel donkers. Te meer ze geen idee heeft waar ze het zoeken moet. Weken, maanden, jaren: Jen moet ver in het verleden reizen om tot de wortel van het geweld te komen.

In tegenstelling tot de abnormale plot is de setting heel herkenbaar. Een woonhuis net buiten de stad, een gezin van drie, de besognes van een werkweek: de lezer krijgt al snel het idee dat hem of haar hetzelfde kan overkomen. Alledaagse momentjes zijn dan ook belangrijk voor McAllister. Ze neemt veel tijd voor de humor in huis, voor de sleur, voor de chemie tussen Jen en haar man. Iets te veel, af en toe. Dan gaat er zo veel aandacht naar het gras dat de adder onder het gras verwaarloosd wordt.

Meer nog dan een tijdreisthriller is Verkeerde plaats, verkeerde moment een domestic noir, een doorzonthriller op z’n Engels. Daar wordt dit populaire subgenre ook wel de mommy-thriller genoemd, en die benaming zit dit boek als gegoten. Jen verzet bergen om haar zoon te redden en het enige waarmee ze de omdraaiing van de tijd kan verklaren is de kracht van haar gefrustreerde moederliefde. Ze lijkt zich er niet eens over te verbazen.

Samuel Peperkamp

thomas olde heuvelt, november

Nederlands (2022), Boekerij, € 22,99

‘Ik wil niet weer in lockdown,’ zegt de vijftienjarige Kaila tegen haar vader. De maand die het Braziliaans-Amerikaanse gezin Lewis da Silva elk jaar in relatieve afzondering doorbrengt, heeft alleen betrekking op een kleine gemeenschap die één straat bewoont in Lock Haven, Washington State. Geleidelijk ontdekt de lezer, samen met Kaila en haar jongere broertje, wat daar de grimmige achtergrond van is. De uitzonderlijk perfecte levens van de Bird Streetbewoners zijn het resultaat van een faustiaans pact waar in november de prijs voor wordt betaald. ‘Elf maanden geluk, vier weken duisternis. Geaccepteerd, gecompartimenteerd in een gouden stilzwijgen.’ Olde Heuvelt overtreft zichzelf met dit eigentijdse, aangrijpende en superspannende horrorverhaal.

Lees ookBestsellerauteur Thomas Olde Heuvelt: ‘Hoever zijn we bereid te gaan voor ons eigen geluk?’4 december 2022

Vloog hij qua horror nog wat uit de bocht in Echo (2019), over de grootse liefde tussen een geobsedeerde bergbeklimmer en zijn partner, in November is het onderwereldse navolgbaar als exponent van de menselijke geest. Zo komen de gruweltaferelen die zich voordoen aan de tienjarige Django voort uit zijn kennis over de Jodenvervolging, en over het ontbindingsproces van dode dieren, wat een kind allemaal maar moet verwerken. En de Donkerder Dagen in november zorgen er ook voor dat al het zwart dat de Bird Streetbewoners doorgaans binnenhouden, vervaarlijk naar buiten komt. Bijzonder elegant is de perspectiefwisseling tussen de vier gezinsleden, allemaal intrigerende karakters met elk een eigen aandeel in de voortsnellende verwikkelingen die twee novembermaanden beslaan. Het centrale thema, hoever de hedendaagse mens gaat in het najagen en beschermen van zijn eigen luxebestaan, is voelbaar in elke porie van dit boek.

In November is het onderwereldse een exponent van de menselijke geest.

Nauwgezet beschrijft Olde Heuvelt de verdringingsmechanismes die elke welgestelde westerling in wezen nodig heeft om te vergeten hoe oneerlijk kapitalistische rijkdom over de wereld is verdeeld, en wat daaraan vooraf is gegaan. ‘Ze hebben het niet verwerkt, maar verkokerd,’ bedenkt vader Ralph over een gruweldaad die de Bird Street-volwassenen hebben moeten plegen. Prachtig woord: verkokerd. En het hele vuistdikke boek lang is het genieten van de soepele stijl die de schrijver bezigt. De sprankelende dialogen, het herkenbare gezinsgesteggel, het heerlijke sarcasme van de opstandige puberdochter. En het satanische genoegen waarmee griezelscènes zijn uitgewerkt, met gebruik van klassieke elementen die toch een originele, geestige draai krijgen. Als Django zijn sinistere fantasievriendje, een rottende haas die hij ooit in de bossen achter zijn huis heeft opgegraven, naar diens geslacht vraagt, antwoordt het ondode wezen: ‘Ik ben een hen. Veel hazen zijn non-binair, daar wordt ons zelden naar gevraagd.’

Indrukwekkend is hoe via de menselijke offers die de Bird Street-bewoners moeten brengen het euthanasievraagstuk op scherp wordt gezet. Enerzijds is het boek een pleidooi voor het wettelijk toestaan van hulp bij zelfdoding. Maar de uitwerking van de vrijheid die de Amerikaanse personages hierbij nemen, leidt tot een verschrikkelijke uitwas hiervan. Zonder dat het oordeel hierover expliciet is, en puur door de verleiding van lees- en griezelplezier, raakt dit aan de morele grondslag van de lezer.

Marijn van der Jagt

Arnaldur Indriðason, Vallende stenen

IJslands (Þagnarmúr, 2020), Volt, 22,99

Dit jaar is het een kwart eeuw geleden dat de IJslandse journalist Arnaldur Indriðason zijn eerste politieroman publiceerde. Sindsdien komt hij vrijwel ieder jaar met een nieuw boek, is zijn werk in veertig talen vertaald, in miljoenen exemplaren verkocht, diverse malen bekroond en ook verfilmd. En terecht. Want hoewel er in IJsland zelden moorden plaatsvinden, heeft deze auteur er inmiddels een indrukwekkende reeks gewelddadige sterfgevallen gesitueerd. Zoals dat bij Scandi noir hoort, gaat het onderzoek ernaar altijd gepaard met de soms zijdelingse en vaker thematische behandeling van maatschappelijke kwesties.

Daarmee is Indriðasons roem nog niet verklaard. Ook niet door zijn altijd toch weer verrassende verhaalopzet, de manier waarop hij onopvallend IJslandse historische gegevens en natuurlijke schoonheid meeneemt, of de merkwaardige sfeer in zijn verhalen, die zich het best laat beschrijven met het cliché ‘beklemmend’. De grootste kwaliteit ligt namelijk in zijn hoofdpersonen. Zoals de ondoorgrondelijke, stugge en vooral onvergetelijke Erlendur Sveinsson, die de vaste speurder is in een serie van inmiddels veertien boeken.

Zoals dat vaker gebeurt bij veel publicerende auteurs, begon Indriðason een jaar of tien geleden met een tweede reeks, ditmaal met Flóvent en Thorson als protagonisten. Maar hij is nu eenmaal het sterkst met personages die eenzaten zijn, getroebleerde lieden die de spoken in hun hoofd verjagen met verbeten speurwerk. Dus werd vervolgens Konrád, een pensionado die aanvankelijk slechts figureerde naast het duo Flóvent en Thorson, de hoofdpersoon van weer een nieuwe reeks.

Vallende stenen is het vierde deel van de Konrád-serie. Nog altijd kan de bejaarde inspecteur niet genieten van zijn pensioen, want ineens wordt een letterlijke cold case akelig actueel, na de vondst van een tientallen jaren oud lijk in de muur van een spookachtige kelder. En alsof hij het noodlot wil tarten, buigt hij zich bij wijze van bizarre vrijetijdsbesteding ook nog over de nooit opgeloste moord op zijn eigen vader, die is neergestoken bij een slachterij. Ook al omdat Konrád zichzelf daarmee ongemakkelijke vragen moet stellen, komt de hele materie verontrustend dichtbij. Alles heeft met alles te maken en het verleden laat zijn geheimen slechts los als daar grote complicaties op het persoonlijke vlak aan verbonden zijn.

De manier waarop Indriðason de arme Konrád van de ene openbaring naar de volgende diepsnijdende ontdekking jaagt, toont zijn meesterhand. Voor zijn vaste lezers is het licht irritant dat de auteur eventuele nieuwe lezers niets van het verleden van de gepensioneerde speurder wil onthouden en het daarom nodig vindt om nogal wat dingen opnieuw te vertellen die ook al in de eerdere Konrád-delen te vinden zijn. Dat is dan ook het enige minpunt van deze voortreffelijke crimi.

Ed van Eeden