‘Er zit betonrot in het vestigingsklimaat.’ Het zijn alarmerende woorden waarmee ondernemersvoorzitter Ingrid Thijssen sinds een jaar de stand van ondernemend Nederland omschrijft. En niet zonder succes: de Tweede Kamer debatteert inmiddels over het Nederlandse ‘verdienvermogen’, vaak in één adem genoemd met het vestigingsklimaat. En een beetje dreiging van chipfabrikant ASML bleek voldoende om miljarden los te weken voor de regio Eindhoven.

Handig genoeg wordt nooit gedefinieerd wat het verdienvermogen precies ís. Dat is een effectieve tactiek: zoek naar beelden die als een ploeg het politieke landschap bewerken, zodat je elke concrete wens daarna tussen de voren kunt zaaien. Van lagere winstbelasting tot fossiele subsidies: het verdienvermogen is vervolgens alles wat jij belangrijk vindt.

Maar wat zien we wanneer we de feiten wél bekijken? Het lijkt toch alleszins redelijk om ‘verdienvermogen’ te definiëren als: de mate waarin bedrijven geld kunnen verdienen. Dan vallen de laatste jaren zeker op, maar niet op de manier die Thijssen veronderstelt. In slechts drie jaar zagen grote Nederlandse ondernemingen, volgens voorlopige cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, een ongekende winststijging van zo’n 60 procent. De winstuitkering aan aandeelhouders verdubbelde (!) zelfs. De loonkosten hobbelen er als Klein Duimpje achteraan.

Resultaten 320 ondernemingen in 2019-2022.
Resultaten 320 ondernemingen in 2019-2022.

Een tijdelijk fenomeen? Uit nieuw onderzoek van FNV-econoom Tijmen de Vos blijkt dat de zeventig beursgenoteerde bedrijven in die groep grote ondernemingen daar tussen 2022 en 2023 nog een keer 10 procent winststijging bovenop deden.

De onvermijdelijke conclusie: dít verdienvermogen is historisch groot.

Is er dan geen reden tot zorg? Natuurlijk wel. Het overvolle stroomnet, bijvoorbeeld, waardoor ongecontroleerde black-outs dreigen. De almaar dalende drinkwatervoorraad. En de haperende bouwvergunningen wegens niet-opgeloste stikstofproblemen.

Stroom, water en ruimte – we kunnen slecht zonder. Alleen: dat geldt net zo goed voor burgers als voor bedrijven. Het zijn simpelweg de basisvoorzieningen van een moderne samenleving. Dat we die verwaarlozen, valt niet los te zien van een decennialange roep om lagere belastingen, lagere overheidsuitgaven en minder regels, in het belang van – jawel – het verdienvermogen.

Iets meer publiek vermogen zou dus geen kwaad kunnen. Als het bedrijfsleven daaraan zijn steentje moet bijdragen, is dat geen probleem. Er is de laatste jaren uitzonderlijk goed verdiend.

Hendrik Noten is bestuurskundige en onderzoeker bij FNV. Hij schrijft zijn columns op persoonlijke titel.